29 628
Politie

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2005

Tijdens het AO georganiseerde criminaliteit op 10 maart jl. heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over het project Politie Suite Opsporing (PSO). In deze brief ga ik in op de stand van zaken van het project. Ook wil ik u nader informeren over de besluitvorming over de positionering van de vraag- en aanbodorganisatie. Deze informatie heb ik uw Kamer toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg op 13 december 2004.

Met deze brief wil ik tevens twee van de vragen van het lid Algra beantwoorden (Aanhangsel Handelingen II, 2004–2005, nr. 1780, vraag 1 en 5). De overige vragen van de heer Algra hebben betrekking op het ICT-bestek in z'n algemeenheid en zal ik daarom in een afzonderlijke brief beantwoorden.

Politie Suite Opsporing

De opdracht van de Regieraad ICT Politie – zoals beschreven in het Bestek 2001–2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 345, nr. 62) – is het realiseren van één informatiehuishouding voor de politie. Een belangrijk element daarvan is de verbetering van de uitwisseling van opsporingsinformatie. Dit is cruciaal voor het functioneren van de recherche van de politiekorpsen, de Nationale Recherche en de bovenregionale rechercheteams. Een nieuwe landelijke toepassing, Politie Suite Opsporing, (PSO) zal voorzien in deze behoefte. Het PSO-project heeft als voornaamste doel technische belemmeringen in de onderlinge gegevensuitwisseling tussen korpsen weg te nemen.

De CIP en de ISC zijn in het najaar van 2003 begonnen met de ontwikkeling van het fundament en de eerste functionele module van PSO. Hiermee wordt beoogd de bestaande regionale systemen RBS en Octopus te vervangen. Tijdens het AO op 18 maart 2004 over het rapport «ICT bij de politie» van de Algemene Rekenkamer heb ik aangegeven dat het nieuwe systeem eind 2005 gereed zou zijn.

Voortgang

Het PSO-project verloopt vanaf de start moeizamer dan verwacht en is ernstig vertraagd. Al vanaf het begin van het project hebben de CIP en het ISC stelselmatig risicoanalyses laten uitvoeren en de Regieraad ICT Politie geïnformeerd over de risico's. Uit deze informatie werd het in het najaar van 2004 duidelijk dat het tijdschema niet kon worden gehaald. Uit onderzoeken naar de knelpunten zijn een aantal oorzaken naar voren gekomen. Al vanaf de start van het project waren de verwachtingen van de betrokken partijen ten aanzien van het resultaat, de nieuwe ontwikkelwijze en het tijdsschema veel te hoog gespannen. Het opdoen van ervaring met de nieuwe ontwikkelwijze is onderschat. Het maken van reële planningen werd hierdoor bemoeilijkt. Verder was de organisatie van het project te complex. Daarnaast bleek dat het tot dan toe ontwikkelde systeem ook een aantal technische tekortkomingen liet zien. Tot dusver heeft het project geen tastbare resultaten voor de eerder genoemde rechercheonderdelen opgeleverd.

Het onderzoeksbureau Gartner heeft in opdracht van de Regieraad ICT Politie een onderzoek uitgevoerd naar een alternatieve aanpak van het project PSO. De uitkomsten van dit onderzoek waren voor alle direct betrokkenen (de korpsbeheerders, de korpschefs, de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken) aanleiding om stevig in te grijpen in het project. Daarom heeft de Regieraad ICT Politie op 7 maart 2005 met de aanbevelingen van Gartner ingestemd. Gezamenlijk is gekozen voor een meer stapsgewijze aanpak in plaats van één grote stap. Ook is de wijze van aansturing op de helling gegaan. Een lid van de Raad van Hoofdcommissarissen fungeert als voorzitter van de stuurgroep. Er is een nieuwe projectleider aangesteld die rapporteert aan de voorzitter van de stuurgroep. De korpsen hebben hierdoor een grotere verantwoordelijkheid voor het slagen van het project op zich genomen. Ik steun deze noodzakelijke gezamenlijke ingreep.

Op 12 april jl. heeft de Regieraad ICT Politie ingestemd met het plan van aanpak voor de eerste stap van het project PSO. Het doel van de eerste stap is het oplossen van urgente knelpunten in de uitwisseling van opsporingsinformatie tussen de politiekorpsen op basis van de bestaande regionale ICT-systemen. Nog dit jaar wordt voor een beperkte groep infodesk-medewerkers, de toegang tot de basispolitiesystemen BPS, X-pol, Genesys, Octopus en RBS van de 25 politieregio's en het KLPD ontsloten, zodat de daarin opgeslagen gegevens rechtstreeks geraadpleegd kunnen worden.

De eerste stap omvat geen grote technische verandering. De organisatorische verandering die dit met zich meebrengt is echter groot. De korpsen kunnen elkaars gegevens raadplegen, zonder voorafgaande toestemming te vragen.

Om te komen tot een volledig nieuw opsporingssysteem is echter meer nodig. Het voorstel van Gartner gaat uit van een planning in plateaus waarbij de uitvoering van elke stap een bruikbaar product oplevert. Bij het opleveren van een plateau wordt ook de planning van de volgende stap nader uitgewerkt. Zo is de verwachting dat de planning van de plateaus twee tot en met vijf in augustus 2005 beschikbaar is. Naast het bereiken van het eerste plateau is het streven dit jaar een systeem voor de uitwisseling van informatie over zware criminaliteit in gebruik te nemen.

Ik wil benadrukken dat ik vasthoud aan de ambitie van het uitwisselen van opsporingsinformatie tussen de korpsen gebaseerd op één landelijke toepassing voor de opsporing. Deze ambitie is bij de ingreep in het PSO-project onderschreven door alle korpsen. Ik zal de uitvoering van de stappen uiteraard nauwgezet volgen en beoordelen of de stappen bijdragen aan mijn ambitie van één informatiehuishouding van de politie.

PRAO/PRVO

Tijdens het wetgevingsoverleg op 13 december 2004 heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de oprichting van een publiekrechtelijke aanbodorganisatie ISC/ITO. Ik wil u in deze brief informeren over de resultaten die tot dusver zijn geboekt.

De korpsbeheerders en ik hebben het voornemen uitgesproken de ICT-vraagcoöperatie CIP en de ICT-aanbodcoöperatie ISC/agentschap ITO per 1 januari 2006 te laten overgaan naar een publiekrechtelijke rechtsvorm op basis van de nieuwe wet Samenwerkingsvoorzieningen. Op hetzelfde moment kan het agentschap ITO worden opgeheven.

De korpsbeheerders hebben voorgesteld om de taken van de Regieraad (en de Raad van Toezicht van de CIP en het ISC) over te nemen. Concreet houdt dit in: uitvoering geven aan het herijkte Bestek. In de toekomstige situatie zal het Dagelijks Bestuur van het Korpsbeheerdersberaad (db KBB) vooralsnog als bestuur van de beide nieuwe organisaties gaan fungeren. Het db KBB zal vooruitlopend hierop in 2005 de taken van de Regieraad ICT Politie en de Raad van Toezicht van de CIP en ISC overnemen.

Resultaten

De vormgeving van beide publiekrechtelijke organisaties is met voortvarendheid ter hand genomen. In opdracht van de Regieraad ICT politie is een stuurgroep samengesteld die dit proces bewaakt. Op financieel-economisch, juridisch-bestuurlijk en personeels- en organisatorisch terrein zijn het eerste kwartaal werkgroepen ingericht die de voorbereidende werkzaamheden verrichten die moeten zorgdragen dat op 1 januari 2006 alles in gereedheid is gebracht om de beide organisaties snel te kunnen laten starten. Er is al een plan van aanpak opgesteld dat momenteel wordt uitgevoerd. Ook zullen de onderzoeken naar de financiële risico's met betrekking tot de overdracht van de taken aan het einde van deze maand beschikbaar zijn.

In dit kader wordt gewerkt aan de instellingsregelingen voor de organisaties. Hierin moeten mijn bevoegdheden ten aanzien van deze organisaties adequaat worden geregeld. Ook wordt gewerkt aan het Besluit Samenwerkingsvoorzieningen dat onlangs voor consultatie is aangeboden aan de politieberaden. Conform mijn toezegging zal ik het Besluit eind juni aanbieden aan uw Kamer.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven