29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 166 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2023

Tijdens het Commissiedebat Discriminatie, Racisme en Mensenrechten van 26 januari jl. heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd dat ik uw Kamer een brief zou sturen om meer duiding te geven aan het incident op 22 januari jl. (Kamerstukken 30 950 en 33 826, nr. 327) waarbij een Koran is verscheurd en vertrapt voor het Tweede Kamergebouw. Zoals ook door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangegeven bij dit debat, kan dit gezien worden als een verwerpelijke actie en daarbij sluit ik mij aan. Met deze brief doe ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bovengenoemde toezegging gestand.

In onze rechtsstaat zijn het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie vastgelegd in de Grondwet. Het kabinet staat voor een inclusieve samenleving waar iedereen zich veilig voelt om in vrijheid vorm te geven aan de eigen (religieuze) identiteit. Het kabinet hecht veel belang aan de waarborging van deze grondrechten binnen de kaders van de rechtsstaat.

Voor het besluit van de burgemeester van Den Haag aangaande de demonstratie van zondag 22 januari jl., verwijs ik uw Kamer naar de vergadering van de Gemeenteraad in Den Haag op 25 januari jl. waarin de burgemeester vragen van de fractie van DENK heeft beantwoord.1

Het is namelijk aan de burgemeester – in afstemming met de lokale driehoek – om op basis van een kennisgeving van een demonstratie te bepalen of beperkingen op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) noodzakelijk zijn. Daarbij is het belangrijk om te benadrukken dat de Wom in geen enkel geval een grond biedt om beperkingen te stellen wegens de inhoud van een uiting. De demonstratievrijheid mag alleen worden beperkt wanneer dit noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er voor, tijdens of na een demonstratie sprake is van strafbare feiten waartegen moet worden opgetreden. Het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat er aangifte is gedaan naar aanleiding van dit incident. Deze aangifte wordt beoordeeld bij het Openbaar Ministerie en zoals gebruikelijk kan ik mij daarover niet uitlaten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Bestuur, 25 januari 2023 – Gemeente Den Haag (connectedviews.nl).

Naar boven