29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2018

Tijdens het 30-leden debat over «verbannen haatimam die in NL verblijft» met uw Kamer op 3 april 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 68, item 35) heb ik toegezegd nogmaals aan de Belgische autoriteiten te vragen of zij relevante informatie hebben over El Alami Amaouch en de Kamer hier over te rapporteren. Ik kan uw Kamer berichten dat het openbaar ministerie het dossier inzake de heer El Alami Amaouch heeft ontvangen van de Belgische autoriteiten. De Belgische autoriteiten hebben geen aanleiding gezien betrokkene strafrechtelijk te vervolgen. Het openbaar ministerie heeft eveneens geen aanleiding gezien betrokkene zelf te vervolgen naar aanleiding van de Belgische feiten.

Recentelijk is nogmaals aan de Belgische autoriteiten gevraagd of er, sinds de uitzetting van de heer El Alami Amaouch uit België, nieuwe informatie ten aanzien van betrokkene is opgekomen. De Belgische autoriteiten hebben op 25 mei 2018 laten weten dat zij niet over andere informatie beschikken dan die zij eerder hebben overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten.

Tot slot refereer ik nog aan de antwoorden op vragen van de leden Wilders (PVV) en De Graaf (PVV) op 20 december 20161. Daarin heeft mijn voorganger aangegeven dat, gezien de ervaringen die de Belgen met de heer El Alami Amaouch hebben, de uitspraken en de gedragingen van betrokkene in Nederland de komende tijd nadrukkelijk in de gaten worden gehouden. Indien betrokkene in Nederland haatzaaiende uitspraken doet of oproept tot geweld dan kunnen de politie en het openbaar ministerie hier tegen optreden.2

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 810

X Noot
2

Kamerstuk 29 614, nr. 76.

Naar boven