29 628
Politie

nr. 162
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2009

Met betrekking tot de voorgenomen wijziging van het politiebestel zoals verwoord in het kabinetsstandpunt van 19 december 20081 over de samenwerkingsafspraken en de Politiewet 1993 informeer ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, over [A] de uitkomst van de heroverweging van de positionering van de politieacademie, [B] de besluitvorming over de aanbevelingen van de feasibility studies ten behoeve van de voorgenomen Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering en[C] de onderzoeksopdracht aan de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) naar de samenwerkingsafspraken politie.

A. Positionering van de Politieacademie

In het Algemeen Overleg over de politie van 24 juni 2009 (kamerstuk 29 628, nr. 141) heb ik u toegezegd mij nader te zullen beraden over het in het bovenbedoelde kabinetsstandpunt aangegeven voorstel ten aanzien van de positionering van de Politieacademie binnen de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering (DCB). De beoogde verandering ten aanzien van de positionering van de Politieacademie in het politiebestel is natuurlijk geen doel op zich, maar moet nadrukkelijk geplaatst worden binnen het streven van het kabinet om door het vergroten van de eenheid en het verbeteren van het gemeenschappelijk functioneren van de politie te komen tot betere prestaties van de politie.

De Politieacademie is nu als zelfstandig bestuursorgaan buiten het politiebestel gepositioneerd met een eigen raad van toezicht, mede naar aanleiding van het besluit in 1999 van uw Kamer om het politieonderwijs buiten het politiebestel in te richten als beroepsonderwijs. Het politieonderwijs is sindsdien daadwerkelijk uitgegroeid tot volwaardig beroepsonderwijs en de Politieacademie heeft zich ontwikkeld tot een gerenommeerd (onderwijs)instituut. De positionering buiten het politiebestel heeft er echter ook toe geleid dat de aansluiting van de Politieacademie op de behoeften van de politiekorpsen minder aandacht heeft gekregen.

Uitkomst heroverweging

Gelet op de geschetste doelstellingen van het kabinet achten wij het van belang dat er een stevige verbinding tot stand komt tussen de politie(korpsen) en de Politieacademie via het Korpsbeheerdersberaad. Wij worden in deze opvatting gesteund door het Korpsbeheerdersberaad i.o. en het College van procureurs-generaal. Wij zijn daarom voornemens de aansturing van de Politieacademie beheersmatig onder verantwoordelijkheid van het Korpsbeheerdersberaad te brengen. Daarbij behoudt de Politieacademie haar juridisch zelfstandige positie. Ook wordt de Politieacademie, anders dan eerst door ons voorgesteld, naast de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering gepositioneerd. Dit betekent onder meer dat de Politieacademie een eigen begroting- en beleidscyclus zal behouden. Het Korpsbeheerderberaad zal de rol en de verantwoordelijkheid van de huidige raad van toezicht van de Politieacademie overnemen. Hiermee ontstaan betere waarborgen voor een integrale besluitvorming over en uitvoering van taken op het gebied van de in-, door- en uitstroom en opleiding bij de politie. In dit kader onderstrepen wij, wellicht ten overvloede, dat de verantwoordelijkheden van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie ten aanzien van de vaststelling van de inhoud en kwaliteit van het politieonderwijs onverkort van kracht blijven. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 die we aan de Tweede Kamer zullen aanbieden, brengt hierin geen verandering. Het stelsel van politieonderwijs en mogelijke wijzigingen hierin blijft de verantwoordelijkheid van de ministers. Over de uitvoering hiervan zal echter niet meer de raad van toezicht van de Politieacademie ons aanspreekpunt zijn, maar het Korpsbeheerdersberaad. Deze zal de verantwoordelijkheid krijgen voor de juiste uitvoering van de besluitvorming over het politieonderwijs door de Politieacademie. Ook voor het waarborgen van de kwaliteit en de continuïteit van de Politieacademie als zelfstandige organisatie neemt het Korpsbeheerdersberaad de verantwoordelijkheid over van de raad van toezicht.

De politieonderwijsraad en de Inspectie OOV zullen hun functie blijven vervullen ter advisering over en toetsing van het politieonderwijs.

Wij erkennen de breed gedeelde opvatting dat het politieonderwijs, in het bijzonder de kwaliteit hiervan, een bijzondere positie inneemt in het politiebestel. Uw Kamer heeft dit ook bevestigd. Wij achten het daarom van belang dat de aansluiting van het politieonderwijs bij het reguliere onderwijs, zoals beschreven bij de evaluatie van het politieonderwijs in 20071, en de verdere professionalisering en samenwerking met de politiekorpsen belangrijke uitgangspunten blijven van het politieonderwijs. De primaire taak van de Politieacademie blijft onveranderd het verzorgen van politieonderwijs. Deze taak zal conform de huidige kwaliteitswaarborgen voor het politieonderwijs in de wet worden opgenomen. De overige taken, zoals de landelijke wervings- en selectiefunctie en de kennis- en onderzoeksfunctie zullen in lagere regelgeving worden neergelegd, zodat meer flexibiliteit ontstaat in het takenpakket van de Politieacademie.

Bij de realisatie van dit voornemen zullen zowel de door de Politieacademie als de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie in gang gezette verbetertrajecten inzake de Politieacademie worden betrokken. Tevens zal hierbij onze intentie betrokken worden om het politieonderwijs in de nabije toekomst te herzien. De positionering van de Politieacademie is uitgewerkt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 dat thans voor advies is aangeboden aan de Raad van State. Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in uw Kamer kan hierover nader met u gesproken worden.

B. Uitkomst aanbevelingen feasibility studies

Bij mijn brief van 9 september jl.1 hebben wij u het eindrapport van de zogenoemde feasibility studies gezonden, dat op 8 september jl. in het overleg met het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad i.o. is vastgesteld. In het eindrapport wordt de conclusie getrokken dat landelijke aansturing van het overgrote deel van de onderzochte taken ten aanzien van de bedrijfsvoering (de zogeheten PIOFACH-taken) haalbaar is en een substantiële verbetering zou opleveren op het terrein van efficiency, effectiviteit en kwaliteit. Op basis daarvan wordt aanbevolen te starten met het opstellen van business cases voor de taakvelden financiën, personeel, ICT en inkoop. Een business case dient in algemene zin ter onderbouwing van een investeringsbeslissing. De kern ervan is een kosten-batenanalyse. Bovendien dient een business case inzicht te bieden in de haalbaarheid, complexiteit, de verwachte risico’s en de looptijd van de voorgenomen investering. Op 15 oktober en 3 november jl. hebben wij met het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad i.o. gesproken over de aanbevelingen van het eindrapport. Dit heeft geresulteerd in het besluit om de aanbevelingen uit het rapport integraal over te nemen met dien verstande dat de voorgestelde business cases, een noodzakelijke verdiepende analyse per PIOFACH-taakgebied, gefaseerd worden uitgevoerd. Concreet betekent dit dat de business cases op de taakgebieden ICT en inkoop per maart 2010 worden opgeleverd en de business cases op de taakgebieden personeel en financiën voor de zomer van 2010.

Tevens heeft het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad i.o. verzocht om een analyse op de invoering van een ERP-systeem (Enterprise Resource Planning). Een ERP-oplossing is een gestandaardiseerd en samenhangend pakket van applicaties voor alle PIOFACH-functies. Wij hebben dit verzoek, gelet op het feit dat standaardisatie van processen en ICT een belangrijke succesfactor is bij de inrichting van shared service centers, ondersteund. Voor het standaardiseren van ICT-applicaties voor ondersteunende processen is de inzet van een geïntegreerde ERP-oplossing gebruikelijk.

Het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad i.o. is opdrachtgever van de business cases. De sturing op de voortgang en de mijlpalen van de business cases vindt plaats in het periodieke overleg dat wij voeren met het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad i.o.. Per businesscase wordt een begeleidingsgroep ingesteld, onder voorzitterschap van een lid van de Raad van korpschefs i.o.. Het op te leveren product bestaat uit een eindrapportage die kan worden gebruikt als beslisdocument ten behoeve van het implementatietraject.

C. Onderzoeksopdracht samenwerkingsafspraken politie

In het hierboven aangegeven kabinetsstandpunt van 19 december 2008 bent u geïnformeerd over de stand van zaken voor wat betreft de voortgang op de samenwerkingsafspraken die in 2007 met de korpsbeheerders zijn gemaakt. In het kabinetsstandpunt is tevens vastgesteld dat het onderzoek van 2008 van de Inspectie OOV naar de implementatie van de samenwerkingsafspraken in 2010 een vervolg zal krijgen. Het vervolgonderzoek richt zich alleen op de in 2008 nog niet volledig gerealiseerde samenwerkingsafspraken.

Daarnaast wordt de effectiviteit van de samenwerkingsafspraken onderzocht, overeenkomstig onze toezegging in het Algemeen Overleg van 24 juni jl., zonder daarbij een al te zware onderzoekslast te veroorzaken. Om deze reden richt het onderzoeksdeel naar de effectiviteit zich op de drie samenwerkingsafspraken over de Basisvoorziening Handhaving, de Basisvoorziening Opsporing en de Basisvoorziening BlueView. De Basisvoorziening Capaciteitsmanagement en het Kenniscentrum Personeelsvoorziening worden in dit onderzoeksdeel niet meegenomen, omdat dit aparte onderzoeken zou vergen die onevenredig veel administratieve lasten zouden veroorzaken.

Medio 2010 wordt u geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek. In de bijlage vindt u de opdrachtbrief die aan de Inspectie OOV gezonden is, inclusief de bijlage waarin de opdrachtformulering uitgewerkt is.1

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 29 628, nr. 110.

XNoot
1

Kamerstukken II 2007/08, 29 628, nr. 53.

XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 29 628, nr. 143.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven