29 628 Politie

Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2013

Naar aanleiding van een artikel in de Telegraaf van 11 februari 2013 getiteld »Nog steeds veel «snoepreisjes» politietop» heeft uw Kamer mij verzocht per brief informatie te verschaffen aangaande de reisdeclaraties van de korpsleiding in de betreffende periode (2010–2012).

In december 2012 heeft de Telegraaf alle 25 politieregio’s en het KLPD verzocht informatie te verschaffen over alle dienst- en studiereizen (bestemming en kosten) van de korpsleidingen in de periode 2010–2012. Aanleiding was een artikel in de Telegraaf (28 november 2012) over een studiereis naar Marokko van 11 assistent-teamchefs uit de regio IJsselland.

Het korps Nationale Politie heeft de Telegraaf een overzicht doen toekomen van alle studie- en dienstreizen in de jaren 2010, 2011 en 2012 van de korpsleidingen van de 25 politieregio’s en het KLPD. Per korpsleiding gaat dit om gemiddeld vier personen. Alle dienstreizen zijn ondernomen met instemming van het destijds geldende bevoegd gezag, de korpsbeheerders.

De politietop van de 26 korpsleidingen (ongeveer 100 personen in totaal) heeft in een periode van drie jaar in totaal 152 dienstreizen gemaakt. De totale kosten van de door de regiokorpsen en het KLPD opgegeven dienst- en studiereizen in de jaren 2010–2012 bedragen in totaal ongeveer € 220.000.

De meeste reizen zijn gemaakt naar de buurlanden (België, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) en landen waarmee Nederland een relatief intensieve criminaliteitsrelatie heeft (o.a. Turkije, Marokko, Polen, Bulgarije en Roemenië). Een derde groep betreft landen waar de Nederlandse politie een intensieve operationele relatie mee heeft en veel kennis en expertise mee uitwisselt (bijvoorbeeld de Verenigde Staten). Tevens is een aantal reizen ondernomen naar Curaçao, Sint-Maarten en de BES-eilanden: enerzijds in het kader van het Recherche Samenwerkingsteam Nederland, Nederlandse Antillen en Aruba (RST), anderzijds in het kader van het traject Kwaliteitsverbetering Politiekorpsen Nederlandse Antillen. De meeste reizen zijn gemaakt door de korpsleiding van het KLPD en van de korpsen Amsterdam-Amstelland en Rotterdam Rijnmond. De sterke internationale criminaliteitsrelatie die genoemde voormalige regionale korpsen kennen, verklaart mijns inziens deze reisbewegingen afdoende.

Het KLPD was vanuit de overkoepelende politiefuncties zoals de landelijke recherche en specialistische politiediensten vanzelfsprekend zeer actief in de internationale samenwerking.

Naar aanleiding van een WOB-verzoek van het Algemeen Dagblad in 2009 is inzage gegeven in het reisgedrag van de politietop in de periode 2008–2009. Deze inventarisatie was mede aanleiding voor het opstellen van een gedragscode voor buitenlandse dienstreizen voor de politie.

Met de invoering van de Nationale Politie per 1-1-2013 is het arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop van kracht geworden, waar genoemde gedragscode voor buitenlandse dienstreizen onderdeel van uitmaakt. Het vertrekpunt van deze gedragscode is dat buitenlandse dienstreizen die door de politie worden ondernomen altijd nuttig en noodzakelijk dienen te zijn. Nut en noodzaak wordt getoetst door het bevoegd gezag, zijnde de nationaal korpschef, die toestemming verleent voor het ondernemen van een buitenlandse dienstreis. Met deze gedragscode verwacht ik te voorkomen dat nut en noodzaak van reizen ondernomen door de Nationale Politie in de toekomst nog in twijfel getrokken kunnen worden.

Ik constateer dat het aantal reizen in de periode 2010–2012 wat betreft zowel frequentie als kosten gemiddeld op jaarbasis is gehalveerd ten opzichte van de periode 2008–2009.

Zoals bij de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen II 2012/2013, nr. 1074) heb ik mij inderdaad afgevraagd of sommige van deze reizen nodig zijn. De reizen die niet volgens de gedragscode zijn gemaakt moeten absoluut tot het verleden behoren en kunnen met de huidige regels en daaraan gerelateerde afspraken niet meer plaatsvinden. De Korpsleiding zal toezien op de naleving van de door mij gestelde kaders door alle reizen van de top 61 vooraf te beoordelen. Ditzelfde geldt voor alle reizen van niet-operationele aard die door medewerkers van het korps worden voorgesteld. Buitenlandse dienstreizen die worden gemaakt door leden van de top 61 worden vooraf gemeld aan mijn ministerie.

Ik ben overigens met de korpschef Nationale Politie van mening dat het werk van de politie onmiskenbaar een internationale component heeft, zoals in grensoverschrijdende opsporingszaken en het bestrijden van internationale criminaliteitsfenomenen. Dit vraagt om het opbouwen en onderhouden van internationale relaties. Ook is het van belang voor een politiekorps om – zo gericht en doelmatig mogelijk – te leren van de successen en ervaringen van andere korpsen in de wereld.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven