29 576
Agenda Vitaal Platteland

nr. 71
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 september 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat2 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 hebben op 26 juni 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 9 juni 2008 met de beantwoording van feitelijke vragen van de commissie;

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 maart 2008 over de Heroverweging Zuiderdieppolders (30 825, nr. 11; naar aanleiding van een verzoek van de commissies van VW en LNV);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 maart 2008 over de Nieuwe Hollandse Waterlinie (30 081, nr. 6);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 mei 2008 met de aanbieding van het LEI-rapport Landbouwgronden in Europa (29 576, nr. 50);

– de ontvangen reactie op het LEI-rapport Landbouwgronden in Europa (29 576, nr. 53);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 juni 2008 over het uitstel van de reactie op het advies van de Raad Landelijk Gebied De mythologie van onteigening (29 576, nr. 51);

– de nog te ontvangen reactie op De mythologie van onteigening (29 576, nr. 54);

– de nog te ontvangen brief over de het afstotingsproces van natuur-defensie-gebieden.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van der Ham (D66) wijst erop dat boeren die worden onteigend een betere prijs ontvangen voor hun grond dan boeren die hun grond vrijwillig verkopen. Is het met het oog daarop niet beter om het beleid van vrijwilligheid in te wisselen voor onteigeningsprocedures?

– Voor de doelstelling voor particulier natuurbeheer is nog ongeveer 45 000 hectare nodig. Het is dan ook teleurstellend dat de belangstelling hiervoor van boeren en landgoedbezitters gering is. Wat is daarvan de oorzaak? Is het nog mogelijk om de doelstelling voor 2018 te realiseren? Is de minister bereid om bij stagnerende belangstelling desnoods hectaren over te hevelen naar de verwervingstaakstelling voor terreinbeheerders?

– De zorgen over de kwaliteit van agrarisch natuurbeheer lijken terecht, omdat deze beheersvorm tot dusverre weinig natuurrendement oplevert. Welke mogelijkheden zijn er om dit instrument efficiënter in te zetten en om de kwantitatieve en kwalitatieve doelen van de Ecologische Hoofdstructuur (verder: de EHS) te halen? Is het mogelijk om de goede werkwijze in het Jisper- en Wormerveld onder de aandacht van de provincies te brengen? Is de minister bereid om de versnippering van het agrarisch natuurbeheer samen met de provincies tegen te gaan?

– Is de minister bereid toe te zeggen dat zij de verwervingsgelden niet voor andere vormen van beheer zal inzetten? Zullen de natuurpakketten die met boeren worden afgesproken, robuust zijn en niets afdoen aan de natuurwaarden of de biodiversiteit?

De heer Koppejan (CDA) zegt onverkort achter de kwalitatieve en de kwantitatieve doelstellingen van de EHS te staan. Dat laat echter onverlet dat er vraagtekens te plaatsen zijn bij de wijze waarop de EHS wordt gerealiseerd. Is de minister het bijvoorbeeld met hem eens dat er meer ingezet moet worden op multifunctioneel ruimtegebruik en agrarisch en particulier natuurbeheer?

– Agrarisch natuurbeheer is voor veel boeren onaantrekkelijk, vanwege de bureaucratische regelgeving en de kortdurende natuurbeheerovereenkomsten. Ziet de minister mogelijkheden om het agrarisch natuurbeheer aantrekkelijker te maken? Zo ja, zal zij die mogelijkheden dan zo snel mogelijk gaan benutten?

– In de provincie Zuid-Holland worden alternatieven ontwikkeld voor het omzetten van de Zuiderdieppolders in natte natuur. Is de minister bereid om ruimte te bieden voor deze alternatieven als die in de regio op draagvlak kunnen rekenen?

– Terreinbeherende organisaties hebben moeite om hun doelstellingen voor biodiversiteit te halen. Welke mogelijkheden ziet de minister om deze organisaties een steun in de rug te geven? Welke rol kan agrarisch natuurbeheer hierbij spelen? Op welke manier wordt in de praktijk inhoud gegeven aan de volledige gelijkwaardigheid tussen terreinbeherende organisaties en particulieren?

– De aankoop van landbouwgrond door de Dienst Landelijk Gebied (verder: DLG) voor natuurbeheer en waterberging stagneert, omdat men het vaak met verkopende boeren niet eens kan worden over de verkoopprijs. Moet dat geen reden zijn om de verkoopprijs te relateren aan de gebiedswaarde?

– Deelt de minister het principe dat het ongewenst is om goede landbouwgrond op te offeren voor nieuwe natuur? Zo ja, zal zij dan alleen van dit principe afwijken als dat nodig is voor de waterveiligheid? Is de minister ten slotte bereid de Kamer in oktober een inventarisatie te doen toekomen van de provinciale natuurplannen voor het omzetten van landbouwgrond in natuur? Zo ja, zal zij daarbij dan ingaan op de rol van het Rijk, het aantal hectaren dat hiermee gemoeid is en het stadium waarin de besluitvorming zich bevindt? Wanneer komt deze informatie naar de Kamer?

De heer Cramer (ChristenUnie) zegt dat het met het oog op biodiversiteit noodzakelijk is om door te gaan met de EHS, ook als het Rijk daarvoor pijnlijke maatregelen moet nemen. Blijft de minister bij haar standpunt dat het ook kan betekenen dat bepaalde stadsuitbreidingsprojecten niet door kunnen gaan?

– De oorspronkelijke grenzen van de EHS zijn geen wet van Meden en Perzen. Is de minister bereid om deze grenzen aan te passen als daardoor het draagvlak voor de EHS toeneemt? Hoe vult de minister haar regierol in bij provinciale en gemeentelijke plannen als die voor de Zuiderdieppolders?

– De bevolking van de Wieringermeer heeft een alternatief aangereikt voor de aanleg van het Wieringerrandmeer. Op welke manier betrekt de provincie dit alternatief bij haar besluitvorming?

– Agrarisch beheer moet daar waar mogelijk worden ingezet. Voorwaarde is wel dat het ministerie de deelnemende ondernemers niet afscheept met een tegemoetkoming of een schadeloosstelling. Zal de minister hen in de toekomst passend voor hun werk belonen? Kan het daarvoor benodigde geld worden vrijgemaakt door de meerwaarde die het gevolg is van groene ontwikkeling, af te romen via de OZB?

– Boeren die wijken voor groen krijgen substantieel minder uitbetaald dan boeren die wijken voor rood (rood: woningbouw, groen: natuur, blauw: water). Is het met het oog op deze onrechtvaardigheid niet beter om uit te gaan van de complexwaarde, dat wil zeggen van een rekenmethodiek waarbij alle baten en lasten en de planologische bestemming voor de onroerende zaken die tezamen het complex uitmaken, worden geëgaliseerd?

De heer Polderman (SP) voert mede namens mevrouw Van Gent van de GroenLinks-fractie het woord.

– Het is ongewenst dat de EHS recentelijk van meerdere kanten ter discussie is gesteld. Die discussie leidt er namelijk toe dat boeren zich afwachtend opstellen met vertraging bij de grondaankoop als gevolg. Deelt de minister deze analyse?

– De verwerving van grond loopt vertraging op door de prijs die boeren voor hun grond wordt geboden. Is de minister bereid om voortaan grond voor de EHS op dezelfde manier en tegen dezelfde prijs te verwerven als grond voor snelwegen en spoorlijnen?

– De EHS moet los worden gezien van de natuurcompensatie die vereist is voor de aanleg van nieuwe infrastructuur. Is de minister het ermee eens dat natuurcompensatie niet binnen de EHS gerealiseerd mag worden?

– Gemeenten kiezen vaak te snel voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen in plaats van voor het opknappen van verpauperde terreinen. Hierdoor neemt de druk op de grondmarkt toe. Is het niet de taak van het Rijk om dit met meer landelijke regie te voorkomen?

– Is de minister het met hem eens dat realisatie van de EHS het hoofddoel is en dat de vraag wie die natuur moet beheren, daaraan ondergeschikt is? Hoe zorgt de minister er verder voor dat de EHS op natuurgebieden over de grens aansluit?

De heer Van der Vlies (SGP) wijst op het belang van de Nederlandse landbouw voor de wereldvoedselvoorziening. Hierdoor is de discussie over de wenselijkheid van het omzetten van goede landbouwgrond in natuur terecht opgelaaid. Is de minister het met hem eens dat door de afname van het landbouwareaal wensen als meer koeien in de wei in het gedrang komen?

– De EHS is een belangrijk project waaraan niet getornd mag worden. De provincies moeten echter wel de ruimte krijgen om hun opgave flexibel uit te voeren. Zullen projecten voor waterberging, buffering van natuurgebieden en natuurcompensatie in de toekomst zoveel mogelijk binnen de EHS worden ingevuld?

– De minister moet meer dan voorheen inzetten op particulier en agrarisch natuurbeheer. Is zij het met hem eens dat pas tot grondverwerving mag worden overgegaan als de mogelijkheden daarvoor zijn benut?

– De vergoeding voor natuurbeheer is amper kostendekkend. Hierin moet verandering worden gebracht in het nieuwe provinciale beheerstelsel voor natuurbeheer. Wanneer is dit stelsel gereed en welke rol speelt de minister daarbij?

– Provincies waarschuwen dat de EHS niet voor 2018 gerealiseerd kan worden, omdat de verwerving van landbouwgrond stagneert. Is het waar dat niet zozeer het budget als wel beleidsmatige keuzes en procedures deze verwerving in de weg staan?

– Het animo onder boeren om hun grond te verkopen neemt af. Is het mogelijk om deze ontwikkeling te keren door provincies te laten werken met een systeem van ruilverkaveling van ruilgronden? Is de minister bereid om in haar analyse van de provinciale voortgangsrapportages in te gaan op de toepassing van de complexwaarde in relatie tot de Onteigeningswet en de staatssteunregels?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) wijst erop dat jaarlijks maar liefst 9000 hectare hoogproductieve landbouwgrond aan de productie wordt onttrokken. Staat dit niet op gespannen voet met de morele plicht van Nederland om bij te dragen aan de wereldvoedselvoorziening?

– De kwantitatieve doelstelling van de EHS is voor de VVD-fractie niet heilig. Hoe ziet de minister de verhouding tussen kwantitatieve en kwalitatieve EHS-doelstellingen? Als zij ook kiest voor de kwalitatieve doelstellingen, wat betekent dat dan voor haar opvatting over de toekomst van de Zuiderdieppolders en de Krimpenerwaard?

– De zorgen over de financiering van de EHS nemen toe, ook bij het IPO. Kan de minister deze zorgen wegnemen door inzicht te geven in de huidige financiële situatie?

– Burgers verzetten zich steeds vaker tegen het omzetten van cultuurlandschap in natuur. Onderstreept dit niet de onwenselijkheid om grond ten behoeve van natuurdoelstellingen te onteigenen?

– Het Bureau Beheer Landbouwgronden (verder: BBL) heeft 30 000 hectare in eigendom, terwijl voor de EHS nog 37 000 hectare moet worden aangekocht. Kan grond van het BBL worden gebruikt om de kwantitatieve EHS-doelstellling te realiseren?

– Hoe levensvatbaar is het plan om 6% van de landbouwgrond om te zetten in zuiveringsmoerassen en die als fosfaatfilter te gebruiken?

Mevrouw Jacobi (PvdA) merkt op dat zij zeker niet afwijzend staat tegenover agrarisch natuurbeheer. Deze vorm van natuurbeheer moet wel effectief zijn. Kan de minister aangeven welke natuurdoelen zich het beste lenen voor agrarisch natuurbeheer?

– Extensieve landbouw kan een belangrijke rol spelen bij natuurbeheer. De Health Check van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) maakt extensieve landbouw ook voor Nederlandse boeren financieel haalbaar. Is de minister bereid om deze mogelijkheid onder de aandacht van boeren te brengen?

– Provincies geven steeds vaker aan dat zij hun EHS-doelstelling alleen kunnen halen door over te gaan op onteigening. Als dat zo is, moet het instrument van onteigening zeker ingezet worden. Voorwaarde daarbij is wel dat boeren een reële prijs voor hun grond geboden krijgen. Dat wil zeggen dat er niet langer onderscheid wordt gemaakt tussen rood en groen. Is de minister het met haar eens dat onteigening onder deze voorwaarde ingezet kan worden? Welke afspraken zijn er met de provincies over onteigening gemaakt?

Mevrouw Ouwehand (PvdD) benadrukt dat de natuur in Nederland onder druk staat, doordat nog steeds voorrang wordt gegeven aan economische belangen. Is de minister het met haar eens dat de EHS broodnodig is om de natuur in Nederland adequaat te beschermen? Moet er niet overgegaan worden op onteigening als versnippering van natuurgebieden dreigt en robuuste verbindingszones niet op vrijwillige basis gerealiseerd kunnen worden?

– Van verschillende kanten wordt het argument gebruikt dat het omzetten van landbouwgrond in natuur immoreel zou zijn, gezien ecologische gevolgen als de komst naar Nederland van de malariamug en de voedselcrisis. Is de minister het met haar eens dat deze argumenten elke grond missen?

– Functiestapeling gaat van de verkeerde veronderstelling uit dat natuur, landbouw en recreatie probleemloos gecombineerd kunnen worden. Dat is onjuist, want natuur wordt dan uiteindelijk de sluitpost, zie de niet ingeloste verwachtingen van het agrarisch natuurbeheer. Is de minister het met haar eens dat functiestapeling leidt tot «excuusnatuur» in plaats van tot robuuste natuurgebieden met stevige onderlinge verbindingen?

– Is de minister bereid afstand te nemen van haar uitspraak in de Boerderij dat zij de hectares verwerving en particulier natuurbeheer ter discussie wil stellen? Is zij ten slotte bereid om het ineffectieve instrument van agrarisch natuurbeheer aan te pakken?

Antwoord van de minister

De minister zegt dat het nog steeds mogelijk is om de EHS voor 2018 te realiseren, mits alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen en er gezorgd wordt voor draagvlak. Eenvoudig is dat niet, omdat in het drukbevolkte Nederland een groot aantal claims wordt gelegd op de beschikbare grond. Er zullen daardoor soms ingrijpende keuzes moeten worden gemaakt, waarbij de functies rood, groen en blauw op een intelligente manier aan elkaar worden gekoppeld. De minister zegt dat zij daarmee aansluit op het interview in de Boerderij, want daarin heeft zij ervoor gepleit dat alle betrokken partijen rond de tafel gaan zitten juist om die intelligente keuzes te maken. Dat dit mogelijk is, laten de plannen zien die in Waterland zijn ontwikkeld.

– Het belang van de EHS doet niet onder voor dat van andere maatschappelijke belangen als woningbouw en wegenaanleg. Het is dan ook te betreuren dat het natuurbelang in het verleden soms het onderspit heeft gedolven. De mogelijkheden die het rapport-Elverding biedt voor een betere afweging van tussen natuurbelangen en infrastructurele belangen, zijn dan ook zeer welkom.

– De keuze bij de grondverwerving voor de EHS tussen vrijwilligheid en onteigening heeft verstrekkende gevolgen. De keuze voor onteigening tegen de «rode» prijs zal immers sterk prijsopdrijvend werken, waardoor landbouwgrond onbetaalbaar dreigt te worden. Bovendien zou dit ingaan tegen de wens van de Kamer dat aankopen van de DLG niet prijsopdrijvend mogen werken.

– Over onteigening voor groen zijn in het kader van de Nota Grondbeleid afspraken gemaakt met de provincies.

– De minister benadrukt dat zij vasthoudt aan het beleid om alleen in uitzonderlijke gevallen over te gaan tot onteigening en onteigening te beperken tot 10% van de te verwerven grond. In 2010 wordt het beleid geëvalueerd en dat is het moment om te bezien op welke punten het beleid aangescherpt moet worden. Op dat moment kan ook worden afgewogen of bredere inzet van de nu al toegestane mogelijkheid van ruilverkaveling gewenst is.

– De Kamer zal een kabinetsreactie ontvangen op het advies van de Raad voor het Landelijk Gebied De mythologie van onteigening.

– Bij onteigening kan in uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt van de complexwaarde. Het is aan de bij dat specifieke project betrokken partijen om daartoe te besluiten. Volgens de huidige jurisprudentie moet daarbij sprake zijn een integraal project dat in samenhang en in één grondexploitatie wordt gerealiseerd. Afwijken van de jurisprudentie is niet goed mogelijk, omdat dan waarschijnlijk in strijd met de Europese staatssteunregels wordt gehandeld.

– De stagnatie bij de aankoop door de DLG is vooral een gevolg van de overspannen grondmarkt. Het is zaak om daar behoedzaam op te reageren en niet te snel over te gaan op onteigeningsprijzen. Dat zou de markt immers alleen maar verder onder druk zetten.

– Het BBL heeft 17 000 hectare in bezit. Deze grond is echter ingeboekt als verworven grond en kan dus niet worden afgetrokken van de nog te verwerven hectares voor de EHS.

– Agrarisch natuurbeheer kan een goede en welkome bijdrage leveren. Deze vorm van natuurbeheer zal dan ook zeker bevorderd moeten worden, waarbij wel de criteria uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en controleerbaarheid in acht moeten worden genomen. Omdat het iedereen duidelijk moet zijn voor welke maatschappelijke prestatie een vergoeding wordt gegeven, is het een goede zaak dat de provincies hun programma’s voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer op dit moment herzien. De eerste resultaten van deze ingrijpende herziening zullen de provincies in 2010 voorleggen. Daarbij zal uiteraard ook aandacht uitgaan naar de mogelijkheden die het GLB en de periode na 2013 bieden, het jaar waarin de Commissie komt met haar herziening van het GLB.

– De health check van het GLB biedt in artikel 68 mogelijkheden om maatschappelijk gewaardeerde diensten van een agrariër passend te belonen. Deze mogelijkheden zijn bijzonder welkom, omdat er dan niet langer sprake is van een vergoeding, maar van een reële beloning voor een geleverde dienst. De minister zegt dat agrarisch natuurbeheer daardoor aantrekkelijker wordt. Hoe aantrekkelijk is uiteraard mede afhankelijk van de hoogte van de prijs die boeren ontvangen voor hun producten.

– Welke doelen geschikt zijn voor natuurbeheer is eenvoudig te achterhalen door de natuurdoeltypen met de beheervereisten te vergelijken.

– De taskforce onder leiding van Rinnooy Kan zal zich buigen over de vraag of en, zo ja, hoe agrarisch natuurbeheer gefinancierd kan worden uit de OZB.

– Flexibele invulling van de EHS is noodzakelijk. Provincies moeten immers niet gebonden worden aan een blauwdruk als kleine wijzigingen het draagvlak sterk kunnen vergroten. De minister zegt deze flexibiliteit toe te zullen staan. Voorwaarde daarbij is wel dat niet afgedaan wordt aan de ambities die ten grondslag liggen aan de EHS.

– Het is niet wenselijk om de flexibiliteit te vergroten door toe te staan dat natuurcompensatieprojecten deel uit gaan maken van de EHS. Tot natuurcompensatie wordt immers juist besloten om de bestaande EHS in stand te houden. Bovendien zou door deze uitbreiding van de flexibiliteit de totale hoeveelheid groen afnemen.

– De mogelijkheden voor agrarisch en particulier natuurbeheer dienen uitgeput te zijn, voordat wordt overwogen om meer hectares te verwerven voor de EHS. Die mogelijkheden zijn nog niet uitgeput. Bovendien wordt na de zomer overlegd met alle betrokken organisaties over ideeën om particulier natuurbeheer een impuls te geven.

– De door de heer Koppejan gevraagde inventarisatie is te ingewikkeld. Bij die inventarisatie zouden immers niet alleen rijks- en provinciale, maar ook gemeentelijke projecten moeten worden betrokken, zoals geplande recreatiegebieden. Bovendien zijn nog niet alle EHS-gebieden vastgelegd en ontstaat er ook nieuwe natuur in het kader van het waterbeheer. De provincies zullen echter wel worden gevraagd of het mogelijk is om een inventarisatie te maken van hun plannen en projecten om het resterende deel van de EHS te realiseren.

– Op de kritiek dat niet het verwerven, maar de gebiedsinrichting het grootste probleem is bij de aanleg van de EHS, zal ingegaan worden in de eerste rapportage over de EHS als groot project. Duidelijk is wel dat voor dit probleem in principe creatieve oplossingen mogelijk zijn. Zo geeft de gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland boeren een marktconforme beloning voor hun bijdrage aan GIOS (Groen in en om de stad) en bekostigen zij de inrichting van het gebied deels uit het ILG en deels uit een gemeentelijke bijdrage.

– In het beleid van het ministerie worden natuurbeherende organisaties en particulier natuurbeheer gelijkwaardig behandeld.

– De verantwoordelijkheid voor de Zuiderdieppolders ligt bij de provincie. De minister voegt daaraan toe dat de realisatie door de provincie Zuid-Holland van de EHS in deze polder op basis van een ILG-contract een goed voorbeeld is van de manier waarop verschillende maatschappelijke doelen tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden. Zo wordt in de Zuiderdieppolders ook tegemoetgekomen aan eisen uit de Kaderrichtlijn water; ontstaat hier unieke getijdennatuur en krijgt de regio Rotterdam er een recreatiegebied bij. Mocht de provincie alsnog kiezen voor een alternatief, dan zal dat alternatief moeten voldoen aan de criteria die het Rijk voor de EHS heeft opgesteld.

– Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de aanleg en de herstructurering van bedrijfsterreinen. De discussie hierover wordt echter wel degelijk gevoerd met provincies en gemeenten en wel in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening en rood voor groen/groen voor rood. Bij deze discussie is uiteraard ook de minister van VROM betrokken.

– Het idee om 6% van het landbouwareaal om te zetten in zuiveringsmoerassen om de hoeveelheid fosfaat in het water te verminderen, is uitermate kostbaar. Het laatste woord is hierover dan ook zeker niet gezegd. Duidelijk is wel dat het op dit moment uiterst moeilijk realiseerbaar is.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roland Kortenhorst

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,

Berenschot


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Roland Kortenhorst (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA) en De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Van Gent (GroenLinks), Hessels (CDA), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Van Gennip (CDA), Aptroot (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA) en Van Heugten (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

Naar boven