29 628
Politie

nr. 142
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 augustus 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 1 juli 2009 overleg gevoerd met minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de lijst met vragen en antwoorden over de brief van 2 februari 2009 over de financiële situatie bij de politiekorpsen (29 628, nr. 124);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 april 2009 over de financiële situatie bij de politiekorpsen (29 628, nr. 115);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 juni 2009 met een reactie op vragen van de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het toelagenbeleid bij de politie (29 628, nr. 130);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 juni 2009 over de hoofdlijnen van het budgetverdeelsysteem (29 628, nr. 132);

– de brief van de minister van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2009 over de ontwikkeling van de politiesterkte en de oplossingen voor de financiële problematiek (29 628, nr. 137);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2009 over de aan de regionale politiekorpsen verstrekte compensatie 2007 en 2008 en een vooruitblik voor 2009 (29 628, nr. 139).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van Leiden

Voorzitter: Griffith/Van Beek

Griffier: Van Leiden

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten Çörüz, Van Raak, Kuiken, Van der Staaij, Azough, Brinkman, Griffith en Van Beek,

en minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, welkom. Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de financiële positie van de politie. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en de andere aanwezigen van harte welkom. Vooral heet ik welkom mevrouw Azough. Na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof is dit voor haar de eerste vergadering in de commissie.

Wij hebben tot drie uur de tijd. Ik wil de spreektijden van vijf minuten voor ieder Kamerlid strikt handhaven.

Ik wijs de Kamerleden erop dat er twee agendapunten bij zijn gekomen: de brief van de minister over de ontwikkeling van de politiesterkte en oplossingen voor de financiële problematiek en de brief van de minister over de verstrekte compensatie 2007 en 2008 in het kader van het budgetverdeelsysteem. Ik laat het echter geheel aan de leden om deze twee laatste agendapunten te betrekken bij hun inbreng.

Ik geef allereerst het woord aan de heer Çörüz van de CDA-fractie.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie staat voor het terugdringen van de criminaliteit met 25%, zoals door de leden van dit kabinet is afgesproken. Daarnaast staat mijn fractie voor het realiseren van zichtbaar blauw op straat. Er kan dus geen twijfel bestaan over datgene waarop wij deze minister aanspreken en waarop wij haar beleid over twee jaar, aan het eind van deze kabinetsperiode, zullen beoordelen.

In de afgelopen tijd hebben wij regelmatig discussies gehad over de sterktecijfers. Op het eerste gezicht lijkt het erop dat de minister de politiesterkte op het afgesproken niveau heeft gebracht, maar nu wil de minister het aantal aspiranten halveren. Als ik het allemaal goed begrijp, wil zij jaarlijks duizend aspirant-agenten aannemen in plaats van tweeduizend. De minister zegt er geruststellend bij: dat gaat niet ten koste van blauw op straat. Dat lijkt ons niet logisch. Wij kunnen dat ook niet volgen, vooral niet als wij de leeftijdopbouw in aanmerking nemen. Ik heb mij door het veld laten informeren en daarbij bleek dat 55-plussers niet meer over hoeven te werken. Dus van die mensen kan de minister geen gebruik meer maken. Ik denk verder aan de sterke uitstroom van allochtonen, een extra factor. De vervangingsvraag zou per jaar 1200 bedragen en niet 1000. De minister levert dus elk jaar 200 agenten in. Dat rekensommetje laat zien dat wij op een gegeven moment in de knel komen.

Wij komen nog op een andere manier in de knel en daarbij gaat het om een punt van grote zorg. Gisteren kregen wij van de minister een brief over de sterktecijfers. Uit die brief blijkt dat de minister een ander getal hanteert. Het is duidelijk dat als je je doel naar beneden bijstelt, je dat doel gemakkelijker bereikt. De minister zegt dat het kabinet het noodzakelijk vindt om ook in de jaren na 2014 de sterkte op 52 200 te handhaven, maar in de begroting en de jaarverslagen wordt voor het jaar 2014 het getal 54 700 genoemd. Als de minister uitgaat van 52 200 is er met het getal in de begroting een verschil van 2500. Waardoor is dat verschil ontstaan? Betekent dit dat de minister haar ambitie naar beneden heeft bijgesteld? Ik hoop dat dat niet het geval is, want dat zou niet conform de afspraken zijn.

Voorzitter. De minister prijst het huidige politiebestel vanwege de stevige lokale en regionale verankering. Dat is terecht, maar ik wijs erop dat in een groot gebied als van Hardenberg met een agent en een student wordt gewerkt. Er is geen arrestatiemogelijkheid. Als daar een arrestatie moet worden verricht en iemand moet naar de gevangenis worden gebracht, dan moet men naar de Marechaussee. Men kan daar niet zelf mensen arresteren of aanhouden. Dus in dat grote gebied tussen Dalfsen en Coevorden moet men het doen met één agent. De minister zegt wel dat de korpsbeheerders en het regionaal college verantwoordelijk zijn, maar hoe staat het met de verantwoordelijkheid van de minister?

De aanstelling van de 500 extra wijkagenten is ook een punt van zorg. De Algemene Rekenkamer zegt tegen de minister: wees flexibel. Een aantal korpsen heeft geen wijkagent, maar een surveillant nodig. Zou je daarom niet creatief en flexibel moeten zijn? Wij voelen daar wel voor, maar de minister hanteert het oude verdelingssysteem. Moet je coûte que coûte korpsen die misschien behoefte hebben aan een surveillant en niet aan een wijkagent, opzadelen met een wijkagent? Volgens mij is dat ook nog duurder.

De minister vraagt zich af wat precies wordt bedoeld met blauw op straat. Zij vindt dat dat eens duidelijk moet worden. Met het huidige systeem van financiering, met het budgetverdeelsysteem, krijgt een korps een budget. Met dat budget worden formatieplaatsen, wapens en bureaus betaald. Zou je niet geheel anders moeten redeneren? Zou je niet eerst de formaties moeten financieren, zodat daadwerkelijk «blauw» wordt gerealiseerd? Daarna zou automatisch bekostiging van de rest aan de orde zijn. Ik denk in dit verband met name aan «blauw», aan de schalen 6, 7 en 8. Graag krijg ik van de minister een uitdraai die voor duidelijkheid zorgt. Wij hebben het over het getal van 52 200. Dat lijkt heel veel, maar ik wil wel eens weten hoe de verdeling over de schalen 6, 7, 8 is. Welke aantallen staan voor aspirant, agent, wijkagent en voor een agent die gebruik mag maken van geweld?

Voorzitter. Het volgende zeg ik niet alleen tegen de minister, maar ook tegen de collega’s. Wij handelen in vertrouwen, maar de Kamer heeft niettemin de belangrijke taak om de minister te controleren. Ik ben nog niemand in het veld, korpsbeheerder, korpschef, politieman/politievrouw of raadslid, tegengekomen die de getallen van de minister onderschrijft. Dat baart mij zorgen. Ik stel voor om ons eigen onderzoeksbureau BOR, Bureau Onderzoek Rijksuitgaven, te laten nagaan of de gebruikte getallen, de wensen en de ambities waarover wij een afspraak hebben gemaakt, haalbaar en realistisch zijn.

De heer Van Raak (SP): Mijn steun hebt u. Dan gaat het BOR dus kijken naar de financiën. U zegt dat u niet begrijpt dat er wordt bezuinigd op de aanstelling van aspiranten. U zegt verder dat niemand in politieland de cijfers van de minister onderschrijft. Dat zijn serieuze uitspraken. Ik ga ervan uit dat het CDA nu afstand neemt van de bezuinigingen op de korpsen en afstand neemt van halvering van de aanstelling van het aantal aspiranten. Ik juich deze opstelling toe. Die heeft de politie nodig. Zij verdient dat, maar hier dan geen half werk leveren en alleen maar een grote mond hebben. Hier niet zeggen dat het allemaal niet deugt en het beleid straks gewoon steunen. Die steun is er niet meer. De halvering van het aantal aspiranten en de bezuinigingen zijn niet meer aan de orde.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Dat heb ik helemaal niet gezegd. De heer Van Raak wil horen wat hij wil horen. De minister heeft hem, mij en de Kamer altijd nadrukkelijk voorgehouden dat als er bezuinigd moet worden – ik ben het ermee eens dat er bezuinigd moet worden – de bezuiniging zal worden gerealiseerd met inverdieneffecten: minder bureaucratie, meer efficiëntie, betere samenwerking, minder overhead enzovoorts. De bezuiniging zou niet ten koste gaan van blauw. Dat is één gegeven. Een ander gegeven is dat ik nog niemand ben tegenkomen die zegt: als u dat wilt, gebeurt het. Dan kan ik achterlover leunen en afwachten, maar ik heb ook een controlerende taak. Daarom stel ik voor om te laten onderzoeken of datgene wat de minister ons voorhoudt, op termijn realiseerbaar is.

De heer Van Raak (SP): Ik heb dat BOR-onderzoek helemaal niet nodig. Het CDA maakt er een poppenkast van. Toen u het over het aantal aspiranten had, zei u: dat kan ik niet volgen. Als je iets niet kunt volgen, kun je niet verder. Dan zeg ik: hou ermee op. Verder zegt u: niemand in politieland gelooft in de opdracht van de minister. Niemand zegt: wij kunnen bezuinigen en dat gaat niet ten koste van blauw op straat. Niemand zegt dat. Ik zeg ook dat dat niet kan en de heer Çörüz zegt dat het niet kan. Als de heer Çörüz dit zo hard zegt, hebben wij het BOR niet nodig. Dan concluderen wij nu: wat de minister wil, kan niet.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik kan wel blijven herhalen wat ik zei, maar ik weet dat de SP op een andere lijn zit. De heer Van Raak was ook niet voor de bezuiniging van 100 mln. Ik ben het met de minister eens dat er een taakstelling is. Daarmee zijn wij akkoord gegaan. Die ga ik nu niet terugdraaien. Die taakstelling kan ook bereikt worden met inverdieneffecten. Dat zeggen de politiemensen zelf. Ik wijs in dat verband op een mooi artikel in Scoop. De deskundigen geven gewoon aan dat door beter gebruik van ICT er miljoenen aan inverdieneffecten bereikt kunnen worden. Dat heeft de minister ons voorgehouden en ik ga ervan uit dat dit zo is. Ik heb vertrouwen in de minister, maar daarnaast heb ik te maken met een aantal geluiden uit het veld. Ik vergelijk het een met het ander en dan denk ik dat het goed is dat het BOR als onafhankelijke instantie hiernaar kijkt.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Inverdienen is wel degelijk mogelijk, maar het is de vraag of op het totaal van de taakstelling kan worden inverdiend. U stelt voor om het BOR daarnaar onderzoek te laten doen. Dat kan, maar op welke termijn moet dat onderzoek dan zijn afgerond? Ondertussen gaat namelijk alles door. Wat gebeurt er als het onderzoek bevestigt wat wij allemaal vrezen? Daar gaat het om. Wat is dan uw standpunt?

De heer Çörüz (CDA): Dan moet niet ik, maar de minister haar verantwoordelijkheid nemen, want zij heeft tegen ons gezegd: het kan en het huidige blauw op straat kunnen wij handhaven. Ik wil dat getoetst hebben door een onafhankelijke instantie. Als u mij morgen steunt in de procedurevergadering kan die toetsing snel uitgevoerd worden. Dan kunnen wij een onafhankelijke derde instantie laten nagaan wat de mogelijke uitkomsten zijn en of het plaatje dat de minister ons voorhoudt op de langere termijn houdbaar is.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Het gaat goed met de aantallen agenten, met de tevredenheid van de agenten en met de financiën van de korpsen: dat zegt de minister. De politievakbonden waarschuwen echter dat de politie op crepeersterkte werkt, dat de agenten op hun tandvlees lopen en dat de bezuinigingen een gevaar vormen voor de veiligheid. Zoals ik eerder zei, zie ik een groot verschil tussen de papieren werkelijkheid van het ministerie en de echte werkelijkheid, die van de korpsen. Ik heb daar geen nieuw onderzoek voor nodig. Een verzoek daartoe ga ik ook niet steunen. Sterker, wij moeten niet de papieren van het ministerie doorpluizen. Nee, wij moeten aan de agenten gaan vragen hoe het werkelijk zit. Daar ben ik trouwens mee bezig. De SP is met zo’n onderzoek begonnen. Agenten kunnen naar www.sp.nl/politie gaan. Er wordt nu aan dat onderzoek massaal meegedaan. Op die manier kunnen wij te weten komen wat de werkelijke situatie is.

De voorzitter: De vorige keer heeft u dit ook gezegd. U hoeft uw woorden niet te herhalen.

De heer Van Raak (SP): Maar er zijn altijd agenten die luisteren en dat is hartstikke goed.

De minister kent de opmerkingen van de ACP en van andere bonden over de crepeersterkte, over het feit dat er mogelijk 1000 à 1200 agenten te kort zouden zijn. Die opmerkingen betroffen de vorige bezuinigingen van 100 mln. En er komen nieuwe bezuinigingen: 148 mln. tot 206 mln. per jaar. Die bezuinigingen komen er dus bovenop, terwijl de agenten al op hun tandvlees lopen en de bonden zeggen dat die bezuinigingen onverantwoord zijn. Zal dat getal van 1000 overschreden worden, zal het verdubbeld of verdriedubbeld worden?

Ook de korpsbeheerders klagen steen en been bij de minister. Haar partijgenoot Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam, zegt dat vanwege bezuiniging op bezuiniging in combinatie met het nieuwe budgetverdeelsysteem honderden arbeidsplaatsen zullen verdwijnen: 15% van de huidige sterkte. Dat betekent nog meer werkdruk voor de agenten, nog minder geld voor de broodnodige investeringen en geen afname van de overlast en verloedering. Er zullen meer zaken op de plank blijven liggen en er zal minder blauw op straat zijn. Ook andere korpsen, zoals die van Gooi en Vechtstreek en Gelderland, zeggen: het kan niet. Dat zeggen ze overigens allemaal. Heel veel korpsen hebben al grote problemen. Een aantal korpsen is onder curatele gesteld. De verwachting is dat in 2011 de helft van het aantal korpsen grote financiële problemen heeft. En nu gaan wij extra bezuinigen? Zullen er dan 1000, 2000, 3000 of 4000 agenten te kort zijn? Ik weet het niet, maar wij hebben in de Kamer wel met steun van alle partijen de motie-Kant aangenomen die zegt dat in ieder geval in deze kabinetsperiode er niet minder blauw op straat mag zijn. Uit alle geluiden uit de politiewereld blijkt dat dat op deze manier niet kan. Ze zeggen: het kan niet, het kan niet. In Limburg is er bijvoorbeeld een vacature voor een wijkagent. Die behoort er dus gewoon te zijn, welke cijfers en berekeningen je ook hanteert. Iemand solliciteert op de baan, maar krijgt te horen: die vacature wordt niet ingevuld, want we moeten bezuinigen. Dan heeft dat bureau één persoon in blauw minder op straat. Hoe kan dat? Kent de minister deze geluiden ook? Wat gaat ze eraan doen?

De minister stapelt een reusachtige bezuiniging op een andere bezuiniging. De vorige was al onverantwoord, laat staan de nieuwe. Een van de oplossingen is volgens de minister het interen op het eigen vermogen. Volgens mijn informatie zit veel van het vermogen in de gebouwen of staat vast voor investeringen. De minister zegt zelf in antwoord op vragen: een groot deel van het vermogen is aangewend ter financiering van de materiële vaste activa en op korte termijn niet liquide te maken. Dat geld zit dus vast. Waarom gaat zij dan toch een bezuiniging op deze manier inboeken?

Een aantal korpsen heeft het eigen vermogen ingezet om de tekorten voor 2009 te dekken. Die tekorten worden dus alleen maar groter, want er blijft op deze manier nauwelijks eigen vermogen over om de extra tekorten te dekken.

De minister sluit ook bezuinigingen op uitvoerend personeel niet uit. Dat is in strijd met de motie-Kant. De minister gaat ook nog eens het aantal aspiranten halveren. De minister kan net zo lang cijfers sturen als zij wil, maar bij de bureaus waar ik kom, zijn tekorten. Ik denk ook aan het aanscherpen van de prestatienormen, aan de bonnenschrijverij, maar vooral aan het aanleveren van mensen. Met het aanleveren van verdachten zijn zoveel mensen bezig dat zaken op de plank blijven liggen. Er zijn jeugdbendes die overlast en verloedering veroorzaken, maar ook voor zedenzaken zijn meer mensen nodig. Wij hebben nu een economische crisis en dat maakt het misschien gemakkelijker om mensen te rekruteren. Daarom zeg ik: investeer niet alleen in banken, maar ook in de politie en zorg ervoor dat er juist nu meer aspiranten komen. Dan zijn er minder werklozen en dan hebben wij straks meer blauw op straat.

Samenvattend: de minister schuift de problemen van zich af. Zij wil bezuinigen en moet bezuinigen en zij zegt dat dat niet ten koste mag gaan van blauw op straat. Wie mogen het probleem dan oplossen? De korpsen, de agenten en de bonden, iedereen behalve de minister en iedereen behalve de minister zegt dat het niet kan. Wat niet kan, kan niet. Wij kunnen geen kubus door een rond gat duwen. Als het niet kan dan moet de minister of zeggen dat we niet gaan bezuinigen of zelf de verantwoordelijkheid nemen. Dan moet zij ook zeggen hoe de bezuiniging opgevangen moet worden en het probleem niet over de schutting van de politie gooien.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik wil graag een viertal punten bespreken: de financiële positie van de korpsen, de bezuinigingen, de budgetverdeelsystematiek en het toelagebeleid van de politie.

In de afgelopen jaren heeft de politie steeds meer budget gekregen. Toch kost het veel korpsen moeite om het hoofd boven water te houden. Onder meer de hoge kosten voor ICT, personeel en huisvesting zijn hieraan debet. Wat zijn volgens de minister de oorzaken? Wat zijn de oplossingen? Welk effect zullen de bezuinigingen op de kwetsbare korpsen hebben? Graag krijg ik een reactie op de uitspraak van korpschef Welten dat over tien jaar alle korpsen aan het Fortissyndroom zullen lijden.

Bezuinigingen zijn natuurlijk nooit leuk en daarom steunt de Partij van de Arbeid het uitgangspunt dat de bezuinigingen in ieder geval niet minder politie op straat of minder rechercheurs tot gevolg mogen hebben. De minister onderhandelt met de korpsbeheerders over de vraag hoe de bezuinigingen moeten worden ingevuld. Het resultaat zullen wij moeten afwachten voordat wij hierover iets zinnigs kunnen zeggen. Toch wil ik een aantal punten onder de aandacht van de minister brengen.

Mijn fractie vindt het buitengewoon belangrijk dat die 500 wijkagenten die zijn toegezegd er daadwerkelijk komen. Een aantal korpsen heeft gedreigd om gedurende de onderhandelingen deze vacatures niet te vervullen. Hebben de korpsbeheerders nagedacht over de mogelijkheid van het niet laten dalen van het aantal aspiranten, over de mogelijkheid om dat op peil te houden en om met cofinanciering of coconstructen te werken? Misschien kan men zonder een baangarantie de opleidingsplaatsen bezet houden of de benodigde financiering verkrijgen door het aanspreken van potjes die in het kader van de bestrijding van de werkloosheid beschikbaar zijn.

De minister heeft zelf geconstateerd dat het huidige budgetverdeelsysteem niet voldoet. Dat komt onder andere doordat grensregio’s een centrumfunctie hebben, maar niet als zodanig worden aangemerkt. Verder wordt de variabele «niet-Westerse allochtonen» met deze systematiek niet in aanmerking genomen. De minister heeft daarom besloten om de evaluatie niet na vijf jaar, maar eerder uit te voeren. Bij de technische briefing begrepen wij dat begin 2010, dus in januari 2010, de resultaten van de evaluatie worden verwacht. Wil de minister wachten met het effectueren van de budgetverdeelsystematiek, zoals die bedoeld is voor 2010, totdat de resultaten van de evaluatie van de budgetverdeelsystematiek er zijn? Een aantal korpsen, onder andere dat van Rotterdam, weet dat het volgend jaar minder zal krijgen. Mijn voorstel zou zijn om te wachten met het wel of niet doorvoeren van de bezuiniging totdat wij de evaluatie van de budgetverdeelsystematiek hebben.

De heer Van Raak (SP): Mevrouw Kuiken zei dat de bezuinigingen nu niet besproken kunnen worden omdat er nog met de korpsen overleg wordt gevoerd. Ik weet van de korpsen dat er flink bezuinigd zal worden. Op het laatste moment hebben wij een hoop brieven gekregen. Er zal per jaar 138 mln. tot 206 mln., gemiddeld 190 mln., worden bezuinigd. In het vorige debat zei mevrouw Kuiken dat zij buikpijn kreeg van die bezuinigingen. Hoe staat het nu met haar gezondheid?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Met mijn gezondheid gaat het goed, maar natuurlijk heb ik nog steeds de zorgen die ik vorige week had. Het is echter lastig om heel concreet over de bezuinigingen te spreken als wij niet precies weten wat de exacte plannen zijn, hoe men deze bezuinigingen wil doorvoeren. Wij hebben de motie die door uw fractie is ingediend ruimhartig gesteund en gezegd dat wij het verwoorde uitgangspunt zullen hanteren. Als dat niet op de een of andere manier lukt, moeten wij op een later moment dit jaar daarover spreken. Als je met het geld kunt schuiven, is dat beter dan iets alleen maar in een losse motie zetten.

De heer Van Raak (SP): We weten ondertussen best veel. Wij weten hoeveel er bezuinigd moet worden. Heel veel! Wij weten ook van de mensen die de bezuiniging moeten doorvoeren, dat die niet mogelijk is. Ze kunnen hoog of laag springen, linksom of rechtsom iets proberen, eindconstructie of U-bocht toepassen, maar ze zeggen toch: het kan niet, het kan niet, het is onverantwoord. De bezuiniging gaat ten koste van blauw op straat. Sterker, de bezuiniging gaat ten koste van de veiligheid in Nederland. De gegevens hebben we. Er is sprake van een heel grote bezuiniging en de mensen die die moeten doorvoeren, zeggen: het kan niet.

Mevrouw Kuiken (PvdA): U gaat uzelf herhalen.

De heer Van Raak (SP): Maar wat doet de Partij van de Arbeid met dit gegeven?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat gegeven maakt dat ik moet wachten en eerst moet weten wat de plannen precies zijn. De minister zegt: het is vervelend, maar het moet gebeuren en het kan. De korpsbeheerders zijn nu naar goede oplossingen aan het zoeken. Wij moeten het resultaat afwachten. Als je constateert dat de bezuiniging niet kan, wil je weten waar het geld wel vandaan moet komen. De oplossing moet je dan ook aangeven. De discussie daarover kunnen we dus pas op een ander moment voeren en niet nu. Ik heb mijn zorgen geuit. Ik heb mijn uitgangspunt genoemd: geen man/vrouw minder op straat, geen rechercheur minder op straat. Daar kunt u mij aan houden.

Voorzitter. Mijn laatste punt betreft het toelagebeleid van de politie. De minister heeft inmiddels in samenspraak met het korpsbeheerdersberaad het initiatief genomen om de arbeidsvoorwaarden van de politietop te harmoniseren, om de regionale verschillen weg te nemen en om te bezien of het arbeidsvoorwaardenpakket aangepast moet worden. Er is commotie ontstaan omdat de politietop nogal flinke beloningen kreeg. Ik steun de inzet van de minister nadrukkelijk. Uiteindelijk is het natuurlijk niet de Tweede Kamer, maar de politie, de minister en de bonden die hierover gezamenlijk afspraken maken. Ik kan mij voorstellen dat men daarbij in aanmerking neemt dat wij leven in een tijd van schaarste. Het zou onhandig zijn iets te doen voor de top en de bodem buiten beschouwing laten.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. De 100 mln. bezuiniging op de politie wordt nu gevolgd door nieuwe bezuinigingen, oplopend tot 200 mln. Tegelijkertijd wordt vastgehouden aan het uitgangspunt dat de bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van blauw op straat. Met dat laatste zijn wij het graag eens, maar de kernvraag voor ons is: is dit nu echt een realistische inzet? Kan de bezuiniging echt alleen maar worden verkregen door iets te doen aan de overhead en dergelijke? Zal die alleen maar op die manier worden bereikt? Vanmorgen stond in de krant dat er meer treinen op tijd gaan rijden en dat dat komt doordat de treinen voortaan vijf minuten te laat mogen zijn. Mijn zorg is een beetje dat men zo te werk zal gaan bij het behoud van blauw op straat en bij het behoud van de operationele capaciteiten: hard werken om alles op papier kloppend te krijgen door blauw op straat op een bepaalde manier te definiëren en door na te gaan wat er wel of niet onder de politiesterkte valt. Op de werkvloer zegt iedereen: natuurlijk gaan de bezuinigingen ten koste van blauw op straat. Zoiets moeten wij echter voorkomen. Wij moeten dus vermijden dat wij in een terminologische discussie belanden, waarin eenieder voor zijn eigen gelijk gaat, terwijl wij allen hetzelfde doel zouden moeten hebben: het blauw op straat handhaven en versterken.

Ik wijs erop dat ook sommige maatregelen ook indirecte effecten hebben. In Rotterdam hoor ik bijvoorbeeld dat het gevaar dreigt dat bij bureaus cellencomplexen gesloten worden. Dat is dan een efficiencymaatregel die uitwerkt als een bezuiniging. Als je agent bent bij bureau A en je wilt een boef opsluiten, dan moet je naar bureau B, dat een heel eind weg is. Dan moet je de boef eerst wegbrengen en hem later ophalen. Die agent kan echter maar één ding tegelijk en dat betekent dat hij geen tijd heeft om op straat te zijn. Er zijn dus allerlei maatregelen die op het eerste gezicht efficiencymaatregelen zijn, maar die wel degelijk een verminderde beschikbaarheid op straat tot gevolg hebben. Worden dat soort effecten ook in aanmerking genomen? Hoe wordt in de praktijk gemonitord of de maatregelen niet ten koste gaan van blauw op straat? Hoe weet de minister dat de maatregelen verantwoord zijn? Nogmaals, wij hebben zeer grote twijfels. Die zijn niet alleen ontstaan door te luisteren naar de politiebonden, maar ook door te vernemen wat zich bij de korpsen heeft afgespeeld. Bij het korps Rijnmond circuleert het bericht dat met bepaalde scenario’s er «maar» 100 fte’s wegbezuinigd zouden moeten worden. Die fte’s zullen ongetwijfeld het werk in puur ondersteunende zin betreffen, maar de bezuiniging is echt niet alleen met die categorie te realiseren. Er wordt ook bezuinigd bij het maken van overuren en dergelijke. Dat zal de kwaliteit van het politiewerk echt niet ten goede komen. Hiermee heb ik de kern van de zorg die ook bij onze fractie leeft, weergegeven.

Voorzitter. In de brief van de minister staan zinnen waarover je lang moet nadenken. Als je ze leest, vraag je je af: wat staat er precies? Ik lees: De kredietcrisis en de bezuinigingsvoorstellen maken het noodzakelijk dat de ontwikkeling van de politiesterkte en de financiën van de korpsen meer hand in hand gaan. Ik meen dat de politiesterkte en de financiën altijd hand in hand gaan. Maar de kredietcrisis en de bezuinigingsvoorstellen maken het noodzakelijk dat die hand in hand gaan! Wat gaat er nu precies gebeuren als deze zin in de praktijk wordt gebracht? Betekent die niet simpelweg dat er in de praktijk minder ruimte voor de aanstelling van agenten zal zijn?

Ik miste in de brief een passage over onderzoek naar de ontwikkeling van de kosten bij de politie. In een van de brieven die voor vandaag geagendeerd staan, las ik daar iets over. Er wordt geconcludeerd dat de geregistreerde executieve capaciteit in de jaren 2006 en 2007 met slechts 0,1% is gestegen. Niet helemaal duidelijk is hoe groot de politiesterkte in het primaire proces is, lezen wij nu weer. Hoe verhoudt zich dit soort gedetailleerde cijfers over de geregistreerde executieve capaciteit in de jaren 2006 en 2007 tot de omvang van de politiesterkte? Aan de ene kant hebben wij dus gedetailleerde cijfers en aan de andere kant weten wij niet precies wat de politiesterkte in het primaire proces is. Hoe zit dat?

Veel korpsen hebben een laag eigen vermogen. Toch schrijft de minister: het is ook noodzakelijk om een deel van het vermogen van de politie aan te spreken. Kan dat zomaar? Is dat vermogen vrij aanspreekbaar?

Voorzitter. De minister gaat vrij laconiek om met het gegeven dat de korpsen 20% van de bezuinigingen nu al zo inboeken dat ze worden gerealiseerd bij het primaire proces, maar er is vastgesteld dat de bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van blauw op straat en van de opsporing. Er staat echter: dat wil niet zeggen dat er niet bezuinigd kan worden op het primaire proces. Wat wordt bedoeld met dat ene zinnetje, waarmee wordt gesproken over bezuinigingen op het primaire proces die niet ten koste gaan van blauw op straat en van de opsporing?

Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Een groot aantal korpsen kampt met forse financiële tekorten. Natuurlijk zullen zij dat voor een deel aan zichzelf te wijten hebben. Daarbij denk ik aan het financieel beheer. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft op dat punt echter een niet onbelangrijke taak. Het heeft zelfs een wettelijke toezichtstaak. De commissie-Deetman heeft onderzoek gedaan naar de financiële situatie in Friesland en geeft aan dat de minister of het ministerie de hand in eigen boezem moet steken. Graag hoor ik van de minister wat zij van de stevige kritiek van de heer Deetman vindt. Hij geeft aan dat de minister door de begrotingsstukken goed te keuren, impliciet haar formele goedkeuring geeft aan de bestedingen. Ik wil ook van de minister horen wat zij heeft geleerd van het rapport van de commissie-Deetman, hoe zij voortaan fouten denkt te voorkomen en hoe zij haar rol als eindverantwoordelijke beter wil vervullen.

Voorzitter. Ik heb vragen gesteld over de solvabiliteitsratio en om een evaluatie verzocht. Het ging mij om de indicatoren voor de vermogens van de politiekorpsen. De politiekorpsen mogen voor het eigen vermogen een ondergrens hanteren van 25% en een bovengrens van 60%. Ik vind dat de evaluatie los moet staan van de financiële crisis en dat met het oog op het belang van een goed landelijk beheer de solvabiliteitsratio in aanmerking moet worden genomen. Wij vinden dat er een objectieve normering moet komen. Graag verneem ik van de minister of zij bereid is om in overleg met de minister van Financiën een evaluatie uit te voeren. Wil zij aangeven op welke manier met het eigen vermogen zal worden omgegaan?

De minister heeft met een aanzienlijk bedrag, met 145 mln., het eigen vermogen van de politieacademie afgeroomd. Hoe hoog was eigenlijk het eigen vermogen van de politieacademie? Kan zij garanderen dat de afroming met die 145 mln. ten behoeve van de cao-afspraken niet ten koste zal gaan van de aanstelling van executief personeel?

Voorzitter. De VVD heeft zich altijd verzet tegen bezuinigingen bij de politie. Dat zullen wij blijven doen, zeker als het gaat om de inkrimping van het aantal aspiranten. Daarmee legt men de bijl aan de wortel van de veiligheid. Wij vragen de minister nadrukkelijk om de bezuinigingen niet door te voeren. Wat vinden de CDA-fractie en de PvdA-fractie van de bezuinigingen? Het CDA zegt toch controle te willen hebben over de cijfers nu bij hen daarover allerlei berichten binnenkomen. De woordvoerder van de Partij van de Arbeid krijgt buikpijn en laat zich zorgelijk uit. Bij de ChristenUnie heerst op dit moment grote stilte. Ik vraag mij echt af hoe groot het draagvlak is om bij de politie te bezuinigen, gelet op de opmerkingen van de coalitiepartners. Wij krijgen allemaal brieven van verontruste korpsbeheerders en van verontruste burgemeesters. Zij zeggen dat de bezuinigingen ten koste gaan van blauw op straat, is het niet nu dan in de toekomst. En de minister zegt niet te kunnen garanderen dat de bezuinigingen niet ten koste gaan van blauw op straat. Hierop krijg ik graag een reactie van haar.

Dan wil ik iets zeggen over het tempo waarin de bezuinigingen worden doorgevoerd. Wij hebben van de minister niet een volledig overzicht gekregen van de realisering van de bezuiniging van 100 mln. Zij geeft met haar brief van februari aan dat de korpsen de besparingen voor 80% zelf kunnen opvangen en dat de besparingen voor 20% zullen worden gerealiseerd door samenwerking met andere korpsen. Ik vind dat de Kamer haar controlerende taak op een goede manier moet vervullen. Dat kan zij niet op basis van de brief van februari alleen. Ik steun dan ook het voorstel van de CDA-fractie om een onderzoek te laten uitvoeren. Ik weet niet of wij dat moeten doen of dat de Algemene Rekenkamer dat moet doen, maar met dat onderzoek zou moeten worden nagegaan of de cijfers kloppen. Ik vind dat wij onze controlerende taak op basis van de brief dus niet kunnen uitvoeren. Er staat alleen maar in de brief: de korpsen kunnen de bezuinigingen voor 80% zelf opvangen. Daarmee heeft de Kamer onvoldoende informatie om goed invulling te kunnen geven aan haar controlerende taak. Over 2009 hebben wij helemaal geen cijfers ontvangen. Er is wel een denkrichting aangegeven. Er zou gekort moeten worden op het aantal aspiranten. Daar zijn wij natuurlijk op tegen. Voor de rest zou 190 mln. door de korpsen opgehoest moeten worden. Op welke manier zou de Kamer kennis kunnen nemen van de voorstellen die door de korpsen zouden zijn gedaan en van die welke door de minister zijn gedaan? Op welke manier kan zij kennis nemen van de keuzen die uiteindelijk zijn gemaakt? Dat overzicht mis ik. Wij kunnen hier dus helemaal geen chocola van maken.

Dan wil ik iets zeggen over de toeslagen voor de politietop. Op 23 juni hebben wij een brief van de minister gekregen, waarmee zij aangaf dat negen functionarissen meer verdienen dan de Balkenendenorm. Ik vind dat het niet kan dat de politietop, die belast is met het uitvoeren van een publieke taak, meer verdient dan de beide politieministers. Op basis van welke gronden zijn de extra toeslagen toegekend? Hoe kan het dat die negen politiefunctionarissen meer verdienen dan de Balkenendenorm? Graag hoor ik wat de rechtvaardigingsgrond daarvoor is.

De voorganger van de minister heeft harmonisatie van de beloningsstructuur toegezegd. De stukken daarover hebben wij nog steeds niet gekregen. Hetzelfde geldt voor het functiewaarderingssysteem en het beloningssysteem voor de lagere salarisschalen. Graag wil ik met de minister een concrete datum afspreken waarop de Kamer die informatie krijgt. Wij vragen om transparantie en om objectiviteit bij de toekenning van de toeslagen. Wil de minister de toeslag die geldt voor werving en behoud onder de loep te nemen? Ik kan mij niet voorstellen dat wij korpschefs hebben die zo onmisbaar zijn dat wij bereid zijn om extra geld voor hen uit te trekken. Niemand is onmisbaar. Dus ik snap niet welke gedachte ten grondslag ligt aan de toeslag voor werving en behoud. Ik snap ook niet waarom sommige korpschefs deze toeslag krijgen. Hierop krijg ik graag een reactie.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Griffith over de toeslagen, met name bij de vragen over de negen functionarissen die meer verdienen dan de Balkenendenorm. Het lijkt mij dat als je een norm hebt, je die strikt moet hanteren en dat je dan geen uitzonderingen moet maken. Dat lijkt hier wel te gebeuren.

De kern van dit debat, waarvoor wij slechts twee uur hebben, betreft de vraag: kan de minister haar beloftes die zij met haar brieven doet, nakomen? Kan zij ervoor zorgen dat de politiesterkte niet zal afnemen? Dat is wat GroenLinks betreft de kernvraag, maar eigenlijk is het voorkomen van die afname een nietszeggende ambitie. Het gaat slechts om het handhaven van de politiesterkte en niet per se om het versterken ervan, terwijl de werkdruk groot is en er steeds minder animo is om in dit mooie vak terecht te komen. 52 200 agenten lijkt heel veel, maar zoveel is dat niet. Alleen al in New York lopen 50 000 agenten rond. Het gaat hier wellicht om een andere orde van grootte, maar als alleen al in New York zoveel agenten rondlopen, zeg ik dat wij niet de huidige omvang van de politie moeten handhaven, maar dat wij die moeten versterken.

De voorgenomen bezuiniging is niet gering. De oorspronkelijk taakstelling bedroeg 100 mln. en die wordt niet een beetje hoger, maar eigenlijk verdriedubbeld. Er wordt voor 190 mln. extra bezuinigd. De maatregelen die de minister voorstelt, het halveren van het aantal aspiranten, het inverdienen door betere samenwerking en het interen op het eigen vermogen, klinken alle heel onschuldig. Die zouden geen effect hoeven hebben op de politiesterkte en er zou evenveel blauw op straat blijven.

Laat ik eerst iets zeggen over het halveren van het aantal aspiranten. Ook mijn fractie heeft heel veel zorgen en kritiek op dit specifieke punt. Mij lijkt: goedkoop is duurkoop. Nu kiezen voor deze gemakkelijke kortetermijnoplossing zal erop termijn toe leiden dat wij grote problemen krijgen. Wij hebben het de afgelopen jaren over vergrijzing gehad. Wij moeten, nu wij te maken hebben met een financiële crisis, onze ogen niet voor dit grote probleem sluiten, zeker niet als de veiligheid in Nederland in het geding is. De werkdruk zal op korte termijn toenemen. Nu al worden vaak aspirant-agenten ingezet om onderbezetting tegen te gaan. Dat zal op termijn minder gemakkelijk kunnen en dat zal leiden tot meer frustratie, tot minder werkplezier en het kan ook leiden tot minder animo om agent te worden. Dat laatste is dan een impliciet effect van de maatregelen.

De minister wil inverdienen door meer samenwerking. De minister heeft al aangegeven dat dat eigenlijk nog niet zo goed gebeurt als zij zou willen. De vraag is dan ook waar zij het optimisme vandaan haalt dat met betere samenwerking veel te bezuinigen valt. Samenwerking wordt heel vaak naar voren gebracht als een oplossing, maar men doet dat vooral omdat dat gemakkelijk is. Betere samenwerking klinkt goed. De meeste fracties zijn daar voor, ook mijn fractie, maar de vraag is of dit vooral niet management by speech is.

Tot slot wil ik iets zeggen over het punt van het eigen vermogen. De minister spreekt zichzelf tegen. Zij zegt namelijk dat er sprake is van een laag eigen vermogen. De korpsen geven verder aan dat dat vermogen vastzit in onroerend goed. Het lijkt mij dus heel lastig om iets met het eigen vermogen te doen. Hoe kan de minister garanderen dat het eigen vermogen echt ingezet wordt? Daar geeft de minister geen antwoord op.

Voorzitter. De Kamer is duidelijk. De meerderheid ervan geeft aan dat er geen man of vrouw – ik citeer mevrouw Kuiken – minder op straat mag zijn. Er mag ook geen man of vrouw minder rechercheren. De vraag is alleen: hoe gaan wij dat voor elkaar krijgen? De brieven lijken heel helder maar het is interessant dat twee coalitiepartijen fundamentele kritiek hebben en dat er heel veel vragen leven over de gepresenteerde cijfers. Als de meerderheid van de Kamer aangeeft dat de voorstellen niet acceptabel zijn en dat er in ieder geval duidelijkheid moet komen, moet op korte termijn antwoord gegeven worden op de vraag of de Kamer vasthoudt aan de geformuleerde uitgangspunten. Met het bieden van duidelijkheid moet niet twee jaar gewacht worden. Daarom sluit ik mij aan bij het verzoek van de heer Çörüz. Het lijkt mij prima om het BOR of de Algemene Rekenkamer een onderzoek te laten doen. De Kamer moet wel op korte termijn het resultaat van dat onderzoek te horen krijgen. Ik hoop van harte dat dan zal blijken dat hetgeen de minister wil kan, maar ik betwijfel dat.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. De minister en de korpsbeheerders zijn in gesprek over de bezuinigingen bij de politie. Dat is het gevolg van het sluiten van het beleidsakkoord Werken aan de toekomst. Laat duidelijk zijn: de PVV is absoluut tegen bezuinigingen bij de politie. Ik zal straks aangegeven hoe het benodigde geld verkregen moet worden. Wij zien wel dat er mogelijkheden zijn om efficiencyslagen te maken en om iets te doen aan de korpsstructuur. Er zijn rijke en er zijn arme korpsen. Dat weet deze minister ook. Er zijn korpsen die zelfs rijk zijn geworden over de rug van juist de politieman op straat. Door kunstmatig zogenaamde vacatures open te laten, door kunstmatig de politieagent extra werkdruk te geven, is een aantal korpsen heel rijk geworden. Er zijn echter ook korpsen die het heel erg moeilijk hebben, die heel arm zijn en die brandbrieven naar deze Kamer sturen. Ik heb het niet over de brandbrief van Rotterdam, want Rotterdam heeft in mijn beleving geen recht van spreken, maar er zijn andere korpsen die dat wel hebben. Ik lees in de stukken van deze minister daar niets over. Ik had zo graag gezien dat de minister, die lid is van een sociale partij, oog zou hebben voor de problemen en met een oplossing was gekomen. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat iedereen in dit land verzekerd is van die veiligheid en die bescherming door de politie waarvoor hij belasting betaalt en dat het niet zo is dat de een de mazzel heeft de zorg te genieten van een rijk korps en de ander die van een arm korps?

Terzijde: wij zien ook de mogelijkheid van het maken van efficiencyslagen bij de regio’s. Daarbij denk ik aan samenvoeging, het niet laten bij 20, 22 regio’s. Laten wij een beetje ambitie tonen. Gewoon het aantal terugbrengen tot 10, 11, 12 regio’s. Dat is meer dan genoeg. Dan kunnen wij lekker schrappen in het aantal korpschefs, beleidsmedewerkers en bazen. Volgens mij kan de minister met die samenvoegingen grote financiële voordelen behalen.

Wij zijn het eens met de politiebond ACP. Die heeft opgeroepen om geen concessies te doen als het gaat om de capaciteit van de politie. Laten wij verstandig zijn en ervoor zorgen dat de overheid zijn belangrijkste plichten kan vervullen, namelijk zorgen voor de veiligheid van de burgers in het hele land, of er nu een arm of een rijk korps in hun regio is. Daarvoor zorgen doen wij niet door te bezuinigen op het politiepersoneel dat dagelijks de straat op gaat. Dat kan niet. Je kunt niet tegen de politie zeggen: u krijgt deze en die taak erbij en dan gaan wij ook nog eens het aantal agenten in opleiding verminderen en daarnaast 300 mln. korten op het budget. Dat kan niet. Als wij dat doen, gaat het mis. Dat kan iedereen nagaan.

De PVV steunt de oproep van de ACP om met een meetinstrument te komen en dat zo samen te stellen dat de effecten van eventuele bezuinigingen duidelijk worden. Doe dat, laat zien dat hetgeen wat de minister beweert geen consequenties heeft voor het blauw op straat. Maak dat duidelijk. Ik geloof niet dat dat geen consequenties heeft, maar ik kan niet in de toekomst kijken. Dat kan deze minister ook niet, maar als zij ons kan garanderen dat deze bezuinigingen geen negatieve effecten hebben, laat dat dan zien. Ik heb al eerder gezegd: ik zou het prachtig vinden als wij de situatie van dit jaar als ijkpunt namen. We zouden dus gewoon moeten meten hoeveel blauw er nu op straat is, dus echt blauw. Over twee jaar meten wij dat opnieuw.

Wij vinden het belachelijk dat de politie die vorig jaar eindelijk eens een goede cao heeft kunnen afsluiten na jaren van mindere cao’s en achterstand met de salariëring, haar eigen cao moet betalen door het aantal mensen in opleiding met 1500 te verminderen. Het is wel hartstikke leuk dat de politie deze cao heeft, maar zij moet er zelf voor dokken, want de agenten moeten drie keer zo hard werken. Als namelijk in een paar jaar tijd de korpsen 1500 mensen minder hebben, betekent dat dat de politieman meer taken krijgt en nog meer gehoond wordt door de burger. Hij kan namelijk zijn taak niet doen. Ik snap hier dus helemaal niets van.

Het Rijk huurt externen in. Daarvoor geeft het meer dan een miljard uit. De ambitie van deze minister is om die uitgave met ongeveer 13% te verminderen. Ik vind dat nogal magertjes. Externen inhuren om capaciteitsproblemen op te lossen vind ik al helemaal niet kunnen. Daarvoor zou men geen externen moeten inhuren. Dat is veel te duur. Waarom dan niet meer ambitie op dit punt? Waarom niet snijden in het budget voor de inhuur van externen? Overheidsbreed zouden de uitgaven daarvoor met 30% verminderd moeten worden, wat mij betreft met 40%. Het geld dat daarmee vrijkomt, geeft de minister aan de politie. De politie hoeft dan niet te bezuinigen en dan kan de minister haar belofte nakomen en ervoor zorgen dat er niet minder blauw op straat zal zijn. Dus: snijden bij de inhuur van externen en het geld aan de politie geven.

Bij de politie kan ook gesneden worden. Ik noem vtsPN. Nou ja, laten wij het daar maar niet over hebben, maar als voor de externe inhuur eenzelfde meetlat zou gelden, dan zouden ettelijke miljoenen verkregen kunnen worden.

Voorzitter. Vanwege de tijd sla ik een paar stukjes in mijn tekst over. Ik merk dan op dat de ministers de politieregio’s strakker zouden moeten aansturen, zodat de bezuinigingen in ieder geval niet ten koste gaan van operationele functies in de politieregio’s en niet ten koste van de recherche. Het liefst zien wij dat het aantal politieregio’s wordt verminderd tot 5. Dat zou een prachtig beeld opleveren. Ik denk dus aan 5 politieregio’s, aan 5 veiligheidsregio’s en aan een top waarvan wij de leden misschien wel democratisch moeten kiezen. Dat doen ze in Amerika ook en dat werkt perfect. Dit systeem zorgt voor minder bureaucratie, minder managers, minder kosten en voor een effectievere politieorganisatie.

Wat de salariëring van de politietop betreft, ben ik absoluut van mening dat de Balkenendenorm moet gelden, ook bij de overheid en al helemaal bij de politie. Het is not done, het is echt niet te verkopen tegenover de gewone politieman die ondanks de goede cao vergeleken met andere sectoren nog steeds onderbetaald wordt, dat er mensen zijn die meer verdienen dan Balkenende. Ik overweeg zeker om hierover een motie in te dienen als de minister niet zegt voor een keiharde aanpak te zullen kiezen.

Over het budgetverdeelsysteem wil ik heel kort zijn: het is een ondenkbaar systeem. Dat zeggen alle korpsen. Bij alle korpsen is er over het algemeen maar één ambtenaar die het systeem snapt. Dat begrijp ik, want om het systeem te snappen is een hele studie nodig. Op het departement zijn er misschien twee, drie mensen die het systeem helemaal door hebben. Ik verwacht niet dat de minister het systeem tot in de puntjes kent. Als zij dat wel kent, vind ik dat heel erg knap. Met andere woorden: dat systeem moet op de helling. Het moet veel simpeler worden, ook eerlijker.

Mevrouw Griffith (VVD): Wij hebben een briefing gekregen over het budgetverdeelsysteem. Op die briefing is aangegeven wat er de komende tijd zal gebeuren. Wat vindt u daarvan?

De heer Brinkman (PVV): Ik vind het systeem nog steeds te moeilijk. Het is enigszins versimpeld, maar ik ben bang dat de korpsen er nog steeds niet uitkomen. Ik hoor ook bij de korpsen zelf dat er heel veel haken en ogen aan zitten en dat zij ook met deze versimpeling niet blij zijn.

Mevrouw Griffith (VVD): Misschien verwijst u naar de briefing waar u niet bij was, maar daarop is juist aangegeven dat er een evaluatie komt en dat alle korpsen de mankementen die er zijn en de problemen die zij hebben, kunnen melden. Ik hoop dat u de signalen die u uit het veld krijgt, meldt, zodat die aan de orde kunnen komen bij de evaluatie.

De heer Brinkman (PVV): Ik zal dat zeker doen. Dat beloof ik u, maar ik wijs er op dat ik lid ben van een fractie van negen man, van een fractie die veel ambities heeft en die bij elk overleg vertegenwoordigd wil zijn, maar ik kan mij niet in tweeën delen. Ik kan dus niet overal bij zijn.

Voorzitter. Mijn laatste punt betreft de rijke korpsen. Er is een aantal korpsen dat geld te veel heeft. Die korpsen weten dat deze minister zit te azen op hun geld. Dus wat doen zij? Zij gaan dat geld uitgeven aan werkelijk belachelijke projecten. Zij gaan het gewoon over de balk gooien. Ik denk dan aan een project waarover de minister de Kamer een brief heeft geschreven, een project in Amsterdam om tien allochtonen van hbo-niveau te werven, gedurende twee jaar op te leiden en als zijinstromers deel te laten nemen aan het korps. Ten eerste vind ik dat discriminatoir. Het is echt niet te verkopen dat als twee mensen dezelfde studie hebben gedaan en de ambitie hebben om bij de politie leiding te gaan geven, maar de een allochtoon is en de ander autochtoon, de een een opleiding van twee jaar kan gaan volgen met een inkomen van schaal 10, hoofdinspecteur kan worden en de ander gewoon naar de academie moet, vier jaar moet studeren en een salarisje krijgt dat netto minstens €1000 lager ligt. Dat is gewoon discriminatoir. Dat kan de minister niet verkopen. Ik heb haar brief heel goed gelezen. Zij spreekt zichzelf er drie keer in tegen. Ik had echt gehoopt dat zij weerstand zou bieden en tegen Amsterdam zou zeggen dat zoiets niet kan. Daar komt nog bij dat het project 2,3 mln. kost, excl. BTW, dus bijna 3 mln. Er komt nog twee ton bij om het project rond te krijgen. Dus die 3,2 mln. die eerst werd genoemd, is het juiste bedrag. Let wel, 3,2 mln. voor 10 mensen. Dat is toch een belachelijk bedrag. Ik heb gekeken wat hiervoor normaal uitgetrokken kan worden en dat is 20%, 30% van het jaarsalaris. Als je uitrekent hoeveel dat is, kom je echt niet uit op 3,2 mln. Dit is dus onacceptabel. Ik vraag mij af hoe en in samenspraak met wie dit tot stand is gekomen.

Minister Ter Horst: Voorzitter. Ik wil eerst in algemene zin iets zeggen over datgene waarover alle Kamerleden hebben gesproken: de bezuinigingen. Het is goed om ons te realiseren dat de politieorganisatie een middel is en geen doel op zichzelf. Met de politieorganisatie willen wij dus een doel bereiken en ik was blij dat de heer Çörüz zijn betoog begon met opmerkingen over dat doel: het verminderen van de criminaliteit in Nederland. Het is goed om die doelstelling voor ogen te houden, ook als wij praten over het belangrijke middel van de politieorganisatie.

Verder is het goed de relatie in aanmerking te nemen met wat wij onlangs hebben besproken: de voorstellen van het kabinet voor een nieuwe politieorganisatie. Misschien zal hierover nog een vervolg algemeen overleg worden gehouden, maar de Kamer heeft gezegd die voorstellen in grote lijnen te steunen.

Met die nieuwe organisatie van de politie willen wij de efficiency bij de politie sterk vergroten en op die manier geld vrijmaken voor het primaire proces. Met het primaire proces denk ik, net als de leden, aan het eigenlijke politiewerk, zeg maar: aan blauw op straat en aan opsporing. Ik vind het jammer dat met de bijdragen van de verschillende leden van de Kamer die koppeling niet werd gelegd. Niet voor niets steekt het kabinet veel energie in zijn pogingen om samen met de korpsbeheerders tot overeenstemming te komen over het nieuwe bestel. Wij kunnen daarmee namelijk een heel grote slag maken op het gebied van efficiency. Ook het bereiken van efficiency is geen doel op zichzelf maar een middel om geld vrij te maken voor belangrijke zaken. Dit was mijn tweede algemene opmerking.

Mijn derde algemene opmerking betreft de bezuinigingen. Ik maak uit de bijdragen van de verschillende Kamerleden op dat zij de inhoud van de laatste brief niet helemaal hebben geïnternaliseerd. Het is goed om duidelijk te maken dat de bezuiniging van 180 mln. voor twee derde het gevolg is van de zogenaamde onvermijdelijke problematiek. Wat is nou onvermijdelijke problematiek? Hierbij gaat het om een bezuiniging die de minister van Binnenlandse Zaken niet is opgelegd, maar die het gevolg is van het sluiten van de cao waarover wij en steeds meer mensen, zij het met terugwerkende kracht, enthousiast zijn. Die cao brengt wel een financieel beslag met zich mee. Die kost meer dan ik van de minister van Financiën vergoed krijg. Met andere woorden, toen de cao werd afgesloten bleven de kosten binnen de financieringsruimte – als dat niet zo was geweest, hadden wij die niet afgesloten – maar nu, twee jaar later, overschrijden de kosten de financieringsruimte. Aangezien de cao ook nog voor volgend jaar geldt, hebben wij dit jaar en volgend jaar een financieringsprobleem. Als er niets verandert met de economie in Nederland hebben wij ook de jaren daarna een probleem. De berekening van de financieringsruimte voor deze politie-cao is gebaseerd op de cao’s die in de markt worden afgesloten. De cao’s in de markt zijn echter soberder en daarom is de cao voor de politie te duur vergeleken bij die andere cao’s.

Dan is er nog een ander financieringsprobleem en dat is het gevolg van de pensioenpremies. Zoals bekend heeft het ABP de pensioenpremies per 1 juli met 1% verhoogd. Aangekondigd is dat die per 1 januari 2010 met 2% worden verhoogd. Dat kost dus heel veel, overigens ook voor de werknemers, maar ook voor de werkgevers. Deze twee aspecten, de dure cao en de pensioenproblematiek, zorgen voor twee derde van de financiële problematiek waarmee wij te maken hebben.

De resterende een derde van de problematiek betreft de bijdrage die Binnenlandse Zaken moet leveren als onderdeel van de totale bezuiniging van het kabinet. Zoals bekend bedraagt de bezuinigingstaakstelling van het kabinet 1,3 mld. Verder geldt voor de politie, net als voor andere uitvoerende diensten, een productiviteitskorting. Dan is er nog de bezuiniging voor de politie belast met de bestrijding van het terrorisme. Er zijn dus verschillende elementen die samen zorgen voor een derde van het totale bedrag van 180 mln.

Ik zeg erbij dat dat bedrag, die een derde van de 180 mln., een relatief laag bedrag is. Het kabinet heeft namelijk de politie van bepaalde bezuinigingen uitgezonderd. Het kabinet vindt de politie zo belangrijk dat het de politieorganisatie minder aanslaat voor bezuinigingen dan andere sectoren. De leden vinden het erg dat er op de politie wordt bezuinigd. Dat is ook erg, maar het kabinet heeft in ieder geval met de bezuinigingen de politie voor een groot deel ontzien. Verder wijs ik erop dat het hier niet alleen om de regiokorpsen gaat, want ik meen dat de leden daarop doelen als zij spreken over «de» korpsen. Er geldt ook een taakstelling voor de KLPD. Een deel van de bezuiniging van een derde van het totaal geldt dus voor de KLPD, al weet ik niet of dat voor de leden reden is om zich meer of minder zorgen te maken.

Ik sprak net over de onvermijdelijke problematiek. Het kabinet is van mening dat alle sectoren zelf moeten zorgen voor de oplossing daarvan. Dus niet alleen Binnenlandse Zaken moet de problemen met haar eigen cao en die van de pensioenpremies oplossen, nee, ook OCW moet dat. Dus de collega van OCW heeft net als ik voor de politie te maken met het oplossen van de onvermijdelijke problematiek in het onderwijsveld.

Mevrouw Kuiken vraagt zich af: kunnen wij datgene wat nodig is in verband met de bezuinigingen/de onvermijdelijke problematiek niet pas in 2011 doen in plaats van in 2010? Ja, dat kan. Dan zal in 2010 180 mln. uit andere begrotingen moeten komen, want BZK heeft dat geld niet. Het grootste deel van budget van BZK is natuurlijk bestemd voor de politie. Zal de Kamer geld van andere begrotingen beschikbaar willen stellen? Ik dacht het niet. Gisteren is gesproken over de Voorjaarsnota en mij is niet geworden dat er door de Kamer een voorstel is ingediend om de politie te vrijwaren van de bezuinigingen en een bedrag van 180 mln. structureel uit andere bronnen te financieren.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dank voor dit antwoord, maar het is niet een antwoord op mijn vraag. Ik heb gerefereerd aan de effecten van de budgetverdeelsystematiek voor 2010 en gevraagd of het mogelijk is om de consequenties van de invoering voor 2010 op te schorten totdat de evaluatie is verschenen. Wij hebben bij de technische briefing, die ook uw ambtenaren hebben bijgewoond, begrepen dat die in januari 2010 zal verschijnen. Verder heb ik gesproken over de plannen voor het verminderen van het aantal aspiranten. Daarover bent u nog in onderhandeling met de korpsbeheerders. Het resultaat is nog niet bekend. Ik gaf u in overweging om na te gaan of er voor die vermindering creatieve oplossingen zijn. Mijn vragen betroffen dus geheel iets anders dan u met uw antwoord doet voorkomen.

Minister Ter Horst: Ik ben nog niet toe aan de beantwoording van de specifieke vragen. Over de aspiranten kom ik nog uitgebreid te spreken. Uw vraag had ik dus anders opgevat. Uiteraard gaan wij geen bezuinigingen doorvoeren alvorens het BVS is geëvalueerd. Dat kan ook niet anders. De bezuinigingen waarover ik zojuist sprak hebben ook niets met het BVS te maken. De evaluatie van het BVS staat daar los van. Die zal uitwijzen wat de verandering van het systeem in zowel positieve als negatieve zin voor de korpsen betekent.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik snap dat de evaluatie van het BVS niets te maken heeft met de bezuinigingen. Maar de BVS-problematiek en de financiële problematiek kunnen elkaar versterken. Dat u het een en het ander door elkaar haalt, kan ik niet helpen. Het gaat er mij om dat er voor 2010 geen besluit wordt genomen over de budgetverdeelsystematiek. Daarover bestaat bij ons namelijk verwarring. Tot het verschijnen van de evaluatie zijn er dus geen kortingen aan de orde.

Minister Ter Horst: Ik weet niet wie wat door elkaar haalt. Dat kan mij ook niet schelen, maar het antwoord op uw vraag is: er worden geen kortingen doorgevoerd op basis van de wijziging van het BVS. Als er kortingen op grond daarvan worden doorgevoerd, gebeurt dat pas in 2011. Het enige wat wij in 2010 doen, is het doorvoeren van de bezuinigingen die ik net heb toegelicht en het oplossen van de onvermijdelijke problematiek. Dat heb ik net ook gezegd. Ik weet niet waarom u het over het BVS heeft, maar dat gaan wij evalueren en de eventuele gevolgen van die evaluatie krijgen in 2011 hun beslag.

Mevrouw Griffith (VVD): Volgens de minister zouden wij haar laatste brief niet goed hebben begrepen en daarom heeft zij opnieuw uitgelegd wat daarin staat. Zij zegt echter iets belangrijks. Zij zegt dat door de Kamer geen motie of een amendement is ingediend om de politie bij de bezuinigingen te ontzien. Wil zij daarmee zeggen dat de coalitiepartners, de PvdA en het CDA die hier aanwezig zijn, krokodillentranen huilen?

Minister Ter Horst: Het is niet aan mij om de kwaliteit van tranen te beoordelen. Daarover zult u mij niet horen. Het enige wat ik zeg, is dat het kabinet de Kamer een evenwichtig voorstel heeft gedaan voor het realiseren van de noodzakelijke bezuinigingen en voor het oplossen van de onvermijdelijke problematiek. De Kamer heeft daar met het kabinet over gesproken, althans over grote brokken ervan. Misschien zal er op Prinsjesdag verder over gesproken worden. Tot op heden heb ik echter niet gemerkt dat er voorstellen zijn om anders te handelen dan is aangegeven. Ik wil u ook niet adviseren om dat te doen. Als ik dat nodig zou vinden, had ik in het kabinet gezegd: dit is voor mij onbestaanbaar, ik houd op met dit baantje. Straks zal ik zeggen wat mijn voorstel is, maar voor een deel kennen de leden dat al. Ik zal zeggen hoe ik wil omgaan met de bezuinigingen en met de onvermijdelijke problematiek. Ik heb dus mijn baantje niet opgezegd en dat betekent dat ik de voorstellen acceptabel vind en dat ik die tegenover de Kamer wil verdedigen. Wat mij betreft hoeft de Kamer niet met iets anders te komen. Ik ga ervan uit dat het resultaat waarmee ik na het uiteindelijke overleg van volgende week met het korpsbeheerdersberaad naar de Kamer kom, zal voldoen aan de eisen die ik, de Kamer en de korpsen stellen.

De heer Van Raak (SP): Kunnen wij nu wel of niet met voorstellen komen? Volgens mij hebben mensen liever wijkagenten in hun buurt dan een JSF-toestel in Afghanistan. Dus het vinden van alternatieven is niet zo ingewikkeld. Het gaat om de politieke wil en de minister zei: ik heb deze bezuiniging aanvaard. Dat is prima, maar wat doet ze vervolgens? Ze accepteert de bezuiniging van 180 mln. per jaar en gooit die over de schutting van de politie en zegt: gaan jullie het probleem maar oplossen. De politie zegt dan: hier kunnen wij niets mee, die belofte kunnen wij niet waarmaken. Wij kunnen niet 180 mln. per jaar extra bezuinigen zonder dat dat ten koste gaat van blauw op straat. Natuurlijk gaat dat ten koste van blauw op straat. Iedere agent die je spreekt, zegt dat. Waarom heeft de minister dit aanvaard? En: waarom heeft de minister het probleem vervolgens over de schutting gekieperd?

Minister Ter Horst: Voorzitter. Met dit soort metaforen kan ik helemaal niets. Er is geen schutting tussen mij en de politie. Ik kan dus ook niets over de schutting gooien. Ik druk mij daarmee maar iets netter uit dan de heer Van Raak. Ik ben de politie. Ik ben verantwoordelijk voor de politie en als ik zeg dat ik dit verantwoord vind, heb ik ook de verantwoordelijkheid om er op een goede manier met de politie uit te komen. Kennelijk spreekt de heer Van Raak ontzettend veel mensen en staat hij voor iedereen, van hoog tot laag bij de politie, open. Fantastisch! Mijn gesprekspartner is het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad. Daar spreek ik mee. Daar heb ik al vaak mee gesproken en ik ga ervan uit dat wij volgende week het overleg kunnen afronden, dat wij dan tot een understanding zijn gekomen en dat wij weten hoe wij de financiële problematiek op een goede manier zullen oplossen.

De heer Van Raak (SP): Laten wij dan wel afspreken dat als er een akkoord met de politie is, wij dat per ommegaande te zien krijgen, zodat wij er nog iets over kunnen zeggen. Straks begint namelijk het reces en het is niet de bedoeling dat alles wordt afgekaart zonder dat wij er iets over hebben kunnen zeggen. Ik krijg graag de plannen te zien die nu gemaakt worden. Ze zullen bijna klaar zijn. Die wil ik dus per ommegaande ontvangen, zodat ik er een oordeel over kan geven.

Minister Ter Horst: Voorzitter. Ik ben erg blij dat de Kamer zelfstandig over deze problematiek wil oordelen. Graag! En ik leg de nadruk op zelfstandig. Uiteraard zal de Kamer in de begroting voor 2010 alle voorstellen vinden en ik ga ervan uit dat wij na de zomer daarover zullen spreken.

Ik wil vervolgens ingaan op een paar elementen van de oplossingsrichting voor de bezuinigingsproblematiek. Een aantal sprekers heeft over die elementen gesproken. Allereerst wil ik iets zeggen over de vermindering van het aantal aspiranten. De heer Çörüz zei: In plaats van 3000 laat de minister 1000 mensen opleiden. Hij vond dat er eigenlijk 1200 opgeleid zouden moeten worden. Met mijn brief aan de Kamer is sprake van 1600 aspiranten. Dat betekent dat het getal van 1000 al is losgelaten. 1600 is meer dan 1200. Ik hoop dat deze verhoging ook in de ogen van de heer Çörüz voldoende is. Wat ik belangrijk vind, is dat wij ons laten adviseren over het aantal naar school te sturen aspiranten. Wij hebben een expertisecentrum en daar beoordeelt men met in achtneming van de uitstroom – zoals bekend is de uitstroom van agenten veel lager dan wij hadden verwacht – en de politiesterkte die wij de komende jaren willen realiseren hoeveel mensen in opleiding moeten worden genomen. Het expertisecentrum kwam niet uit op 1200, maar 1600. Zoals bekend geven de korpsen op hoeveel mensen zij nodig hebben en hoeveel mensen in opleiding moeten worden genomen. Dat bepaal ik dus niet. Gelet op wat de korpsen nodig achten, kwam ik uit op 1200 en niet op 1600. Dit is een heel belangrijk punt. De leden zeggen namelijk dat ik van alles moet garanderen, maar ik ben niet degene die bepaalt hoeveel aspiranten er naar school gaan. Dat bepalen de korpsen. Ik ben echter bereid om de opleiding van 1600 aspiranten te financieren. Met mijn begroting maak ik daarvoor geld vrij, maar als de korpsen niet 1600, maar 1200 mensen naar school willen sturen, ben ik niet in de positie om te zeggen: jullie moeten er 1600 naar school sturen. Waarom ben ik daarvoor niet in de positie? Het gaat niet alleen om het geld voor de opleidingen, het gaat ook om de salarissen. Aangezien de korpsen verantwoordelijk zijn voor hun begroting, zijn zij ook verantwoordelijk voor de salarissen en zij bepalen daarom hoeveel mensen er naar school zouden moeten. Ik wil de Kamer alles toezeggen en alles garanderen, maar ik ben met inachtneming van het bestel dat wij kennen afhankelijk van de korpsen. Zij bepalen hoeveel mensen zij naar school willen sturen. Nogmaals, ik hoop dat de commissie zich realiseert hoe het plaatje er uitziet en dat er geld beschikbaar is om 1600 mensen naar school te sturen.

Ik wil nog over een ander element iets zeggen, het element van de afroming van het eigen vermogen. Het normeren van het eigen vermogen houdt in dat wij nagaan hoeveel eigen vermogen alle korpsen hebben. Wij bepalen voorts hoeveel eigen vermogen zij mogen hebben. Ik meen dat het om een solvabiliteit van 20% gaat en dan is het mogelijk om structureel 40 mln. te bezuinigen. We kunnen 400 mln. afromen en dat is structureel 40 mln. Ik wijs erop dat als je een pijnloze bezuiniging wilt, een bezuiniging die geen agent op straat kost, deze bezuiniging je toch zou moeten aanspreken. Toch hebben de korpsbeheerders het meeste moeite met dit element. Ik wil graag overeenstemming met de korpsbeheerders bereiken. Ik weet namelijk precies wat er gebeurt als ik die overeenstemming niet bereik. Dan vinden al die korpsbeheerders de weg naar deze commissie en dan zal deze commissie zeggen: minister het moet anders. Maar weet wel dat het normeren van de vermogens een volstrekt pijnloze operatie is en niet één agent op straat kost.

Mevrouw Griffith (VVD): Sorry dat ik het zeg, maar het lijkt erop dat de minister heel erg geïrriteerd is.

Minister Ter Horst: Nee, ik ben niet geïrriteerd, maar ik vind dit een zeer belangrijk onderwerp.

Mevrouw Griffith (VVD): U reageert heel erg geprikkeld. Het staat de Kamerleden vrij om hun controlerende taak in te vullen zoals zij willen. U zegt: ik wil u adviseren niet met andere voorstellen te komen. Dat is ontzettend vervelend, want wij proberen onze controlerende taak op een goede manier te doen. U zegt ook weer: dan weten de korpsbeheerders de weg naar deze commissie te vinden. Tja, maar dat mag, dat moet ook. Daar moet u niet op tegen zijn. Zoiets is logisch. Waar wij om vragen, is: lever de stukken aan, zodat wij tot een oordeel kunnen komen. Daarin komt u ons helemaal niet tegemoet. U zegt ook weer: ik bén de politie. Eén minuut later zegt u: ik ga daar niet over, daar gaan de korpsbeheerders over. Ik vraag u om het feit te respecteren dat de Kamer een controlerende taak heeft en verantwoordelijkheid draagt. Wij maken ons zorgen vanwege de bezuinigingen. Volgens mij zou u zich moeten afvragen: hoe kan ik de Kamer zoveel transparantie bieden en zo goed bij het proces betrekken dat zij zich in mijn beleid kan vinden? U zegt met de korpsbeheerders op die manier te overleggen, maar als al die korpsbeheerders het zo eens zijn met u, waarom krijgen wij dan zoveel brieven?

De heer Brinkman (PVV): Ik vond dat de minister een positieve prikkel gaf. Ik snap haar verbazing. Dat zal zij niet vreemd vinden. Ik heb wel een vraag. Kan zij de korpsen helemaal niets dwingend opleggen? Ik ben het namelijk helemaal met haar eens.

De heer Van Raak (SP): Ik heb ook een advies aan de minister. Het is natuurlijk fantastisch als je een bezuiniging van 400 mln. pijnloos kunt realiseren. Mijn controlerende taak brengt met zich mee om na te gaan of dat zo is. Sommige korpsen zitten ruim in de slappe was. De andere lopen op hun tandvlees. In welke mate zit dat eigen vermogen in de gebouwen? In hoeverre is dat eigen vermogen nodig voor noodzakelijke investeringen voor verbetering van de veiligheid? In hoeverre wordt het eigen vermogen nu al ingezet om tekorten te dekken? Vooral die laatste vraag is belangrijk. Ik denk aan de tekorten over 2009. Als wij bij de politie 400 mln. weghalen, kan zij de tekorten niet dekken.

De heer Van der Staaij (SGP): De brief op stuk nr. 124 zegt op pagina 7 dat een groot deel van het eigen vermogen al is aangewend ter financiering van de materiële vaste activa en op korte termijn niet liquide is te maken. Met andere woorden, de minister zegt hier: reken je niet rijk met dat eigen vermogen. Nu is haar boodschap: je kunt pijnloos nog wel wat bij de korpsen weghalen.

Minister Ter Horst: Tegen mevrouw Griffith zeg ik dat mijn irritatie niets te maken heeft met de wijze waarop de Kamer haar controlerende taak invult. Absoluut niet! Wat wel eens moeilijk is – maar u hoeft met mij geen medelijden te hebben – is dat ik niet zit te schaken met een andere schaker, maar soms met vijf zogenaamde medeschakers. Dat maakt het wel eens lastig om stappen vooruit te zetten en om alles een beetje ordelijk te laten verlopen. Gaat u er maar van uit dat sommige opmerkingen van mij daarmee te maken hebben. Ik wil tegenover de Kamer absolute transparantie betrachten. Ik vind het namelijk belangrijk dat de Kamer over alle benodigde informatie beschikt. Ik ken u namelijk goed genoeg om te weten dat als u alle informatie heeft, u dan op een rationele en redelijke manier tot uw oordeel zult komen. Dat weet ik. Daar ga ik dus van uit. Het probleem is alleen dat ik nog overleg voer met het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad. Het zou alles buitengewoon lastig maken als ik de Kamer van de tussenstand op de hoogte bracht. Ik handel daarentegen op de manier die wij hebben afgesproken: ik voer eerst overleg met het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad en als wij dat volgende week afgerond hebben, kan ik de Kamer op de hoogte brengen van de manier waarop het proces is verlopen, van de voorstellen, van de opvatting van het korpsbeheerdersberaad en van hetgeen waartoe wij uiteindelijk hebben besloten. Die informatie zal ik dus zeer graag verstrekken.

De heer Brinkman vroeg of ik de korpsen niet kan dwingen te doen wat ik voorstel. Dat is niet gemakkelijk als je ze eerst verantwoordelijk maakt voor de begroting en de rekening. Ook het geven van toelagen valt onder de verantwoordelijkheid van de korpsbeheerders en niet onder die van minister van Binnenlandse Zaken. Ik zie aan uw lichaamstaal dat u iets wilt zeggen, maar sorry jongens, zo is het nu eenmaal. U bent de politie, hoor ik u zeggen. Ik ben wel de politie, maar wij hebben geen nationale politie. Dat systeem kennen wij niet. Dat betekent dat de korpsbeheerders verantwoordelijk zijn voor de begroting en de rekening en met hen heb ik dus te maken.

Kan ik de politie dwingen? Misschien moeten wij dat op sommige punten maar wat meer doen dan nu het geval is. Tot mijn ongenoegen hoorde ik dezer dagen van projecten die op een suboptimale manier worden georganiseerd. Dan heb ik het niet over het project waarover de heer Brinkman sprak, maar over andere. De politie en ik hebben afgesproken dat wij op een andere manier zullen werken, dat wij zullen beoordelen op welk niveau bepaalde bedrijfsvoeringstaken van de politie kunnen worden georganiseerd. Nu al kunnen wij zeggen welke projecten met bepaalde faciliteiten op een andere schaal kunnen worden gedaan. Ik probeer dus tot maximale sturing te komen. Ik wijs er verder op dat ik in de tweeënhalf jaar die achter mij ligt meer aanwijzingen aan korpsbeheerders heb gegeven dan alle ministers voor mij. Er zit echter een grens aan wat ik kan doen.

Is het vermogen liquide te maken? Mijn voorstel zou zijn dat ik de Kamer een brief over de techniek van de vermogensnormering doe toekomen. Die vermogensnormering is namelijk een technische aangelegenheid. Los van de vraag of wij wel of niet tot die normering overgaan is het goed dat wij de Kamer laten weten wat die systematiek inhoudt. In ieder geval hoeft die niet in te houden dat de gebouwen worden verkocht. Ook hoeft afroming van het eigen vermogen niet te betekenen dat je niet meer je eigen problematiek kunt oplossen. Dat heb ik al tegen het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad gezegd, maar nogmaals, het gaat om een ingewikkelde materie. Via Financiën hebben wij de mogelijkheid om tot normering te komen en in ieder geval kan die een bedrag van 40 mln. structureel opleveren. Die bezuiniging zou al in 2010 bereikt kunnen worden. Bij de korpsen is er grote terughoudendheid. Als je niet alleen de vermogens normeert, maar ze ook verevent, zou je de korpsen waarover de heer Brinkman sprak, de korpsen die het echt moeilijk hebben, een betere vermogenspositie kunnen geven. Dan moeten de rijke korpsen wel bereid zijn om hun vermogen te laten afromen. Het is natuurlijk lastig om ze zover te krijgen, maar ik geef aan op welke manier ik tewerk ga. Ik meen dat er niet heel veel politieke steun te vinden is om niet op deze manier te handelen. Laten wij onze ogen openen voor datgene wat er bij de politie op dit punt kan.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Mijn fractie vindt het van belang dat de minister er met de korpsbeheerders uitkomt. Dat heeft voor ons veel waarde. Dat van die techniek geloof ik wel, maar zo’n pijnloze bezuiniging is bijna te mooi om waar te zijn. Dan denk ik: waarom is dit niet eerder gedaan, als dit zo’n perfecte oplossing is? Eerder spraken wij over die 100 mln., maar dan is dit toch eigenlijk het ei van Columbus.

Minister Ter Horst: Onder druk wordt alles vloeibaar. Met die bezuiniging van 100 mln. hebben wij afgesproken dat die niet ten koste zou gaan van operationele capaciteiten, maar nu komt er deze bezuiniging bovenop. Laten wij wel hopen dat er niet nog weer een bezuinigingsronde komt. Dan denk niet alleen aan de politie maar aan het Rijk in het algemeen. Gelukkig is die nieuwe ronde nog niet nodig, maar ik wijs er slechts op dat je alles uit de kast moet halen als het om dit soort bedragen gaat. Ongetwijfeld is in het verleden die vermogensnormering ook wel eens in beeld geweest, maar niet als maatregel gebruikt. In deze situatie haal je echter alles uit de kast en probeer je ervoor te zorgen dat de bezuiniging op de meest pijnloze wijze wordt gerealiseerd.

Voorzitter. De heer Çörüz heeft een vraag gesteld over het verschil tussen 52 200 en 54 700. Dat laatste aantal is in sommige plannen genoemd. Met het getal van 54 700 is altijd uitgegaan van streefcijfers. Dat gebeurde in een tijd dat je die streefcijfers nog kon hanteren en je ervan uit kon gaan dat de politie elk jaar hetzelfde percentage groei zou kennen. Dit getal is dus een extrapolatie van de situatie waarin men verkeerde. Gelet op de financiële mogelijkheden die wij hebben, is deze groei echter nu niet haalbaar. Ik heb al tegen het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad gezegd dat wij uitgaan van stabilisatie, ook in 2011, 2012 et cetera, van het huidige aantal, van een formatiesterkte van 52 200. Die sterkte hadden wij al in 2008, maar die was eigenlijk voorzien voor 2010. Ik heb begrepen dat het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad daar op positieve wijze op heeft gereageerd. Zij weten zodoende zeker waar zij op kunnen rekenen. Misschien is er over een aantal jaren weer meer financiële ruimte. Dan kun je het getal herzien. Het is overigens goed om te zeggen dat over die 52 200 een afspraak is gemaakt en dat die afspraak nooit is veranderd. Verder wijs ik erop dat bij die 52 200 niet de 6000 mensen zijn meegerekend die op school zitten. Als de Kamer dit laat narekenen, zal dat blijken, maar die controle behoort tot haar verantwoordelijkheid. Nogmaals, er is met dit aantal geen rekening gehouden met de 6000 mensen die nu op school zitten. Dat betekent dat de komende jaren de politiesterkte meer zal zijn dan die 52 200. Ik heb gezegd: laten wij die 52 200 als bodem nemen. Straks kom ik nog te spreken over de verhouding operationeel-niet operationeel.

De heer Çörüz vroeg ook waarom ik het aantal aspiranten tot 1000 wil terugbrengen. Op die vraag heb ik al geantwoord. Ik heb geld beschikbaar gesteld voor 1600 aspiranten en uitgelegd hoe dat zit.

Mevrouw Kuiken vroeg of ik naar mogelijkheden heb gezocht om meer aspiranten te kunnen aannemen. Wij gaan iets heel aardigs doen. Het is namelijk de bedoeling dat wij samen met Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1000 plaatsen bij roc’s regelen. Jongeren die anders geen werk en geen opleiding zouden krijgen, zouden dan in een soort voorschakelklas kunnen komen. Die jongeren zijn te jong om naar de politieschool te gaan en het idee is om voor deze jongeren dus een voorschakelklas te organiseren. Later kunnen zij dan doorstromen naar de aspirantenopleiding.

De heer Çörüz vroeg naar de uitstroomcijfers voor het executieve personeel. Tot 2008 stroomden er ongeveer 1000 mensen per jaar uit. In 2008/2009 was er bijna geen uitstroom. Dat kwam doordat de tijdelijke ouderenregeling, beter bekend als de TOR, werd beëindigd. Verwacht wordt dat vanaf 2010 ongeveer 500 mensen per jaar oplopend tot ongeveer 1500 per jaar zullen uitstromen, maar voor de berekening van de sterkte moet je niet alleen uitgaan van het getal van 52 200. Je moet ook het aantal aspiranten in aanmerking nemen. Die zorgen voor een plusje op die 52 200 en daarnaast heb je te maken met de uitstroom. Wij zullen de gegevens hierover aan de hand van jaarschijven verstrekken. Ik heb zelf ook behoefte aan die informatie. Als je namelijk maar één element van de drie kent, weet je niet voldoende. Je moet ze alle drie weten. Ik zal de gegevens daarover dus aan de hand van jaarschijven verstrekken. Overigens beschikken wij over een expertisebureau dat dit soort werk doet. Ik begrijp dat de Kamer veel behoefte heeft aan dit soort informatie en ik zal die dan ook verstrekken.

De heer Çörüz vroeg om na te gaan hoeveel agenten in de schalen 6, 7 en 8 werken en hoeveel agenten een wapen mogen dragen. Als je dat weet, weet je hoe groot de kern van de operationele sterkte is. Overigens, op deze manier krijg je niet de hele operationele sterkte in beeld. Met mijn brief aan de Kamer heb ik gezegd te zullen aangeven wat ik daaronder versta. Wij zijn het eens over het belang van blauw op straat en over de noodzaak van het hebben van rechercheurs. Als wij echter alleen letten op de mensen in de schalen 6, 7 en 8 weten wij niet hoe groot de gehele politiesterkte is. Ook mensen in schaal 12 kunnen buitengewoon belangrijk zijn voor de operaties. Ik weet niet op welke termijn ik dat zal doen, maar ik zal de Kamer duidelijk maken wat mijn definitie van de operationele sterkte is. Uit hetgeen op pagina 67 van het jaarverslag van de Nederlandse politie staat, blijkt dat het bij de schalen 6, 7 en 8 gaat om 31 000 fte’s. Dus van die 52 000 fte’s zitten 31 000 fte’s in die schalen. Ik durf echter niet te zeggen of voor alle mensen op salarisschaal 6, 7 en 8 de definitie van de operationele sterkte geldt. Het zou heel goed kunnen dat iemand wel die schaal heeft, maar niet tot de politiesterkte wordt gerekend. Ik snap de poging van de heer Çörüz heel goed en ik verheug mij op de discussie met de commissie over de vraag wat de operationele sterkte is.

De heer Çörüz vroeg om meer flexibiliteit bij het definiëren van de functie van wijkagent. Met het KBB zijn of worden heldere afspraken gemaakt over de definitie van de wijkagent, ook over hun aantal. Ik hoop dat ik de vraag van de heer Çörüz niet verkeerd moet opvatten, want het kabinet wordt door de Kamer terecht aangesproken op het zichtbaar maken van die 500 extra wijkagenten. Ik hoop daarom dat het niet de bedoeling van de heer Çörüz is dat wij de definitie zover oprekken dat er geen sprake hoeft te zijn van 500 extra wijkagenten. Dan zou ik een ruimte krijgen die ik eigenlijk niet wil, want in feite vroeg de heer Çörüz om in plaats van een wijkagent een surveillant aan te stellen. Dan gaat het echt om een andere functie. Dat blijkt ook uit de waardering van de functies. Ik weet dus niet of wij deze kant op willen. Nogmaals, ik houd vast aan de afspraak dat er in deze kabinetsperiode 500 wijkagenten bijkomen.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Er dreigt nu een misverstand. Ik wil absoluut niets afdoen aan het getal van 500. Het ging mij met name om de kritiek van de Algemene Rekenkamer. Die vroeg zich af of het niet mogelijk was meer flexibiliteit te tonen. Dat was mijn punt.

Minister Ter Horst: Ik vind de Algemene Rekenkamer vreselijk belangrijk, maar haar oordeel gaat niet boven dat van de Tweede Kamer. U kunt het allemaal eens zijn met de Algemene Rekenkamer, maar nogmaals, mijn opdracht is: 500 wijkagenten erbij in deze vier jaar. De definitie van wijkagent zal zodanig worden dat niemand over de uitleg kan twisten. Wij voeren voor het verkrijgen van het juiste aantal een nulmeting uit. Vooralsnog: dit was mijn opdracht, niets anders. Als de Kamer iets ander wil, hoor ik dat wel in tweede termijn.

Er is ook gesproken over de politiesterkte op het platteland. Dit element speelt een rol bij het werken met het budgetverdeelsysteem. Ik ga ervan uit dat dit aspect bij de evaluatie van dat systeem en het mogelijk nieuwe aan de orde komt, en dat het ook aan de orde komt in de discussie met de Kamer daarover. Uiteindelijk is het wel aan het regionaal college om te beoordelen hoeveel agenten er in welke gemeente komen. Dat bepaal ik niet. Dat moeten de Kamer en ik ook niet willen. Uiteindelijk wordt de verdeling dus door het regionaal college bepaald. De meerderheid in dat college wordt gevormd door vertegenwoordigers van gemeenten op het platteland. Je zou mogen verwachten dat die een vuist kunnen maken en om, als dat nodig zou zijn, tegenwicht te bieden aan de druk van grotere steden. Op die manier kunnen zij ervoor zorgen dat er ook op het platteland voldoende politie is.

De heer Van Raak heeft vragen gesteld over het eigen vermogen. Daar heb ik al veel over gezegd. Ik wijs er nog op dat eind 2008 het eigen vermogen van de politie 1,1 mld. bedroeg. Het valt mij op dat dat bijna het bedrag is voor de externe inhuur. Van die 1,1 mld. wordt 400 mln. uitgetrokken voor de oplossing van de problematiek. Dat is althans het voorstel en dit betekent dat er bij de korpsen 700 mln. overblijft. Dat is een gemiddelde solvabiliteitsratio van 20% en die geldt dus niet voor alle korpsen. Als je wilt dat voor alle korpsen hetzelfde percentage geldt, moet je niet alleen normeren, maar ook verevenen.

Mevrouw Griffith (VVD): Ik begrijp dat u over de solvabiliteitsratio overleg voert met de minister van Financiën. Vanwege de financiële crisis gaat u na hoe het staat met de eigen vermogens, maar los van de financiële crisis wil ik weten of het nodig is dat de bestaande marges daadwerkelijk gehanteerd worden. Bent u bereid hiervoor een evaluatie te laten uitvoeren en de Kamer daarover te berichten?

Minister Ter Horst: Doelde u op de solvabiliteitsratio van 20%?

Mevrouw Griffith (VVD): Er geldt een bovengrens van 65% en een ondergrens is 25%. Is het nodig om die marges aan te houden? Waarom is het nodig dat de politie een bovengrens heeft van 65%? Moeten wij andere normen hanteren?

Minister Ter Horst: Hierover wordt met Financiën gesproken, maar wij zullen de Kamer informeren over de techniek van de normering en dan kunnen wij dit element daarbij betrekken.

Voorzitter. Mevrouw Griffith vroeg of het mogelijk is om het eigen vermogen van de politieacademie te verlagen. Het voorstel is om dat vermogen in 2010 en 2011 te verlagen met in totaal een bedrag van 60 mln. Dan resteert een eigen vermogen van ongeveer 30 mln.

Mevrouw Kuiken heeft vroeg waarom de variabele «niet-Westerse allochtonen» bij toepassing van het BVS niet is gebruikt. Met het budgetverdeelsysteem wordt de gemeten werklast verklaard aan de hand van omgevingskenmerken. Met het huidige BVS is de variabele niet-Westerse allochtonen niet in aanmerking genomen, omdat andere kenmerken voldoende verklarend bleken te zijn, zoals het aantal niet-Nederlanders. Bij de herijking wordt bezien welke kenmerken de gemeten werklast zo goed mogelijk weergeven. Dan zal de variabele niet-Westerse allochtonen wordt in het onderzoek betrokken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dank voor die laatste toezegging, maar dit was ons al duidelijk geworden bij de technische briefing. Daarom bracht ik dit meer naar voren als een constatering dan als een vraag. Niettemin dank voor dit antwoord.

Met de collega’s heb ik nog even overleg gepleegd en ik vraag mij af of wij de minister verkeerd begrepen hebben, maar misschien hebben wij niet genoeg doorgevraagd. Bij de goede technische briefing hebben wij begrepen dat de budgetten voor 2010 dit najaar worden vastgesteld aan de hand van de huidige budgetverdeelsystematiek. Moet ik nu uit uw woorden begrijpen dat dat niet het geval is en dat wij wachten tot 1 januari 2010? Dan verschijnt de evaluatie. Dan bepalen wij pas wat het budget voor 2010 wordt en of voor 2011 nog iets anders moet gelden. Of wij zijn niet goed geïnformeerd of wij hebben slecht geluisterd. Graag krijg ik een opheldering.

Minister Ter Horst: Wij hebben te maken met drie elementen. Het eerste betreft de bezuinigingen en de financieringsproblematiek. Het tweede het BVS. Op grond van de evaluatie komen wij tot een nieuw BVS en dat kan verschillende financiële consequenties hebben. Het derde element is de actualisatie van het BVS die elk jaar plaatsvindt. Die heeft financiële consequenties. Korpsen kunnen door de actualisatie van het BVS in problemen komen, maar het ministerie probeert er met maatwerk voor te zorgen dat de consequenties van de actualisatie zo gering mogelijk zijn.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik mag hopen dat u bij dat laatste nadrukkelijk rekening houdt met het resultaat van de evaluatie van het BVS.

Minister Ter Horst: Als er bij de jaarlijkse actualisatie sprake is van een daling van meer dan 1% wordt compensatie geboden. Als een korps bijvoorbeeld door de jaarlijkse evaluatie te maken krijgt met een daling van 2% of meer, krijgt het compensatie.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Mijn verzoek zou zijn om met de komende vaststelling van het budget te wachten tot de evaluatie van de budgetverdeelsystematiek verschijnt. Dan kunnen wij nagaan of meer gedaan moet worden dan alleen maar zorgen voor demping van de problemen.

Minister Ter Horst: Ik zou daar niet voor zijn, want op deze manier koppel je twee verschillende zaken aan elkaar. Ik ga ervan uit dat uw vraag voortkomt uit zorg. U bent bang dat sommige korpsen op verschillende manieren de consequenties van allerlei maatregelen voelen, maar bij de actualisatie van het budgetverdeelsysteem krijgen de korpsen eventueel compensatie. Bovendien zullen de evaluatie van het budgetverdeelsysteem en de invoering van het nieuwe systeem geen effect hebben in 2010, maar in 2011. Daarnaast is er nog een achtervang. Als een korps in de problemen komt, wordt het op grond van artikel 3 of 4 geholpen door het ministerie. Eigenlijk door de andere korpsen, want dat brengt het systeem met zich mee. Dan zijn er dus mogelijkheden voor financiële injecties.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat klopt, want los van het budget ingevolge het BVS heeft een aantal korpsen in 2008 een extra financiële injectie gekregen. Sommige korpsen hebben die in 2008 en in 2009 gekregen. Het enige wat ik u echter vraag is om aan de hand van de evaluatie niet alleen voor 2010 te denken aan demping, maar ook de mogelijkheid van een extra financiële injectie in aanmerking te nemen. De evaluatie zou daartoe aanleiding kunnen geven. Er kan sprake zijn van een nijpende situatie.

Minister Ter Horst: Ik heb het gevoel dat wij langs elkaar heen praten. In 2010 zal de evaluatie van het BVS niet leiden tot verandering in de toekenning van de gelden, terwijl u mij vraagt met die mogelijkheid rekening te houden. Ik zei u al dat die verandering helemaal nog niet speelt. De actualisatie is al klaar en met de actualisatie kunnen wij niet op een andere manier omgaan dan wij nu doen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Nu dreigt het gevaar van een welles-nietesspelletje. Misschien kunnen wij het anders oplossen. Ik vraag de minister om ons met een brief uit te leggen hoe het zit. De brief die wij hebben gekregen betrof de situatie in 2008 en 2009. Graag verneem ik wat voor 2010 geldt. Misschien kunnen wij het daarover dan in een later stadium hebben.

Minister Ter Horst: Altijd! Hier heb ik geen enkel bezwaar tegen.

De heer Çörüz (CDA): Ons gaat het om de geruststelling. Moet ik de minister zo begrijpen dat de Kamer zich tot eind 2010 geen zorgen hoeft te maken en dat de korpsen gecompenseerd worden zodra zij de bandbreedte van 1% overschrijden? Zullen wij vervolgens in 2011 aan de hand van de actualisatie nagaan of wij het systeem moeten aanpassen?

Minister Ter Horst: Dat is zo als het gaat om het budgetverdeelsysteem, maar niet als het gaat om de bezuinigingen. Op verzoek van mevrouw Kuiken zullen wij voor de Kamer alles nog eens op een rij zetten.

Mevrouw Griffith sprak over het onderzoek van de commissie-Deetman naar de situatie in Friesland. Ook hier geldt dat het regionaal college en de korpsbeheerder primair verantwoordelijk zijn voor hetgeen in Friesland is gebeurd. Wij keuren dat soort plannen van de korpsen niet goed. Wij houden wel toezicht en gaan na of er begrotingsevenwicht is en of sprake is van herstel. Terecht heeft de korpsbeheerder buitengewoon actief onderzoek laten verrichten. Met de conclusies van de commissie-Deetman zal hij zeker zijn voordeel doen. Dat geldt ook voor de minister. De commissie-Deetman zegt namelijk dat het ministerie beter toezicht had moeten uitoefenen op het korps en dat neem ik mij zeker ter harte. Wel wijs ik erop dat er in de vorige kabinetsperiode nog voldoende geld was. Toen de huisvesting van het nieuwe politiekorps aan de orde was, leefden er minder zorgen over de financiële consequenties. Ook voor Friesland zijn echter de financiële vooruitzichten door de recente ontwikkelingen zeer verslechterd. Overigens is een oplossing voor de tijdelijke problemen van Friesland in de maak.

Mevrouw Griffith (VVD): Ik ben blij dat de minister serieus ingaat op de opmerkingen van de commissie-Deetman. Voor mij gelden die echter in een breder verband. Het gaat mij om het automatisme. Als de minister de begroting goedkeurt, stemt zij daarmee in met de bestedingen. Dat geldt ook voor de andere korpsen en dus niet alleen dat in Friesland. Korpsen zien de goedkeuring van de minister dus als instemming. Daarom wijs ik op die extra verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Minister Ter Horst: Precies! Dat heeft dit rapport ons ook geleerd. Ik ben natuurlijk ook niet blij dat er in een rapport van welke commissie dan ook staat dat het ministerie van Binnenlandse Zaken beter toezicht had moeten houden. Formeel zijn anderen verantwoordelijk, maar ik ben het met u eens dat de korpsen de goedkeuring uitleggen zoals u aangaf. Wij zullen dan ook duidelijk maken wat de rol van Binnenlandse Zaken is en wat die niet is.

De heer Van der Staaij sprak over de situatie in Rotterdam-Rijnmond. Het probleem van Rotterdam is vooral een probleem van de verdeling van het budget. Door de opeenvolgende veranderingen in het budget als gevolg van de jaarlijkse actualisatie, kan de sterkte afnemen. Dat heeft niets te maken met de bezuinigingen. Daarom was ik not amused dat het er door de publiciteit op leek dat deze kwestie het gevolg was van de bezuinigingen en de financieringsproblematiek. Daar had die dus niets mee te maken. Bovendien beslist het regionaal college zelf over de wijze waarop de daling wordt gerealiseerd. Het kan besluiten tot minder blauw op straat, maar dat is dan aan het regionaal college van Rotterdam-Rijnmond en niet aan mij. Overigens, wij spreken niet alleen strenge woorden, maar gaan ook na of wij kunnen helpen en dat zullen wij in Rotterdam doen.

De heer Brinkman heeft nog een vraag gesteld over het project voor allochtonen in Amsterdam. Hierover heb ik de Kamer een uitgebreide brief geschreven. Ik heb begrepen dat er een VAO komt en ik ga ervan uit dat wij hierover dan komen te spreken. Dit zou overigens een zaak voor de Amsterdamse gemeenteraad zijn, maar ik kan mij niet herinneren dat deze kwestie daar aan de orde is geweest.

De heer Brinkman zei dat er korpsen zijn die echt problemen hebben. Die nuancering van hem vind ik belangrijk. Ik wil duidelijk aangeven dat wij oog hebben voor de problemen van die korpsen en dat wij steeds proberen hun problemen op te lossen.

Mevrouw Griffith vroeg nog hoe het mogelijk is dat bij de politie mensen werken die meer verdienen dan de Balkenendenorm. Die mensen verdienen niet meer dan de Balkenendenorm. Zij verdienen dus niet meer dan €180 000. Iedereen denkt overigens dat de heer Balkenende dat verdient, maar ik zeg nog maar eens: de ministers verdienen ongeveer €138 000. De Balkenendenorm is 130% van het ministerssalaris en dat krijgen de ministers dus niet, zeg ik zonder irritatie. Toch? Dus mensen die de Balkenendenorm krijgen zitten met hun inkomen dik boven het ministerssalaris. Hier gaat het echter om iets anders, namelijk om de WOPT-norm. Daarbij worden verschillende bestanddelen in aanmerking genomen, maar ik ben ook op dit punt niet amused. De korpsbeheerders zijn echter bevoegd om toelagen toe te kennen. Ik voer overleg met hen om ervoor te zorgen dat de toelagen de WOPT-norm niet overschrijden. Zoals ik zei, wordt er niet meer verdiend dan 130% van het ministerssalaris. Ze komen dus met hun inkomen niet boven de Balkenendenorm uit, maar wel boven de WOPT-norm.

Mevrouw Griffith (VVD): Mij is het nog niet helemaal duidelijk. Komen deze mensen bij de politie met hun inkomen nu wel of niet boven het salaris van een minister uit?

Minister Ter Horst: Er gelden drie elementen. Je hebt een ministerssalaris, ongeveer €138 000. Dan heb je daarnaast de zogenaamde Balkenendenorm, en die staat voor 130% van het ministerssalaris. Het was de bedoeling dat ministers dat zouden krijgen, maar zij krijgen het niet. De hoofdcommissarissen krijgen niet meer dan 130% van het ministerssalaris. Zij verdienen dus niet meer dan de Balkenendenorm. Dan is er nog de WOPT, de Wet openbaarmaking publieke topinkomens. Een aantal korpschefs komt met hun inkomen boven de WOPT-norm uit. Die norm staat ook voor €180 000. Dat lijkt op 130% van het ministerssalaris, maar is het niet. Die norm kent namelijk bestanddelen die niet voorkomen bij de Balkenendenorm, 130% van het ministerssalaris. Dat heeft met name te maken met de pensioenpremies.

Mevrouw Griffith (VVD): Als wij voortdurend vragen wat die WOPT-norm inhoudt, maar u het bedrag niet noemt, kunnen wij u niet volgen.

Minister Ter Horst: Neemt u mij niet kwalijk, maar die WOPT-norm staat dus voor €180 000.

Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Ik heb er toch moeite mee dat iemand bij de politie meer verdient dan de minister, terwijl de minister verantwoordelijk is voor de politie, en nu ben ik ook niet chagrijnig. Ik heb gevraagd om een landelijk beheer op dit punt, dus om het salaris van een korpschef centraal vast te stellen. Daarop heb ik geen reactie gekregen. Verder wijs ik erop dat die cumulatie van al die toelagen vreselijk is. Daardoor gaat iemand steeds meer verdienen. Ik begrijp niet wat de minister bedoelt als zij spreekt over werving en behoud. Minister, legt u mij alsjeblieft eens uit wat de rechtvaardiging is voor het feit dat die negen functionarissen met hun inkomen boven de WOPT-norm uitkomen.

Minister Ter Horst: Je kunt hierover een heleboel vragen stellen, zoals mevrouw Griffith doet, maar het gaat erom dat wij het niveau terugbrengen. Daarover zijn wij het eens. Dat lijkt mij ook het allerbelangrijkste. Nu constateren wij dat een aantal korpschefs met hun inkomen boven de WOPT-norm uitkomen. Overigens komen niet alleen negen korpschefs daar bovenuit. Uit het verslag dat het kabinet elk jaar over de hoogte van de inkomens in de publieke en semipublieke sector uitbrengt, blijkt dat een paar duizend mensen daar boven uitkomen. Wat is het kabinet met veel steun van de Kamer aan het doen? Dat is ervoor zorgen dat wij zoveel mogelijk het niveau van die salarissen terugbrengen, zodat men onder de afgesproken norm valt. Het kabinet heeft de Kamer op dit punt voorstellen voor de semipublieke sector gestuurd. Niet alleen de minister en de grote meerderheid van de Kamer – misschien wel de gehele Kamer – maar ook de korpsbeheerders willen tot harmonisatie komen, zodat voor alle korpschefs eenzelfde regeling geldt. Dat is namelijk nog niet het geval. Die regeling zou zodanig moeten zijn dat in ieder geval de grens van 130% van het ministerssalaris niet wordt overschreden. Ik meen echter dat het niet mogelijk zal zijn om korpschefs niet meer te laten verdienen dan de ministers, want dat zou betekenen dat je als maximumgrens 100% van het ministerssalaris kiest en dan kom je uit op €138 000. Daarmee zou je de top van de politie niet meer in eenzelfde segment kunnen onderbrengen. Ook bij bepaalde ambtenaren beweegt de hoogte van het salaris zich tussen de 100% en 130% van het ministerssalaris. Dan heb ik het natuurlijk over de top en niet over de andere ambtenaren.

Mevrouw Griffith (VVD): Graag ontvang ik van u een brief waarmee u aangeeft hoe u ervoor zult zorgen dat die negen functionarissen minder gaan verdienen, wanneer dan ook. Graag wil ik ook weten waarom deze negen functionarissen met hun inkomen boven de WOPT-norm zitten. Daar moet een reden voor zijn en die hebt u nog steeds niet gegeven.

Minister Ter Horst: Ik neem aan dat u zich nog de discussie kunt herinneren die werd gevoerd bij het aantreden van de chef van een van de grotere korpsen in Nederland. Volgens mij was u toen al geen wethouder meer in een van de grootste gemeenten.

Mevrouw Griffith (VVD): Laten wij even zakelijk met elkaar omgaan. Met uw brief van 23 juni geeft u alleen aan dat negen functionarissen met hun inkomen boven de WOPT-norm zitten. Ik vraag alleen waarom zij daar boven uitkomen. Kunt u de rechtvaardigingsgrond daarvoor aangeven? Om welke toelagen gaat het? Ik heb ook een vraag gesteld over werving en behoud. Volgens mij is de vraag over de rechtvaardigingsgrond een gewone vraag, gelet op de controlerende taak van de Kamer. Ik begrijp niet waarom u begint te gooien. U doelde natuurlijk op de heer Welten. U was er echter zelf bij toen het inkomen van de heer Welten werd vastgesteld, maar daar gaat het nu niet om. Ik stel een concrete vraag. U meldt negen gevallen van inkomens die boven de WOPT-norm zitten. Mag ik nu de reden daarvoor weten?

Minister Ter Horst: Natuurlijk mag u die weten. Wij zullen de korpsbeheerders daarover ook vragen stellen, maar ik zeg erbij dat ik voor alles verantwoordelijkheid wil nemen, maar echt niet verantwoordelijk ben voor het geven van toelagen aan korpschefs. Als ik daarvoor verantwoordelijk was geweest, was hetgeen waar u op doelt niet gebeurd.

Mevrouw Griffith (VVD): Dat is het punt. U bent bang dat als u de informatie verstrekt, de Kamer u daarop zal aanspreken.

Minister Ter Horst: Daar ben ik niet bang voor. Ik weet zeker dat dit gebeurt.

De voorzitter: Ik heb het signaal gekregen dat de tweede termijn van dit debat na het reces zal worden gehouden. Dat is de wens van de leden. Er geldt wel de afspraak dat dan de brieven aan de orde kunnen komen die de minister heeft toegezegd. Anders wordt het een herhaling van de discussie en dat is niet verstandig. Wij zullen alles verder via de procedurevergadering regelen. De minister weet dus dat wij de vergadering niet beëindigen, maar die slechts schorsen.

Toezeggingen

– De Kamer krijgt:

een brief over het begrip operationele sterkte;

een brief over de normering van het eigen vermogen van de korpsen en over de solvabiliteitsratio’s;

een brief over het BVS voor de periode vanaf 2010 inclusief het proces van actualisatie en evaluatie;

een nadere brief over de toelagen.

– In de begroting van BZK voor 2010 verwerkt de minister de afspraken met de korpsbeheerders over de bezuinigingen. Over het te bereiken akkoord met de korpsbeheerders ontvangt de Kamer op korte termijn een brief over de uitkomsten van het akkoord en het proces.

– Ieder jaar ontvangt de Kamer een overzicht van de uitstroomcijfers bij de politie.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik ben ontzettend verrast dat de minister nota bene haar eigen getallen voor het jaar 2014 behoorlijk naar beneden heeft bijgesteld. Van 54 700 is zij gegaan naar 52 200. Ik kan mij niet herinneren dat wij hierover eerder iets hebben gehoord dan wel in een brief hebben gelezen. Ik krijg graag een brief waaruit blijkt waar deze bijstelling naar beneden op is gebaseerd.

Minister Ter Horst: Ik houd mij aan de afspraken die met de Kamer zijn gemaakt. Die afspraak houdt in: 52 200. Ik gaf al aan dat het getal van 54 700 is ontstaan in een tijd van groei. Bij extrapolatie zou je op dat aantal uitkomen, maar dat is nu niet realistisch. Wij zullen ook dit punt in een brief bespreken.

De voorzitter: Hiermee sluit ik deze vergadering, met dank aan de minister. Ik wens haar ambtelijke medewerkers een plezierig reces c.q. vakantie toe.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).

Naar boven