29 628
Politie

nr. 197
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2010

Hierbij doe ik u de kabinetsreactie toekomen op het COT-rapport naar aanleiding van de rellen bij Hoek van Holland. In de reactie zijn de resultaten uit het debat van de gemeenteraad van 17 december 2009 en de verbetervoorstellen van de gemeente1 respectievelijk de korpsbeheerder van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond2 betrokken. Twee brieven hierover, alsmede het onderzoeksrapport van het COT van 9 december 2009, bied ik u hierbij aan3.

Leeswijzer

In deze reactie ga ik in op: (1) de hoofdconclusies uit het COT-rapport, (2) de gedetailleerde conclusies en aanbevelingen, (3) het raadsdebat in Rotterdam van 17 december 2009 c.q. de bestuurlijke en operationele verbeterpunten in Rotterdam(Rijnmond), (4) leerpunten en (5) enkele relevante landelijke initiatieven.

1. De hoofdconclusies uit het COT-rapport

Het COT heeft in zijn rapport vijf hoofdconclusies getrokken (pag. 106). Allereerst wordt geconcludeerd dat sprake was van ongekend hevig en intens geweld door ordeverstoorders die de politie belaagden. De tweede hoofdconclusie van het COT is dat de betrokken politiemensen zich door het extreme geweld in een levensbedreigende situatie hebben gevoeld. De politie heeft ter plekke geïmproviseerd in een uitzonderlijk gewelddadige situatie, zonder commandovoering en andere vormen van ondersteuning. De derde hoofdconclusie van het COT was dat in de gehele voorbereiding van het evenement Veronica Sunset Grooves sprake was van onvoldoende scherpte en alertheid bij alle betrokken organisaties en diensten. Het COT stelde vast dat er sprake was van ongecoördineerde vergunningverlening, routinematige voorbereiding, onvoldoende risico-inschatting, onvoldoende recht doen aan dreigingsinformatie, onduidelijke commandostructuur, verwarrende briefing, ontoereikende reactie op incidenten en ontwikkelingen tijdens het evenement en van het te laat inlichten van burgemeester/korpschef en hoofdofficier van justitie. Volgens het COT had verder – zo luidt de vierde hoofdconclusie - de dreigingsinformatie bij de politie aanleiding moeten zijn tot heroverweging over het al dan niet laten doorgaan van het feest en in ieder geval tot het treffen van aanvullende maatregelen (inzet ME, opschaling commandostructuur). Het COT meent dat dit ten onrechte niet is gebeurd. Er waren van tevoren signalen dat het mis zou kunnen gaan. De vijfde en laatste hoofdconclusie in het rapport luidt dat de burgemeester en de hoofdofficier van justitie ten onrechte niet waren ingelicht over de voorbereidingen van het evenement, de dreigingsinformatie en de gebeurtenissen tijdens het evenement. Zij waren te laat geïnformeerd over de ongeregeldheden. De korpsleiding had onvoldoende zicht op voorbereidingen van het evenement en is ten onrechte niet geïnformeerd over de dreigingsinformatie en de gebeurtenissen. Korpsleiding, burgemeester en hoofdofficier van justitie hadden, aldus het COT, zeker moeten stellen dat het protocol over de informatievoorziening aan de driehoek werd nageleefd (zodat men tijdig en volledig zou worden geïnformeerd).

Reactie:

De twee hoofdconclusies over de (extreem gewelddadige) situatie ter plaatse deel ik. Zoals eenieder aan de hand van de camerabeelden van de gebeurtenissen op het strand in Hoek van Holland heeft kunnen zien, is sprake geweest van zeer ernstige ongeregeldheden waarbij groepen hooligans (in totaal circa honderd personen) zich massaal tegen de politie keerden en waarbij de politie uiteindelijk genoodzaakt was om gebruik te maken van het vuurwapen. Een dergelijke excessieve vorm van grootschalig ordeverstorend gedrag en geweldgebruik tegen de politie rondom een evenement heeft zich niet eerder voorgedaan. In een onderhoud dat de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een aantal direct betrokken politieambtenaren heeft gehad, hebben zij duidelijk gemaakt dat deze ervaringen voor hen persoonlijk zeer heftig zijn geweest. Het valt te betreuren dat een en ander gepaard is gegaan met een dodelijk slachtoffer en een aantal (zwaar) gewonden. De Rijksrecherche heeft vastgesteld dat onder de gegeven, uiterst moeilijke, omstandigheden hebben de dienstdoende politiefunctionarissen die ter plekke aanwezig waren, niet verwijtbaar gehandeld hebben.

De drie hoofdconclusies over de feitelijke gang van zaken vooraf, tijdens en na het evenement betreffen een lokale verantwoordelijkheid waarover ook in het raadsdebat in Rotterdam indringend is gesproken.

2. Gedetailleerde conclusies en aanbevelingen

In het rapport heeft het COT vervolgens een aantal gedetailleerde conclusies getrokken (pag. 107–118). Vervolgens doet het COT aanbevelingen (pag. 119–124) die betrekking hebben op: het evenementen- en vergunningenbeleid, de voorbereidingen op evenementen (zowel operationeel als bestuurlijk), de (operationele) organisatie, de informatievoorziening (in het bijzonder de aanscherping van protocollen), de uitvoeringsfase en de nafase.

Reactie:

De Rotterdamse driehoek heeft de conclusies en aanbevelingen integraal overgenomen. Ook de gemeenteraad van Rotterdam heeft zich achter de conclusies en aanbevelingen in het rapport geschaard. Hoewel het rapport betrekking heeft op een specifieke lokale situatie, geven de conclusies en aanbevelingen zeker aanleiding voor andere lokale veiligheidspartners om nog eens scherp te kijken naar de door het COT genoemde processen rond evenementen.

3. Raadsdebat Rotterdam op 17 december 2009 / bestuurlijke en operationele verbeterpunten in Rotterdam (Rijnmond)

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 17 december 2009 de zaak indringend besproken. De burgemeester heeft uitvoerig verantwoording afgelegd. In het debat gaf de burgemeester een schets van een aantal voorgenomen maatregelen inzake de politie en benadrukte hij dat de procedures binnen de politie «van hoog tot laag in de vezels zouden moeten zitten». De burgemeester erkende dat in de nacht van 22 op 23 augustus 2009 contact met de hoofdofficier van Justitie had moeten plaatsvinden om informatie te kunnen delen. Dat contact had ook kunnen leiden tot het bijeenroepen van de driehoek in die nacht, in plaats van in de vroege zondagochtend. Tevens werden verbeterpunten in de sfeer van de vergunningverlening geschetst.

Bestuurlijke verbeterpunten

Concreet gaf de burgemeester de volgende bestuurlijke verbeterpunten aan:

Tijdige vergunningverlening (daadwerkelijk zes weken van te voren)

Sancties bij niet naleving van de vergunningvoorschriften

Indeling van evenementen in verschillende risiconiveaus, namelijk laag (A), verhoogd (B) en hoog (C), gebaseerd op het soort activiteiten en locatie

Inzichtelijk maken van bezoekersaantal en hun «profiel»

• Een check naar de geschiktheid van evenementenlocaties voor evenementen (waarbij veiligheid een doorslaggevende factor is)

• Bespreking van alle B- en C-evenementen in de driehoeken het (districtelijk) Bestuurlijk Justitieel Overleg

• Bespreking in de driehoek van de grootschalige feesten met verhoogd risico in horeca-inrichtingen met een doorlopende exploitatievergunning

Directeur Veiligheid in volle omvang verantwoordelijk voor evenementen-vergunningenbeleid

Team Horeca en Evenementen van de Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting onder verantwoordelijkheid van de directeur Veiligheid plaatsen

Dienstenoverleggen onder voorzitterschap van de directie Veiligheid

Inmiddels heeft de gemeente ook een nieuw evenementenbeleid en evenementenvergunningenbeleid ingevoerd. De hoofdlijnen van dit nieuwe beleid zijn neergelegd in de brief van de burgemeester van 2 februari jl. Dit beleid is intussen met de gemeenteraad van Rotterdam besproken.

Kortheidshalve zij naar die brief verwezen.

Operationele verbeterpunten

Daarnaast zijn er binnen het politiekorps Rotterdam-Rijnmond maatregelen getroffen op organisatorisch en personeel gebied. Deze maatregelen zijn beschreven in een brief van de korpsbeheerder aan het regionale college d.d. 8 februari jl. De personele maatregelen op individueel niveau laat ik verder beschouwing. Ik beperk mij tot de overige maatregelen. Deze zijn, kort gezegd, de volgende:

• De oprichting van een Regionale Interventie Eenheid die quick response levert bij geplande en voorzienbare (grootschalige) regelingen en evenementen, direct optreedt bij onverwachte openbare ordeverstoringen en informatiegestuurde activiteiten verricht in de zogenaamde wijken «in onbalans» (wijken en buurten die kampen met grote maatschappelijke problemen zoals armoede, normvervaging, overlast en criminaliteit)

Aanscherping van het informatieproces via o.a. een nieuw verstrekkingenprotocol, een strak briefingsprotocol, periodieke rapportage aan het bevoegd gezag over geweld tegen de politie en verstrekte (RID-)informatie over openbare ordeaangelegenheden

• Vermindering van de evenementendruk aan de hand van een regionale evenementenkalender

• Toepassing van het risico-analysemodel ten behoeve van categorisering van evenementen

• Een aparte evenementencommissaris die op alle niveaus kan interveniëren en ongewenste routine voorkomt, en zorgt voor scherpte in de voorbereiding en uitvoering van evenementen

• De oprichting van een regionaal evenementenbureau binnen het korps

• Aandacht voor de bestuurlijke verantwoordelijkheid en bespreking van het operationeel plan in de driehoek en/of het Bestuurlijk Justitieel overleg en bespreking van B en C-evenementen

Capaciteitssturing waarmee op basis van de risicobepaling noodzakelijke politie-inzet wordt vastgesteld, waarbij ook toerusting en ervaring van de in te zetten politiemedewerkers wordt bekeken

Innovatie in technieken ten behoeve van de handhaving van de openbare orde

• Aandacht voor verbindingen met o.a. systematisch werken in gespreksgroepen, training ter verbetering van het gebruik e.d.

• Verwerking van de ervaringen met de grootschalige opvang en nazorg na de rellen in Hoek van Holland in een draaiboek

(op cultuurverandering gerichte) maatregelen die ertoe moeten leiden dat politiemensen ook bij grootschalige optredens of de voorbereiding daartoe de vrijheid en vrijmoedigheid voelen hun professionele zienswijze op het verloop van de operatie te geven, los van hiërarchie

Reactie:

Van de in Rotterdam(Rijnmond) in gang gezette bestuurlijke en operationele verbeterpunten naar aanleiding van het COT-rapport heb ik kennis genomen.

De gemeenteraad heeft de maatregelen besproken. Het regionale college heeft aan de maatregelen bij het korps zijn goedkeuring gehecht. De verantwoordelijkheid voor het optreden en de wijze waarop de aanbevelingen ter verbetering verder worden opgepakt en geïmplementeerd berust bij de burgemeester van Rotterdam c.q. de korpsbeheerder van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond.

4. Leerpunten

Het COT-onderzoek stelt een aantal belangrijke bestuurlijke en politiële (leer)punten aan de orde waarvan het goed is dat gemeenten en politiekorpsen daarmee in hun beleid en operationele aanpak rekening houden. Zowel de operationele als de bestuurlijke aspecten rondom evenementen dienen goed te worden geïnternaliseerd. Het COT-rapport is intussen door een aantal regiokorpsen aangegrepen om de eigen werkprocessen en operationele «alertheid» te controleren. Los daarvan zal vanuit BZK en Justitie het COT-rapport in de komende voortgangsgesprekken met de korpsen aan de orde worden gesteld zodat andere korpsen ook lering uit de gebeurtenissen in Hoek van Holland zullen kunnen trekken. Wat betreft de bestuurlijke kant zij opgemerkt dat het rapport bij gemeenten en VNG bekend is. Ik zal de VNG via het Strategisch Beraad Veiligheid met de VNG vragen om het rapport te bezien op generieke en specifieke leerpunten voor het bestuur. De aanbevelingen in het COT-rapport bieden daartoe een goed handvat.

5. Enkele relevante landelijke initiatieven

Naar aanleiding van deze (en eerdere) gebeurtenissen is dezerzijds – met de burgemeester van Rotterdam als mede-opdrachtgever – opdracht gegeven aan het COT, Bureau Beke en de Politieacademie om een verdiepend onderzoek in te stellen naar het fenomeen geweld en ernstige openbare ordeverstoringen die worden gepleegd door groepen bij evenementen en grootschalige gebeurtenissen. Thema’s binnen dit onderzoek zijn: kenmerken van het gedrag van geweldplegers en groepen, de rol van het middelengebruik, maatregelen en interventiestrategieën, risicomanagement en (bestaande) bestuurlijke bevoegdheden1. Daarnaast heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid in haar Werkplan 20102 aangekondigd samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoek te doen naar de kwaliteit van de vergunningverlening door gemeenten bij publieksevenementen3. Daarbij wordt ook onderzocht in welke mate gemeenten gebruik maken van integrale advisering door de hulpverleningsdiensten: politie, brandweer en Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR).

De bevindingen van de inspecties zal ik in 2010 aan de Tweede Kamer aanbieden.

Tot slot merk ik nog op dat inzake de gebeurtenissen in Hoek van Holland 55 verdachten zijn aangehouden. Een aantal verdachten is inmiddels veroordeeld en tegen een aantal verdachten loopt nog een strafrechtelijk onderzoek.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage bij kabinetsbrief inzake COT-rapport Hoek van Holland

Overzicht relevante landelijke initiatieven

1. Veilige publieke Taak

Een van de conclusies van het COT was dat sprake was van een ongekend hevig en intens geweld door ordeverstoorders die de politie belaagden.

Geweld tegen functionarissen met een publieke taak mag niet worden getolereerd.

De volgende zaken zijn in dit verband vermeldenswaard.

1. Conform de afspraken met onder meer de politiebonden ligt er nu één landelijke uitvoeringsregeling voor op basis van het protocol «geweld tegen politie» waarin het werkgeverschap voor alle politiekorpsen is geregeld. De regeling minimaliseert de ruimte van politiekorpsen om zaken op een andere wijze te regelen. Daarnaast zitten er in de regeling waarborgen voor de continuïteit van deze preventie en afhandeling van zaken van agressie en geweld. Onderdelen van deze regeling zijn de aanpak bij agressie en geweld, bijt- en prikincidenten en stelselmatige bedreiging. De landelijke aanpak kenmerkt zich daarnaast door de aandacht voor een gedegen registratie en een duidelijke leercyclus op basis van opgedane praktijkervaringen. Deze kunnen bijdragen tot verbeteringen in het politieoptreden en afhandeling van het geweld achteraf. De komende tijd zal dit in de korpsen verder vorm dienen te krijgen. Landelijk is tevens noodzakelijk om uit gehouden onderzoeken over agressie en geweld tegen de politie keuzen te maken voor verbeteringen in het opleidings- en trainingsprogramma.

2. Uit diverse onderzoeken1 in de afgelopen decennia is gebleken dat confrontaties met mensen die (overmatig) alcohol en/of drugs gebruiken extra gevaar opleveren voor politiemensen. Enerzijds komt dit door het ontremde, onberekenbare en onbetrouwbare gedrag van de gebruikers en anderzijds door het ontbreken van mogelijkheden c.q. prikkels om dit geweld te beheersbaar te krijgen en / of te de-escaleren. In 30 – 55 procent van de gevallen van agressie en geweld tegen politiemensen is hiervan sprake. Ook tijdens de strandrellen in Hoek van Holland was sprake van gebruik van alcohol en drugs. Enkele onderzoeken2 geven als aanbeveling om situaties waarin sprake is van evenementen met een groot aantal bezoekers en gebruik van alcohol en/of drugs meer voorspelbaar te maken door goede informatie vooraf en het hanteren van duidelijke procedures. Het fenomeenonderzoek dat momenteel door het COT in samenwerking met de Onderzoeksgroep Beke en de Politieacademie wordt verricht (zie punt 4) zal eveneens aandacht besteden aan de invloed van alcohol en drugs.

3. Eind 2008 lanceerde de Algemene Christelijke Politiebond een actieplan met tien punten die kunnen leiden c.q. bijdragen tot het voorkomen van agressie en geweld. Één van de punten hieruit had betrekking op de vergunningverlening. De ACP stelde onder meer: «Vergunningenbeleid voor gemeenten wordt strenger toegepast voor feesten en evenementen. Wanneer er niet voldoende politiecapaciteit is om de openbare orde te garanderen, wordt geen vergunning afgegeven». Zoals aangegeven in de brief van de minister van BZK d.d. 24 juni 20093 (waarin een reactie op het tienpuntenplan van de ACP werd gegeven) moet de burgemeester die de vergunning afgeeft, het openbare ordevraagstuk en de handhaving ervan, meewegen in de vergunningverlening. Hij is hierop aanspreekbaar door de gemeenteraad. Bij het vergunningenbeleid voor evenementen behoort ook de mate van preparatie van de politiemensen voor een dergelijk evenement een aspect te zijn dat moet worden meegewogen. De aanbevelingen in het COT-rapport over de voorbereidingen op de evenementen sluiten hierop aan.

2. Wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast

Eén van de vragen die naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hoek van Holland is gerezen, is of het mogelijk is om in een vroegtijdig stadium het ontstaan van ongeregeldheden te voorkomen, bijvoorbeeld indien aantoonbaar is dat door de orderverstoorders voorbereidende handelingen worden verricht, gericht op het veroorzaken gewelddadigheden.

In dit verband wordt gewezen op het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (kamerstukken 31 467), dat thans in behandeling is bij de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel biedt zowel de burgemeester als de officier van justitie een aantal extra instrumenten waarmee vroegtijdiger optreden mogelijk is. De burgemeester kan volgens het voorgestelde artikel 172 a van de Gemeentewet ter handhaving van de openbare orde, een bevel geven in de vorm van een (langdurig) gebiedsverbod, een meldingsplicht of een groepsverbod. De officier van justitie kan (voorgesteld artikel 509 hh, Wetboek van Strafvordering), vanuit zijn strafvorderlijke taak, een verdachte een gedragsaanwijzing opleggen in de vorm van een gebiedsverbod, een meldingsplicht, een contactverbod of een begeleidingsverplichting. Deze instrumenten kunnen overigens niet worden ingezet in het geval dat sprake is van acute ordeverstoringen. In dat geval dient te worden opgetreden op basis van het gemeentelijke noodrecht of bestuurlijke ophouding. Het wetsvoorstel is tijdens de behandeling in de Tweede Kamer aangevuld (amendement Zijlstra c.s.1 ). Als gevolg van het amendement wordt in het Wetboek van Strafrecht een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: «Hij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het plegen van geweld tegen personen of goederen wordt bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie». Aldus is – zie ook de toelichting bij het amendement – het verschaffen van (onder anderen) inlichtingen – bijvoorbeeld in de vorm van afspraken die hooligans via SMS-berichten, internetcontacten, telefoongesprekken en andere methoden van communicatieuitwisseling daags en vlak van te voren maken- als een zelfstandige en strafwaardige handeling strafbaar gesteld.

3. C2000

De ervaringen met het gebruik van C2000 bij een drietal incidenten, waaronder de strandrellen in Hoek van Holland, zijn door een expertgroep C2000 onderzocht. De expertgroep C2000, onder leiding van Don Berghuijs (directeur Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond) heeft haar bevindingen op 22 december 2009 aan de minister van BZK aangeboden.

In een reactie d.d. 10 februari 2010 aan de Tweede Kamer heeft de minister van BZK aangegeven op welke wijze invulling zal worden geven aan de adviezen van de expertgroep.

De brief schetst een aantal maatregelen, zoals:

– een onderzoek naar de behoefte aan communicatiecapaciteit tijdens rampen en crises, in vergelijking met de capaciteit die dagelijks voor het gewone werk nodig is

– een onderzoek naar de communicatiebehoeften in de toekomst (over circa 15 jaar);

– het verbeteren van het onderwijs, het oefenen en de bijscholing van eindgebruikers, centralisten en systeembeheerders in het werken met C2000

– het uitwerken van de functie van «verbindingsofficier C2000» in de meldkamer die de regie krijgt over de communicatie tijdens calamiteiten

Verder is het Veiligheidsberaad gevraagd de procedures voor de indeling in gespreksgroepen tegen het licht te houden en aan te vullen. Op die manier kan de beschikbare capaciteit van C2000 efficiënt worden gebruikt en is goede samenwerking in de communicatie mogelijk. Hieronder valt het herzien van het zogenaamde landelijke kader fleetmap (LKF). Dit kader is een afgesproken samenstel van gespreksgroepen en operationele procedures voor het gebruik van C2000. Het kader heeft zowel betrekking op interregionale, bovenregionale en landelijke samenwerking, als op het verlenen van monodisciplinaire en multidisciplinaire bijstand. Het LKF zal worden geactualiseerd en beter worden uitgewerkt voor gebruik bij rampen en crises. Ten slotte is extra budget beschikbaar gesteld voor het versneld oplossen van de dekkingsproblemen in het C2000-netwerk.

4. Fenomeenonderzoek grootschalige ordeverstoringen

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hoek van Holland wordt door het COT, in samenwerking met Bureau Beke en de Politieacademie, een (verdiepend) fenomeen-onderzoek verricht naar ernstige ordeverstoringen en grootschalige evenementen en gebeurtenissen. Dit onderzoek geschiedt in opdracht van BZK met de gemeente Rotterdam als medeopdrachtgever.

Het fenomeenonderzoek richt zich op:

– de landelijke ontwikkeling van geweld en ernstige openbare ordeverstoringen, die worden gepleegd door groepen bij evenementen en grootschalige gebeurtenissen

– de onderliggende (groeps)dynamische processen van het «zich massaal tegen de politie en/of andere hulpverleners (en particuliere beveiligingsinstanties) kerende personen en/of groepen

– de maatregelen die nodig zijn om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden en te keren.

Binnen deze onderzoeksvragen zal ook worden gekeken naar:

– grootschalige geweldsincidenten die zich hebben voorgedaan bij grootschalige evenementen in de laatste jaren

– verschillende vormen van geweld tegen politie, hulpverlening en particuliere beveiligers die er zijn te onderscheiden

– de kenmerken van de individuele en groepen geweldplegers

– het gedrag van deze geweldsplegers: oorzaken van gedrag, rol van alcohol en drugs, gebruikte communicatiemiddelen

– maatregelen die kunnen worden genomen om grootschalige geweldsincidenten kunnen worden genomen door o.a. politie, justitie, bestuur, organisatoren.

– het benodigde risicomodel om massaal geweld bij evenementen te voorspellen.

– de bestaande wettelijke bevoegdheden die er zijn of nodig zijn om dit geweld te voorkomen

– geweldsincidenten en de aanpak hiervan in een aantal Europese landen

De resultaten van het onderzoek worden tegen de zomer 2010 opgeleverd.

5. Conflict en crisisbeheersing, optreden ter handhaving van de openbare orde

Het COT-rapport constateert dat onvoldoende is opgeschaald en dat ten onrechte de ME niet is ingezet. Een van tevoren niet als hoog of verhoogd risico-evenement ontaardde in een grootschalige ordeverstoring. Het kwam vervolgens aan op de ter plaatse aanwezige medewerkers uit de basispolitiezorg.

In dit verband is mede van belang het onlangs verschenen rapport «Boven de pet? Grootschalige ordehandhaving in Nederland onderzocht»1. De belangrijkste conclusie in dit rapport is dat problemen met (grootschalige) ordehandhaving vaak ontstaan in het «grijze» gebied tussen ordehandhaving vanuit de basispolitiezorg en door de ME. Daarvan is sprake bij evenementen die onverwacht uit de hand lopen en de politie voor de keuze komt te staan ze onder controle te brengen met de inzet van «platte petten» of de ME. Het blijkt in dergelijke situaties lastig te zijn om te schakelen tussen verschillende geweldsniveaus. Het gevolg is een politieoptreden dat door betrokkenen– bezoekers, organisatoren – soms als disproportioneel wordt ervaren. Volgens de onderzoekers is een fundamentele herbezinning op de inrichting van de grootschalige ordehandhaving nodig. Het blijkt dat relatief vaak problemen ontstaan in het «grijze gebied» tussen ordehandhaving vanuit de basispolitiezorg en door de ME. Dan gaat het om ongeregeldheden met een beperkte omvang, waarbij het niet duidelijk is of de «platte pet» of de ME deze moet afhandelen. De onderzoekers pleiten daarom voor verandering zodat kan worden gekomen tot een flexibel en integraal totaalconcept van ordehandhaving waarmee het ook mogelijk wordt om beter te kunnen schakelen tussen geweldsniveaus. Om flexibel en proactief de openbare orde te kunnen handhaven in verschillende omstandigheden en in dat grijze gebied zijn volgens de onderzoekers ook andere competenties nodig. In het rapport wordt daarom voorgesteld om politiemensen uit de basispolitiezorg beter te scholen in het groepsgewijs optreden en de medewerkers van de ME beter te scholen voor (preventieve) inzet in het lagere geweldsspectrum. Dat vraagt om een aanpassing van zowel de opleiding voor de basispolitiezorg als de ME.

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport en de daarin vervatte voorstellen is door de Raad van Korpschefs i.o. in het portefeuillehouders overleg crisisbeheersing, besloten tot een meerjarig innovatieprogramma ordehandhaving. Een onderdeel daarvan is het ontwerpen van een multi-disciplinaire nationale handreiking evenementenbeleid.

6. Informatiepositie politie

In het COT-rapport worden ook conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan net betrekking tot het informatieproces. De adviezen in het COT-rapport hierover zijn vooral op de Rotterdam-Rijnmondse situatie toegesneden.

Wat betreft de aanbeveling om het binnen het korps gehanteerde informatieprotocol voor de verstrekking van informatie vanuit de Regionale Inlichtingen Dienst (RID) aan te scherpen zij opgemerkt dat de informatieverstrekking binnen het korps, tussen korpsen en naar derden dient plaats te vinden volgens het zogenaamde Nationaal Intelligence Model (NIM). Hierbij worden ook de kwaliteitseisen, waaraan deze verstrekking dient te voldoen, duidelijk gesteld. In het COT-rapport wordt verder gesteld dat de Informatie van de Regionale Inlichtingen Dienst en de Regionale Inlichtingen Organisatie over risico’s en dreigingen rond evenementen moet worden voorzien van advies over te treffen maatregelen.

De ontwikkeling en implementatie van het NIM biedt landelijk voor alle politieregio’s een eenduidige informatielijn, waarbij het Regionale Informatie Knooppunt de centrale plek in de organisatie is waar alle informatie en daarmee ook de RID-informatie bijeenkomt. Binnen het korps wordt informatie verzameld en geanalyseerd door de regionale informatie organisatie waar ook de RID deel van uitmaakt.


XNoot
1

Brief van de burgemeester van Rotterdam aan de gemeenteraad d.d. 2 februari 2010.

XNoot
2

Brief van de korpsbeheerder aan het regionale college van de politieregio Rotterdam-Rijnmond d.d. 8 februari 2010.

XNoot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zie het achter deze brief gevoegde overzicht.

XNoot
2

Werkplan 2010 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Kamerstuk 2009–2010, 32 123 VII, nr. 58 .

XNoot
3

Dit onderzoek is een vervolg op het gezamenlijk onderzoek «Gezondheidsbescherming bij publieksevenementen onvoldoende geborgd», Kamerstuk 2008–2009, 31 700 XVI, nr. 86.

XNoot
1

«Politiegeweld» (Jaap Timmer, 2005), «Hard en Zacht» (Jan Naeyé e.a., 2006) en «Agressie en geweld tegen politiemensen» (Jan Naeyé e.a., 2008).

XNoot
2

Zie de onderzoeken «Hard en zacht» en «Agressie en geweld tegen politiemensen».

XNoot
3

Kamerstukken II, 2008–2009, nr. 131 (pag. 4).

XNoot
1

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 467, nr. 23.

XNoot
1

Rapport van 9 december 2009, uitgebracht van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap.

Naar boven