Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2012
Op 9 december 2011 stelden de leden Kuiken en Marcouch (beiden PvdA) en Kooiman (SP)
mij schriftelijke vragen over vermeende de wantoestanden bij het Landelijk Expertise
Centrum Diversiteit van de politie (LECD), onder Aanhangsel Handelingen II 2011/12,
nrs. 992 en 1222. In de beantwoording van deze vragen heb ik u toegezegd om u te informeren over de
resultaten van het onderzoek dat de Raad van Toezicht en het College van Bestuur van
de Politieacademie zou laten uitvoeren. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Het rapport van de heer Marijnen treft u als bijlage bij deze brief aan.1
De algemene conclusie van de heer Marijnen is dat het College van Bestuur van de Politieacademie
door zijn aanpak de «veenbrand» onder het personeel dat destijds in dienst was van
het LECD langer heeft laten duren dan nodig was. Uit een tevredenheidsonderzoek onder
de huidige medewerkers, dat in opdracht van de heer Marijnen is uitgevoerd onder het
zittende personeel, blijkt dat de tevredenheid hoger is dan gemiddeld bij de Politieacademie.
De aanstelling van een nieuwe manager onder de directeur eind 2011 heeft hieraan bijgedragen.
Desondanks blijft de situatie bij het LECD volgens de onderzoeker, in de huidige setting
kwetsbaar vanwege de hybride aansturing. Het LECD is beheersmatig onderdeel van de
Politieacademie en wordt inhoudelijk aangestuurd door de portefeuillehouder diversiteit
van de Raad van Korpschefs.
De heer Marijnen doet op basis van zijn conclusies twee aanbevelingen.
Ten eerste zou het College van Bestuur van de Politieacademie voortdurend aandacht
moeten blijven besteden aan de werksfeer binnen het LECD.
Ten tweede zou de kwetsbaarheid van de setting van het LECD voor de medewerkers verminderd
moeten worden, door de hybride aansturing van het LECD op te heffen en diversiteit
als onderwerp van uitvoering en ondersteuning van beleid versneld onder te brengen
bij de HRM-afdeling van de nationale politie.
Beleidsreactie
Ik onderschrijf de conclusies van het onderzoek van de heer Marijnen. Het is achteraf
bezien te betreuren, dat de arbeidsonrust onder het toenmalige personeel niet sneller
is aangepakt. Tegelijkertijd is het goed om vast te stellen dat de huidige werktevredenheid
bij het LECD goed is.
Ik ga ervan uit dat de leiding van de Politieacademie op de juiste wijze invulling
zal geven aan de aanbeveling om blijvend aandacht te houden voor de werksfeer bij
het LECD. Ik zal dar vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de academie op toezien.
De heer Marijnen doet daarnaast de aanbeveling om de hybride aansturing van het LECD
te beëindigen en diversiteit als onderwerp van uitvoering en ondersteuning van beleid
versneld onder te brengen bij de HRM-afdeling van de nationale politie. Deze aanbeveling
past bij mijn visie, dat diversiteit een belangrijk businessissue voor de politie
is, dat moet worden opgenomen in het reguliere HRM-beleid. Hierbij teken ik overigens
aan, dat het LECD ook taken uitvoert die niet direct tot het HRM-domein te rekenen
zijn. Ik zal aan de kwartiermaker verzoeken om de herpositionering van het LECD en
zijn taken in het inrichtingsplan voor de nationale politie mee te nemen.
Ik vertrouw erop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten