29 576 Agenda Vitaal Platteland

Nr. 93 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), het rapport van Wageningen Environmental Research (WEnR), getiteld «Leefbaarheid op het platteland: uiteenlopen van idylles en werkelijkheden. Een literatuuronderzoek naar wat we denken te begrijpen van leefbaarheid op het platteland». Met dit onderzoek, dat in opdracht van het Ministerie van LNV is uitgevoerd, geef ik invulling aan de motie van het lid Eppink1. De motie verzoekt de regering onderzoek te doen naar hoe het platteland leefbaar te houden door middel van het waarborgen van publieke basisvoorzieningen. Deze brief bevat een korte weergave van de bevindingen het onderzoek en geeft een korte appreciatie daarvan.

Het kabinet vindt het belangrijk dat het landelijk gebied leefbaar is, een fijne plek om te wonen en werken. Maatregelen die nodig zijn om de natuur-, stikstof-, water-, en klimaatdoelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied te bereiken, kunnen effect hebben op de leefbaarheid. Binnen de transitie in het landelijk gebied heeft het kabinet hier nadrukkelijk aandacht voor en neemt ze zorgen en signalen hierover serieus. Leefbaarheid is, zoals ook uit dit onderzoek blijkt, een breed vraagstuk. Zo raakt het, onder andere, aan bereikbaarheid, regionale economische ontwikkeling, toegang tot zorg, kunst en cultuur, sport en onderwijs. En veel partijen spelen hierin een rol; overheden, bedrijven en burgers zelf. Hierdoor is leefbaarheid een complex thema. Inzichten uit bijgevoegde onderzoek dragen bij aan een beter begrip van leefbaarheid.

Onderzoeksvragen en methode

Het onderzoek beperkt zich tot wat er al bekend is over leefbaarheid op het platteland en doet geen nieuw empirisch onderzoek naar de huidige situatie. Er zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd: wat is er bekend over het leefbaarheid en het leefbaar houden/maken van platteland/de landelijke regio’s? Welke rol spelen publieke basisvoorzieningen voor leefbaarheid op het platteland? Welke actuele betekenis hebben publieke basisvoorzieningen en wie zetten zich daar voor in? Om deze vragen te beantwoorden is een literatuuronderzoek uitgevoerd, gericht op publicaties na het jaar 2000 over het Nederlandse landelijk gebied. Een grote diversiteit aan literatuurbronnen is gebruikt. Er is gekeken naar wat er onder leefbaarheid wordt verstaan, welke beleidsinstrumenten door verschillende overheden worden ingezet, de besluitvormingsprocessen rondom voorzieningen, en de samenwerking tussen inwoners en overheden op het gebied van leefbaarheid.

Observaties

De onderzoekers merken op dat de betekenis van voorzieningen voor leefbaarheid van inwoners van het landelijk gebied onvoldoende wordt begrepen. Het gaat om voorzieningen zoals een huisarts, supermarkt, bushalte of treinstation en basisschool. Uitkomsten van monitoring op het gebied van leefbaarheid staan volgens de onderzoekers in contrast met ervaren onbehagen en onvrede. Kennis over leefbaarheid is vaak gebaseerd op onderzoek dat voorbij gaat aan emoties die leven op het platteland. De onderzoekers merken verder op dat besluiten inzake voorzieningen onsamenhangend, zonder vooraf bepaald normenkader en vaak buiten de politieke arena worden genomen (o.a. via markten). Doordat hierbij veelal geen rekening wordt gehouden met onvoorziene keteneffecten, kan het verlies van de ene voorziening ook leiden tot het verdwijnen van andere voorzieningen. De onderzoekers observeren verder dat overheidsbeleid in de praktijk is gericht op het versterken van regio’s met goede organisatiekracht, wat het verschil tussen actieve en inactieve gemeenschappen volgens de onderzoekers vergroot. Verder zien zij dat dialoog en samenwerking tussen inwoners en overheden positieve effecten heeft, en omgekeerd, dat een gebrek hieraan de ervaren leefbaarheid onder druk kan zetten. Inwoners komen vaak, maar niet altijd, zelf in actie voor leefbaarheid. Hierin wordt samengewerkt met overheden, die (moeten) leren om hierbij gericht te zijn op de ondersteuning van de initiatieven van inwoners. De onderzoekers concluderen dat een basaal niveau van leefbaarheidsvoorzieningen het fundament is waarop initiatieven voor brede welvaart tot bloei kunnen komen.

Adviezen

De onderzoekers hebben verschillende adviezen opgesteld voor politiek en beleid. Zo adviseren zij om te zorgen voor een basisniveau van leefbaarheidsvoorzieningen (ontmoetingsruimte, plek voor decentrale zorgvoorzieningen onder één dak, een minimale bereikbaarheid en goed internet) dat gebaseerd is op een transparant normenkader. Ook zou een klankbordgroep van inwoners van het landelijk gebied ingesteld kunnen worden om bij elke generieke aanpassing van wet- en regelgeving te kijken naar effecten op de leefbaarheid in het landelijk gebied. De onderzoekers raden verder aan om participatieprocessen goed te regelen en gebruik te maken van lopende beleidstrajecten bij LNV en BZK om inwoners te betrekken bij de transitie van de landbouw en het landelijk gebied. En onderzoek moet zo dicht mogelijk aansluiten bij de belevingswereld van inwoners. Het verschil tussen actieve en niet-actieve dorpen zou niet te groot moeten worden. Een actieve plattelandscultuur kan worden gestimuleerd door het verenigingsleven en activiteiten op een laagdrempelige manier te stimuleren.

Appreciatie

Ik dank de onderzoekers voor het verrichten van deze studie. Leefbaarheid in het landelijk gebied is een belangrijk thema met veel betekenis voor het dagelijks leven van mensen in het landelijk gebied. De observaties hierover in het onderzoek neem ik serieus. Zo is het bij besluitvorming van belang om effecten op de leefbaarheid in de overwegingen mee te nemen. Het is ook van belang om dit te doen op een manier die recht doet aan de diversiteit van gemeenschappen. Het kan per gebied verschillen wat leefbaarheid betekent en wat hiervoor nodig is. In het Nationaal Programma Landelijk Gebied werk ik met verschillende partijen aan een transitie die integraal inzet op het gebiedsgericht behalen van doelstellingen op het gebied van natuur en stikstof, water, bodem en klimaat. Deze transitie heeft een grote impact op het landelijk gebied, voor burgers, ondernemers en de maatschappij. We hebben daarom nadrukkelijk oog voor de effecten die met deze transitie gepaard gaan. Zo is vastgelegd dat de gebiedsprogramma’s van provincies een sociaaleconomische impactanalyse bevatten, waarin de brede welvaartseffecten van het programma in kaart worden gebracht. De agro-economische effecten worden hierin meegenomen. De inzichten kunnen gebruikt worden voor het afwegen van maatregelen, bij het maken van keuzes in de manier waarop de doelen worden bereikt en welk eventueel flankerend beleid passend is. Ik neem deze kennis over de verwachte effecten en de inzichten uit het rapport mee in verdere beleidsontwikkeling over het verantwoord vormgeven van de transitie in het landelijk gebied.

Ik zie ook dat leefbaarheid op het platteland meerdere beleidsterreinen en overheden raakt en onderdeel is van een bredere maatschappelijke discussie over regionale verschillen. Dit is een brede verantwoordelijkheid. Ik betrek de inzichten van dit rapport alsmede het recent verschenen rapport «Elke regio telt!»2 van de drie adviesraden (Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, Raad voor het Openbaar Bestuur en Raad voor Volksgezondheid & Samenleving) bij het brede gesprek dat we over deze thematiek voeren zodat we als kabinet de bevindingen in samenhang kunnen adresseren.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven