29 576 Agenda Vitaal Platteland

Nr. 90 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2020

Hierbij stuur ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, het standpunt over de gewijzigde motie van de leden Van den Berg, Paternotte, Van der Lee, Graus en Van Rooijen (Kamerstuk 29 826, nr. 86) die verzoekt om voor voedselvoorziening essentiële landbouwgronden in kaart te brengen en te rapporteren over de noodzaak om deze toe te voegen aan de lijst van vitale sectoren/producten. Deze motie is ingediend naar aanleiding van het debat op 28 juni 2017 over de dreigende overnames van AkzoNobel en Unilever (Kamerstuk 29 826, nr. 70). De vraag in dezelfde motie over essentiële infrastructurele kunstwerken is in een aparte brief door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat reeds beantwoord (Kamerstuk 30 821, nr. 48).

Vitale infrastructuur

De motie raakt aan het vraagstuk van vitale infrastructuur dat door dit kabinet van groot belang wordt. Aan (mogelijke) buitenlandse overnames kunnen risico’s voor de nationale veiligheid verbonden zijn, zoals aantasting van continuïteit van vitale processen. Dit wordt onderschreven in de aanpak statelijke dreigingen (Kamerstuk 30 821, nr. 72).

Eerder informeerde de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer over de resultaten van de herijking van vitale infrastructuur (Kamerstuk 30 821, nr. 23). Omwille van die herijking hebben verschillende ministeries voor de domeinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen vitaliteitsbeoordelingen uitgevoerd. Tijdens de herijking is een integrale beoordeling van de mate van vitaliteit uitgevoerd waarbij de gevolgen van uitval van vitale processen zijn gescoord op economische, fysieke en sociale impact. Hierbij zijn per sector de vitale processen benoemd. Ook voor de sector voedsel heeft een herijking plaatsgevonden. Vitaal betekent in dit verband dat de beschikbaarheid voor voedselproductie essentieel is voor de dagelijkse voedselvoorziening in Nederland.

Het belang van landbouwgrond voor de voedselvoorziening is duidelijk. De huidige landbouwproductie is onmogelijk zonder de goede grond waarover Nederland nu beschikt. Het belang van grond wordt nog pregnanter door de overschakeling naar kringlooplandbouw. Zoals in de Nationale omgevingsvisie (Kamerstuk 34 682, nr. 27) wordt geconstateerd, vraagt kringlooplandbouw voor gelijkblijvende opbrengst in veel gevallen meer ruimte en dus ook grond. Het belang om de Nederlandse landbouwgrond te behouden voor Nederlandse boeren spreekt daarmee voor zich.

Naar aanleiding van uw motie (Kamerstuk 29 826, nr. 86) heb ik de buitenlandse aankopen van landbouwgronden in kaart gebracht (zie bijlage)1. Voor de voedselvoorziening is vooral de omvang van het beschikbare landbouwareaal van belang. Producten van het ene perceel verschillen immers niet fundamenteel van dezelfde producten van een ander perceel. Omdat verschillende percelen grond vaak gelijksoortige productiemogelijkheden hebben is het niet zinvol om een specifiek deel van het landbouwareaal aan te wijzen als vitaal. Ik heb daarom gekeken naar de omvang van het risico dat te veel landbouwgronden in buitenlandse handen komen. De cijfers geven gelukkig geen aanleiding tot acute zorgen. Zo zijn de buitenlandse aankopen van Nederlandse landbouwgronden relatief kleinschalig. In de jaren 2015–2017 is jaarlijks gemiddeld ongeveer 1.100 ha landbouwgrond aangekocht door, veelal Europese, buitenlandse ingezetenen (ca. 0,06% van alle landbouwgronden). Hierbij is geen stijgende trend waargenomen.

Het risico op snelle overname van grote gedeelten van de Nederlandse landbouwgronden lijkt eveneens beperkt. Uit cijfers van de agrarische grondmarktmonitor van Wageningen Economic Research (WEcR) en van het Kadaster blijkt dat jaarlijks maar ongeveer een procent van de landbouwgronden buiten de familie van eigenaar veranderen. Daarnaast is het eigendom van Nederlandse landbouwgronden gefragmenteerd waardoor grote transacties van aanzienlijke stukken land niet voor de hand liggen.

De kans dat via vennootschappen grote posities in het Nederlands landbouwareaal zijn ingenomen, is ook klein. Van de ruim 2 miljoen hectare landbouwgrond is 85% in handen van een groot aantal natuurlijke personen (voornamelijk agrariërs). Private niet-natuurlijke personen (vennootschappen) bezitten ongeveer 8%. Daarmee is het door de WEcR en kadaster gesignaleerde risico dat via vennootschappen aanzienlijke buitenlandse posities zijn opgebouwd ook beperkt.

De situatie blijf ik monitoren omdat ik – met uw Kamer – wil voorkomen dat landbouwgrond ten koste van Nederlandse boeren grootschalig buitenlands wordt aangekocht. Te veel grond in buitenlandse handen zou er op termijn toe kunnen leiden dat risico’s ontstaan van strategische afhankelijkheden of aantasting van de continuïteit van dienstverlening van vitale diensten.

De vitaliteitsbeoordeling, de beoordeling op basis van de opgestelde impactcriteria van hoe vitaal een sector is voor de nationale veiligheid, is een continu proces. Mocht uit de monitoring blijken dat nationale veiligheidsbelangen (zoals de voedselvoorziening) in het geding dreigt te komen dan is dat reden om via de door het kabinet ontwikkelde procedures in te grijpen (Kamerstuk 30 821, nr. 97). Als de landbouwgronden door mij, in samenspraak met de Minister van Justitie en Veiligheid (in de rol van coördinerend Minister voor vitale infrastructuur), als vitaal worden aangemerkt, zullen zij ook onder de reikwijdte van de investeringstoets worden gebracht. Hierdoor kan aan bedrijven bij een voorgenomen investering of overname een meldplicht worden opgelegd. Vervolgens vindt een risicoanalyse plaats om te bezien of er sprake is van een risico voor de nationale veiligheid en welke mogelijkheden er zijn om deze risico’s te mitigeren met behulp van bestaande wet- en regelgeving. In het uiterste geval kan een verbod op de investering worden ingesteld (Kamerstuk 30 821, nr. 97).

Zoals hierboven weergegeven zie ik vooralsnog geen aanleiding tot het toevoegen van de landbouwgronden aan de lijst van de vitale infrastructuur. Voor het belang van de voedselvoorziening is vooral de omvang van het beschikbare areaal van belang. Er lijkt op dit moment geen dreiging te zijn dat dit wordt ingeperkt via aankoop door buitenlandse partijen. Het onderwerp is echter wel van dusdanig belang dat ik de situatie goed blijf monitoren. Mocht de situatie ten aanzien van buitenlandse overname van het landbouwareaal daartoe aanleiding geven dan zal ik uw Kamer natuurlijk zo snel mogelijk informeren over eventuele vervolgstappen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven