29 576
Agenda Vitaal Platteland

nr. 52 Herdruk1
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 19 mei 2008 inzake het rapport «Landbouwgronden in Europa» (Kamerstuk 29 576, nr. 50).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Schreijer-Pierik

Adjunct-griffier van de commissie,

Berenschot

1

In het schriftelijk verslag over de brief inzake de grondprijsmonitor schrijft u dat er in de jaren 2007 tot en met 2013 in totaal 22 526 hectare zal worden aangekocht ten behoeve van RodS en EHS (3218 hectare per jaar). Is dit in lijn met de recente uitspraak in het LEI-rapport dat er de komende 30 jaar ongeveer 4% aan landbouwgrond zal worden onttrokken? Kunt u over de bevindingen van het LEI-rapport een nadere onderbouwing geven?

In het LEI-rapport is rekening gehouden met dit huidige beleid voor aankopen van grond voor natuurdoeleinden (stand per 1 januari 2005: 45 000 ha te gaan) (punt 5 op bladzijde 33). De verwachting is dat de komende 30 jaar ongeveer 4% landbouwgrond wordt onttrokken. Dit percentage is onder meer gebaseerd op de voorspelde bevolkingsgroei, het verwachte aantal woningen, nieuwe arealen bedrijventerreinen, een uitbreiding van de infrastructuur en de uitbreiding van het areaal natuurterreinen (punten 1 tot en met 7 bladzijde 31 tot en met bladzijde 33).

2

In een gezamenlijke notitie van LNV en OS «landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» wordt als één van de oorzaken over de stijgende voedselprijzen genoemd een inkrimpend landbouwareaal. Wat betekent deze conclusie voor het beleid van u ten aanzien van het onttrekken van landbouwgronden voor natuurontwikkeling?

Het landbouwareaal in Nederland loopt met ongeveer 9 000 hectare per jaar terug. Op het wereldtotaal aan landbouwgrond is dit erg weinig. Ik heb met u afgesproken om de EHS te realiseren en dat ga ik ook doen. Ik maak me er wel zorgen over dat in derdewereldlanden de landbouw veel minder productief is dan ze zou kunnen zijn. Daarom heb ik met mijn collega Koenders afgesproken om extra te investeren in de landbouw in deze landen.

3

Kunt u een reactie geven op de uitspraak van het IPO dat «het aantal hectares EHS niet meer heilig is» (gedaan in het rondetafelgesprek), met andere woorden dat het IPO de kwantitatieve doelstellingen wil loslaten? Hoe schat u de effecten van deze uitspraak in op het draagvlak voor de realisatie van de EHS?

De uitspraak van het IPO moet, naar ik aanneem, worden gezien in het licht van de stijgende prijzen van landbouwgrond. Het huidige rijksbudget voor grondverwerving zou onvoldoende zijn om de kwantitatieve taakstelling van de EHS te realiseren. Het IPO pleit ervoor om flexibel met de hectares om te gaan.

Conform het beleid van dit kabinet blijft mijn streven om de EHS in 2018 kwantitatief klaar te hebben.

In dit verband heb ik met de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) prestatieafspraken gemaakt en heb ik daarvoor budget aan de provincies beschikbaar gesteld. Binnen het beschikbare budget proberen provincies door een integrale en gebiedsgerichte aanpak de afspraken na te komen. Door de stijgende prijzen van landbouwgrond komen die afspraken wel onder druk te staan. Grotere flexibiliteit van de hectares tussen de provincies zou een optie kunnen zijn. Bij de midterm review van het ILG zal ik met de provincies de voortgang van de EHS bezien en daarmee de eventuele mogelijkheden om flexibel met de hectares om te gaan. Ik weet niet hoe ik het effecten van de uitspraak van het IPO moet inschatten, maar ik hoop dat deze niet groot zijn.

4

Kunt u de gegevens, aangedragen door LTO Nederland in een aangeleverd overzicht van nog te ontrekken hectares landbouwgrond, onderschrijven?

Het overzicht van LTO Nederland is – zoals door hen aangegeven – een quick scan. Het draagt ook het karakter van een snelle inventarisatie, gezien het grote aantal dubbeltellingen en het grote aantal ontbrekende projecten (er staan relatief weinig provinciale en gemeentelijke plannen op). LTO had gemeld dat het om projecten gaat aanvullend op de EHS en RodS en ander vigerend rijksbeleid. Ik herken echter in het overzicht circa 45 500 hectare LNV-beleid waarvan circa 18 000 hectare in het provinciale deel (EHS, RODS en GIOS) en 27 500 hectare LNV-beleid in het onderdeel «Nederland» (EHS, robuuste verbindingen). Deze projecten zijn alle onderdeel van het vigerende beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte.

In het overzicht zijn ook projecten opgenomen die onder de verantwoordelijkheid vallen van andere ministeries: circa 4600 hectare veiligheid/ruimte voor de rivier; 6 000 tot 8 000 hectare Kaderrichtlijnwater/ WB 21 (VenW); aanleg van spoorlijnen (VenW) en verdroging met een onbenoemde oppervlakte (VROM). Voorts heeft een deel van de projecten betrekking op natuurcompensatie vanwege de aantasting c.q. beslag op bestaande natuurgebieden als gevolg van onder meer infrastructuurprojecten. De overige projecten zijn geen rijksbeleid. Een deel van deze projecten heeft betrekking op de door het Rijk gewenste rood-groen balans.

5

Kunt u een definitieve lijst van alle projecten en plannen in Nederland geven waarbij landbouwgrond wordt omgezet in nieuwe natuur?

Daarbij graag aangeven:

a. Welke projecten vallen binnen de afspraken van de EHS en welke niet?

b. Om hoeveel hectare landbouwgrond gaat het per project?

c. In welke provincie ligt het project?

d. In welk stadium van besluitvorming bevindt zich het project?

e. Wat is de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van het Rijk bij deze afzonderlijke projecten?

Het is voor mij niet mogelijk uw vraag te beantwoorden. Provincies voeren de regie over de ILG-afspraken. De gemaakte ILG-afspraken zijn gebaseerd op te leveren prestaties en beleidskaders (begrenzingen), niet op concrete projecten. Daardoor rapporteren de provincies ook op basis van hectares en niet op basis van projecten.

Naast realisatie van het in het ILG afgesproken beleid (EHS, RODS, robuuste verbindingen, Deltanatuur) wordt ook door andere overheden (andere ministeries, provincies, gemeenten en waterschappen) en door particulieren gewerkt aan het realiseren van hun eigen doelen. In dat kader kan, maar hoeft niet altijd, sprake zijn van een functieverandering van landbouwgrond.

6

Waarom worden de Zuiderdieppolders toch aangemerkt als waterbergingsgebieden, terwijl deze daarvoor in de praktijk niet geschikt zijn, omdat het enkele van de jongste polders zijn waar de grond hoger ligt dan in de oudere polders?

De Zuiderdieppolders is één van de projecten van Deltanatuur, natte natuur die recreatiemogelijkheden biedt aan de Randstad en die – waar mogelijk – een bijdrage levert aan het verminderen van de wateroverlast (ICES 1999). Waterberging is voor dit specifieke gebied niet aan de orde. In de integrale planuitwerking voor dit gebied is gekozen voor de variant die het huidige waterkwaliteitsprobleem van het Zuiderdiep oplost.

7

Klopt het dat het kabinetsbesluit tot aanleg van 3 000 hectare nieuwe natuur inmiddels is teruggebracht tot 2 400 hectare?

De oorspronkelijke taakstelling van 3 000 ha natte natuur in de Zuid-Hollandse Delta is in overleg met de provincie Zuid-Holland verlaagd naar 2 400 ha. Deze taakstelling was reeds opgenomen in het Meerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland (MJP/AVP) dat met de Tweede Kamer is gecommuniceerd. De ILG Bestuursovereenkomst tussen Rijk en ZH is gebaseerd op de taakstellingen uit het MJP/AVP. De resterende 600 ha is voor het grootste deel toegedeeld aan natuurontwikkeling in de Maas, in het bijzonder ten gunste van 460 ha Zandmaas Pakket II.

8

Is binnen de totale natuuropgave van 2400 of 3000 ha, de creatie van 400 ha natte natuur in de Zuiderdieppolders ook een keuze van het Rijk of kan de provincie Zuid-Holland in vrijheid nog tot een ander afweging komen?

De regie voor het project Deltanatuur ligt bij de provincie Zuid-Holland. De provincie is weloverwogen tot de locatiekeuze gekomen en deze is als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen in de Nota Ruimte waardoor de provincie alleen in afstemming met het Rijk tot een andere afweging kan komen.

9

Bent u van mening dat de implementatie van de Kaderrichtlijn Water een lidstaat ertoe verplicht om wisselingen in het zoutgehalte van een watergang ten gevolge van zoute kwel uit de Noordzee aan te pakken? Zo ja, wat zijn hiervoor dan de argumenten?

De Kaderrichtlijn Water verplicht lidstaten ertoe om de nodige maatregelen te nemen om in 2015 een goede toestand van oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen te bereiken. De Kaderrichtlijn Water verplicht de lidstaten om hiertoe de waterkwaliteitsdoelstellingen vast te leggen. De lidstaat maakt daarbij zelf de keuze voor een zout-, brak- of een zoetsysteem en is vervolgens in principe verplicht die waterkwaliteitsdoelstellingen te realiseren. Voor wateren met sterke schommelingen in zoutgehalte moet een keuze worden gemaakt. De richtlijn kent echter uitzonderingen, waarmee de termijn kan worden verlengd of de doelstellingen kunnen worden verlaagd, bijvoorbeeld als natuurlijke omstandigheden een tijdige verbetering beletten of als het bereiken van de doelstellingen niet haalbaar (klimaatverandering) of onevenredig kostbaar is. In de stroomgebiedbeheersplannen, die thans worden voorbereid, moet het toepassen van zo’n uitzondering gemotiveerd worden.

10

Zo neen, bent u van mening dat bovenstaande verwijzing naar de Kaderrichtlijn Water ter motivering van de aanwijzing van een nieuw natuurgebied in het kader van nationaal beleid, tot onbegrip en verminderd draagvlak van de burgers en van de gemeenten voor het Europees beleid kan leiden?

De Kaderrichtlijn Water is geen aanleiding voor het aanleggen van nieuwe natuurgebieden. Wel wordt volgens bestaand beleid nog een aantal natuurgebieden aangelegd. Door voor deze natuurgebieden de waterkwaliteitsdoelstelling in het kader van de implementatie van de KRW vast te stellen, lopen de realisatie van de natuur- en de KRW-doelen gelijk op. Slim combineren doet mijns inziens geen afbreuk aan het draagvlak van Europees beleid.

11

Is er voor de nieuwe te realiseren natuur in de Zuid-Hollandse delta een voorlopige toets dan wel passende beoordeling gemaakt als bedoeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn, aangezien dit reeds in 2003 voor een belangrijk deel is aangemeld als Natura 2000-gebied?

Ja, voor de afzonderlijke Deltanatuur projecten wordt een natuurbeoordeling (Natuurbeschermingswet/Vogel- en Habitatrichtlijn, Flora- en faunawet) gemaakt. Vaak wordt deze opgenomen in de milieu-effectrapportage (MER). Wanneer negatieve effecten op kunnen treden, dan moet de initiatiefnemer een vergunningaanvraag indienen.

12

In hoeverre kunnen vormen van agrarisch natuurbeheer een volwaardig alternatief zijn voor het in stand houden van de biodiversiteit in Nederland?

Het in stand houden van de biodiversiteit in Nederland is belangrijk en daar passen mijns inziens verschillende instrumenten bij. Agrarisch natuurbeheer is er hier één van. Vooral voor natuurwaarden die verbonden zijn aan landbouwgrond is agrarisch natuurbeheer als instrument onmisbaar. In deze landschappen wordt agrarisch natuurbeheer dan ook veel ingezet voor de instandhouding van de biodiversiteit. Buiten de agrarisch beheerde landschappen zie ik minder mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer.

13

Klopt het dat de stand van weidevogels positiever is in gebieden met veeteelt dan in gebieden met exclusieve natuur (niet half-natuurlijk)?

Nee, zo kan dat niet worden gesteld. In gebieden die onttrokken zijn aan de landbouw zijn de weidevogeldichtheden het hoogst en de ontwikkelingen het meest positief. Echter, de meeste weidevogels in absolute aantallen zitten in gangbare landbouwgebieden. Hier zit meer dan de helft van de weidevogels. In landbouwgebieden valt dus de meeste winst te behalen wat betreft het behoud van de weidevogels.

14

Kan er inzicht gegeven worden in de kosten-baten analyse van enerzijds ontwikkeling en beheer van (nieuwe) natuur versus agrarisch natuurbeheer? Wilt u daarbij zowel aandacht besteden aan de financiële kosten en baten als ook aan de kosten en baten voor de biodiversiteit?

Het gaat hierbij om het verschil tussen natuurrealisatie door functieverandering of door middel van agrarisch natuurbeheer. Bij functieverandering verandert de functie van landbouwgrond in die van natuur. Hiervoor ontvangt de eigenaar een vergoeding voor de waardedaling die gepaard gaat met die verandering, alsmede vergoedingen in de kosten van inrichting en voor beheer.

Bij agrarisch natuurbeheer blijft de grond zijn agrarische functie behouden en ontvangt de eigenaar een vergoeding voor het natuurbeheer alsmede een vergoeding voor inkomstenderving. De financiële kosten zijn derhalve slecht vergelijkbaar. Dit geldt ook voor de biodiversiteit. Bij functieverandering worden in het algemeen andere natuurdoelen nagestreefd dan bij het agrarisch natuurbeheer. Daarom zijn voor een vergelijking kosten-baten analyses als methodiek minder geschikt.

15

In hoeverre vormen de ontwikkeling van kleinschalige en versnipperd gelegen nieuwe natuurgebieden een bijdrage aan de samenhang van gebieden binnen Natura 2000?

In het kader van Natura 2000 worden geen kleinschalige, versnipperd gelegen nieuwe natuurgebieden ontwikkeld. Ook binnen de EHS is het beleid er niet op gericht om kleinschalig en versnipperd gelegen nieuwe natuur aan te leggen.

16

Is in het kader van de realisatie van de EHS-doelstellingen het behalen van het aantal ha van ondergeschikt belang t.o.v. het behalen van de beoogde natuurwaarden?

Nee, zowel het behalen van het aantal hectares als van de beoogde natuurwaarden zijn van groot belang.

17

Moet Nederland de instandhoudingsdoelen in het kader van Natura 2000 binnen één bepaald gebied realiseren of binnen het grondgebied van het gehele land? Is compensatie wellicht ook mogelijk binnen Europa?

De Habitatrichtlijn bepaalt dat de lidstaten alle habitattypen en soorten waarvoor de lidstaten een verantwoordelijkheid hebben in een gunstige staat van instandhouding moeten behouden of daarnaar moeten streven als de staat van instandhouding niet gunstig is. Daartoe moeten de lidstaten instandhoudingsdoelstellingen (Natura 2000-doelen) formuleren.

Het Natura 2000 Doelendocument bevat de Natura 2000-doelen op landelijk niveau. Vervolgens zijn deze landelijke doelen uitgewerkt in instandhoudingsdoelen per gebied. Uitgangspunt is dat de gebiedsdoelen binnen het betrokken gebied gerealiseerd moeten worden, waarbij de locaties zijn gekozen op grond van de realiseerbaarheid van de doelen.

Compensatie binnen Europa is niet mogelijk omdat iedere lidstaat zijn eigen nationale Natura 2000-opgaven heeft.

18

Is bij de vernatting van gebieden voldoende rekening gehouden met klimaatverandering en de daarmee samenhangende volksgezondheidsaspecten zoals de opkomst van de malariamug?

De ontwikkeling van natuur en waterpartijen in woonwijken en van grotere natuurgebieden, inclusief de ontwikkeling van gebieden met brak water, zal – volgens deskundigen – niet leiden tot terugkeer van epidemische malaria in Nederland.

19

De Nota Ruimte stelt dat binnen de EHS het «nee, tenzij» regime van kracht is. Wanneer een ingreep onvermijdelijk blijkt dan is compensatie aan de orde. Geldt er ook dat compensatie vereist is voor ingrepen buiten de EHS, maar die mogelijk gevolgen hebben voor natuurwaarden binnen de EHS?

Ingrepen buiten de EHS worden niet beoordeeld op hun effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden binnen de EHS. Voor dergelijke ingrepen is dus ook geen compensatie van waarden in de EHS aan de orde. Als het EHS-gebied tevens Natura-2000 gebied is, dan geldt de externe werking conform de Natuurbeschermingswet. Verder geldt voor ammoniak ook de Wet ammoniak en veehouderij (Wav).

20

Kunt u in een overzicht aangeven ten aanzien van welke projecten die in uitvoering zijn genomen c.q. waarvan de planvorming ver is gevorderd, natuurcompensatie is vereist? Kan daarbij worden aangegeven of het een project of plan betreft waarbij sprake is van:

• een ingreep binnen de EHS?

• een ingreep buiten de EHS, maar met mogelijk gevolgen voor de EHS respectievelijk een Natura 2000 gebied?

In het kader van de Spelregels EHS hebben Rijk en provincies afgesproken dat het registreren van de voortgang van compensatieprojecten een taak van de provincies is. Zij ontvangen jaarlijks een rapportage over de voortgang van compensatieverplichtingen van gemeenten die dat aangaat. De provincie voegt daarbij informatie over de compensatieprojecten waarvoor zij bevoegd gezag is. Ingrepen buiten de EHS met mogelijke gevolgen voor de EHS zijn overigens niet compensatieplichtig in het kader van het EHS-beleid.

In een beperkt aantal projecten met betrokkenheid van het Rijk is er sprake van negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden en is compensatie vereist geweest: aanleg van de Tweede Maasvlakte, de aanleg van een energiecentrale in de Eemshaven, Blauwe Stad Groningen en de tweede vaarwegverbreding van de Westerschelde.

21

Geldt nog steeds het uitgangspunt voor begrenzing van de EHS dat zoveel mogelijk zal worden begrensd zodanig dat externe buffering van de natuurgebieden niet nodig is? Kan inzicht worden gegeven in knelpunten die zich hierbij voordoen?

Ja, dat uitgangspunt geldt nog steeds. Het niet hanteren van externe buffering kan effect hebben op de kwaliteit van de te begrenzen natuur. De aard en omvang is sterk afhankelijk van de lokale omstandigheden.

22 en 23

Kan natuurcompensatie plaatsvinden door functiecombinaties: landbouwproductie en natuur? Welke eisen moeten daaraan worden gesteld?

Kunnen functiecombinaties en samenwerking van landbouwproductie met ontwikkeling en behoud van natuurwaarden dienen als compensatie voor aantasting van natuurwaarden binnen de EHS en daarmee bijdragen aan zowel verbetering van biodiversiteit als het behoud van landbouwproductie en cultuurlandschappen?

Uitgangspunt bij compensatie is: geen nettoverlies aan wezenlijke kenmerken en waarden van het betreffende gebied in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. Vanuit dat oogpunt is compensatie via een functiecombinatie van landbouwproductie en natuur (agrarisch natuurbeheer) mogelijk, wanneer de verloren gegane waarden gebaseerd zijn op een dergelijke functiecombinatie. In dat geval zal een provincie elders op een nieuw areaal de provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer openstellen, om daarmee gelijkwaardige natuur terug te brengen. Aandachtspunt ten aanzien van de realisatie van een dergelijke vorm van compensatie is dat de realisatie van agrarisch natuurbeheer op basis van vrijwilligheid gebeurt.

24

Is het nodig voor behoud/herstel van biodiversiteit nog meer ha’s landbouwgrond om te zetten in natuur boven op de EHS-taakstelling (150 000 ha nieuwe natuur als uitbreiding bestaande natuurgebieden en 27 500 ha nieuwe natuur door robuuste verbindingszones)? Zo ja, waarop baseert u dat?

Nee, zoals ik het nu zie is het niet nodig om meer hectares landbouwgrond (dan voorzien in het beleid) om te zetten in natuur. Hierbij speelt mee dat de realisatie van het doel van het natuurbeleid kwantitatief gerealiseerd moet zijn in 2018. Kwaliteitsverbetering van de natuur is voor mij hierbij een speerpunt in de komende jaren.

25

Kunt u inzicht geven in het ruimtebeslag op landbouwgrond van projecten voor realisatie van recreatie- en woongebieden waarbij in combinatie hiermee water en groen (natuur) worden aangelegd? Wat is hiervan de oppervlakte voor water en groen?

Voor zover het een combinatie van recreatiegebieden en aanleg van Groen om de stad (RODS) betreft, zijn afspraken gemaakt in het kader van het ILG-contract met de provincies. Landelijk betreft het aanleggen van groen om de stad 16 000 hectare, conform Rijksbeleid, verspreid over de provincies Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland. EHS wordt in principe niet aangelegd in combinatie met woongebieden; voor de situering van de EHS gelden andere overwegingen.

Voor zover in deze gebieden geen rijksbeleid aan de orde is, bestaat geen verantwoordelijkheid en inzicht in de gevraagde oppervlakten. Ik wil onderstrepen dat de aanleg van recreatiegroen of recreatiewater in de omgeving van nieuwe woningbouwlocaties in het belang van de bewoners is, om daarmee te voldoen aan de maatschappelijke vraag naar meer «groen».

26

Het is bekend dat in Zuid-Holland de provincie in het afwegingsproces van projecten en plannen waardoor landbouwgrond wordt omgezet in natuur en water gebruik heeft gemaakt van een Landbouw Effect Rapportage. Acht u dit een bruikbaar instrument en stimuleert of ondersteunt u het gebruik hiervan door overheden?

In algemene zin staat het overheden vrij om een keuze te maken welk instrument zij in deze kiezen. Navraag bij de provincie Zuid-Holland heeft mij geleerd dat zij het instrument niet kennen. DLG en Kadaster hebben in het kader van een pilot «innovatieve producten» bekeken of een Landbouweffectrapportage toegevoegde waarde kan hebben. De conclusie was dat er geen toegevoegde waarde was ten opzichte van wat bij inrichtingsprojecten al bekend is.

27

Bent u van mening dat voor integrale projecten woningbouw, recreatie met natuur en/of water de complexwaarde als basis voor schadeloosstelling van grondeigenaren zou moeten gelden.

Voor integrale projecten, waarin voor meerdere – verschillend renderende – doelen, grondverwerving noodzakelijk is, kán besloten worden tot het hanteren van een «complexwaarde». Het is aan de bij zo’n project betrokken partijen om daartoe te besluiten. In voorkomende gevallen wordt veelal een advies van deskundigen gevraagd. Deskundigen betrekken bij hun advies bestaande jurisprudentie ten aanzien van het hanteren van complexwaarde.

«Complexwaarde» is een begrip uit het onteigeningsrecht. Er is sprake van een «complex» als meerdere – verschillend renderende – doelen in samenhang, tegelijkertijd (en in één exploitatie) worden gerealiseerd. Alle opbrengsten van het project worden samengeteld, waarna alle kosten ervan worden afgetrokken. Het saldo, gedeeld door het oppervlak, levert de gemiddelde grondprijs, ook wel genoemd: residuele grondwaarde.

28

Is het zinvol om in Nederland een grondbank in te richten ten behoeve van compensatiedoeleinden?

De nadere invulling van de regels voor compensatie ten behoeve van de uitvoering is een taak van de provincies. Het inrichten van een grondbank is een mogelijke invulling. Het is echter aan de individuele provincies, als uitvoerders van het EHS-beleid, om dat te doen.

Mocht een provincie ervoor kiezen om een grondbank in te richten, dan geldt daarbij wel een belangrijk aandachtspunt. Aantasting van de EHS moet gecompenseerd worden met gelijksoortige en gelijkwaardige natuur. Gezien de grote diversiteit aan soorten natuur in nagenoeg alle provincies kan zeker niet gegarandeerd worden dat een grondbank in alle gevallen aan de eisen voor compensatie voldoet. Per ingreep zal dus altijd beoordeeld moeten worden welke vorm van compensatie nodig is en in hoeverre daarbij gebruik gemaakt kan worden van een grondbank.

29

Bestaan er nog voldoende compensatiemogelijkheden voor uit te kopen agrarisch ondernemers? Kan daarbij worden gegarandeerd dat kwaliteit van de compensatiegrond hetzelfde is als de landbouwgrond die wordt opgeofferd voor nieuwe natuur?

Momenteel beschikt het Bureau Beheer Landbouwgronden in kwantitatieve zin over voldoende «ruilgronden» om agrarische ondernemers te compenseren. In kwalitatieve zin is het compenseren altijd een kwestie van maatwerk: voldoende hectaren aaneen gelegen, de juiste grondslag en adequate bedrijfsgebouwen dan wel een adequaat bouwblok. «Garantie» is in dezen niet echt aan de orde: als het aanbod – kwalitatief of kwantitatief – niet acceptabel is voor de verplaatser, komt er geen overeenkomst tot stand. In samenwerking met Domeinen Onroerend Goed worden al vele jaren geschikte uitplaatsinglocaties samengesteld.

30

Onderschrijft u het advies van de Raad voor het Landelijke Gebied «De mythologie van onteigening», waarin onder andere wordt geadviseerd om volledige schadeloosstelling als basis te nemen voor compensatie van grondeigenaren die moeten wijken voor realisatie van de EHS?

Ik bereid een kabinetsreactie op dit advies voor.

31

Is het waar – zoals in het rondetafelgesprek door professor Schaminee werd opgemerkt – dat de bijzondere bijdrage van Nederland aan de Europese biodiversiteit voor het overgrote deel te danken is aan half-natuurlijke landschappen? Impliceert het «half-natuurlijke» karakter van de doelnatuur dat bepaalde menselijke activiteit nodig is om deze toestand te bereiken?

Ja, de bijzondere bijdrage van Nederland aan de Europese biodiversiteit is inderdaad voor een zeer belangrijk deel (behoudens een aantal meer natuurlijke gebieden als Wadden, Noordzee, Delta, de meer natuurlijke delen van kustduinen, van het rivierengebied en elementen als zandverstuivingen) te danken aan halfnatuurlijke landschappen. De achtergronddocumenten voor Natura 2000 (waaronder de boeken: Habitattypen van de Habitatrichtlijn, Gebieden van de Habitatrichtlijn, en Soorten van de Habitatrichtlijn) maken dit op overtuigende wijze duidelijk.

Het halfnatuurlijke karakter impliceert inderdaad dat bepaalde menselijke activiteiten nodig zijn om deze toestand te handhaven. Zo is voor behoud van halfnatuurlijke graslanden, heideterreinen (etc.) periodiek beheer noodzakelijk voor de instandhouding van natuurwaarden.

32

Kunt u aangeven welke bijdrage aan de biodiversiteit die afhankelijk is van half-natuurlijk landschap wordt geleverd in:

a. gebieden waar niet gesubsidieerde economische dragers het beheer hebben (ondernemers en particulieren zoals agrariërs en landgoedeigenaars, denk aan gebieden als Twente);

b. gebieden waar economische dragers het beheer hebben met als secundaire inkomstenbron subsidies (gesubsidieerd agrarisch beheer bijvoorbeeld)»

c. gebieden waar het beheer wordt gevoerd door instanties die primair afhankelijk zijn van Rijksgelden voor aankoop en beheer van gebieden?

De bijdrage aan Europese biodiversiteit die afhankelijk is van halfnatuurlijke landschappen in Nederland wordt met name gerealiseerd in gebieden waar het beheer wordt gevoerd door instanties die primair afhankelijk zijn van Rijksgelden (categorie c). Dit is omdat voor optimaal beheer van halfnatuurlijke natuur veelal maatregelen nodig zijn die niet eenvoudig inpasbaar zijn in de hedendaagse agrarische bedrijfsvoering, of omdat deze maatregelen specifieke apparatuur en/of opleidingen vergen.

In de gebieden categorie b, waar economische dragers het beheer hebben met als secundaire inkomstenbron gesubsidieerd agrarisch natuurbeheer wordt bij de zwaardere beheersmaatregelen een bijdrage aan het beheer van biodiversiteit gebonden aan halfnatuurlijke landschappen geleverd. Bij de lichtere beheersmaatregelen is die bijdrage gering.

In de gebieden categorie a, waar niet gesubsidieerde dragers het beheer hebben is die bijdrage aan het behoud van de halfnatuurlijke biodiversiteit laag tot nihil. Veelal zal er geen sprake (meer) zijn van biodiversiteit gebonden aan halfnatuurlijke landschappen die een bijzondere bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit, maar van intensief gebruikte gebieden waar de natuurwaarden beperkt zijn tot overhoekjes en/of slootkanten.

Overigens krijgen veel landgoedeigenaren een vergoeding voor natuurbeheer.

33

Kunt u aangeven welk aandeel van de overheidsuitgaven onder de noemer natuur (van Rijk en mede-overheden) gericht is op elk van de drie bovengenoemde categorieën, en welk aandeel is gericht op behoud en realisatie van exclusieve natuur?

Bij de beheersuitgaven voor de EHS worden de volgende categorieën gehanteerd: beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties, particulier natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, beheer door Staatsbosbeheer en beheer door derden.

Van de taakstelling in hectares op het gebied van beheer EHS wordt 34% uitgegeven aan beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties, 6% door particulier natuurbeheer, 17% door agrarisch natuurbeheer, 27% door Staatsbosbeheer en 19% door derden.

34

Het RPB stelt in zijn gespreksnotitie voor het rondetafelgesprek van 15 mei jl. dat de afgelopen decennia landbouw en natuur steeds minder elkaars «meekoppelend belang» zijn geworden. Erkent u de noodzaak van een actief grondbeleid voor het behalen van de door het kabinet vastgestelde natuurdoelen?

In het kader van het ILG is het grondbeleid neergelegd bij de provincies. Binnen de afspraken die ik met de provincies heb gemaakt voeren de provincies reeds een actief grondbeleid. Zij zijn in het kader van hun integraal en gebiedsgerichte beleid actief bezig met het zoeken naar meekoppeling tussen onder andere landbouw en natuur. Maar ook andere kansen voor meekoppeling worden hierbij betrokken zoals milieu, water en ruimte.

35

Kunt u een overzicht geven van het aantal landbouwhectares dat nodig is ten behoeve van omzetting naar natuur, uitgesplitst naar aard van de natuurdoelen van de rijksoverheid (onder andere EHS, Natura 2000), met in dit overzicht meegenomen hoe deze «natuurclaim» zich verhoudt tot andere claims op het landbouwareaal?

Voor de realisatie van de EHS in 2018 moet nog bijna 37 000 ha worden verworven (stand per 1 januari 2007). Voor Natura 2000 hoeft geen grond te worden aangekocht, tenzij als compensatie voor aantasting van bestaande Natura 2000-gebieden.

Momenteel wordt er jaarlijks circa 3 500 hectare verworven ten behoeve van de EHS. Dit gaat voor het merendeel ten koste van het landbouwareaal. Het landbouwareaal neemt jaarlijks met circa 9 000 hectare af. Hiermee legt tot 2018 verwerving ten behoeve van de EHS, na de woningbouw, de grootste claim op de landbouwgrond.

36

Kunt u aangeven hoeveel oppervlakte van het Groene Hart na realisatie van de EHS de functies EHS c.q. Natura 2000-natuur, landbouw en rode functies zal omvatten?

Dat is op dit moment niet mogelijk. De provincies voeren het rijksbeleid uit conform de afspraken in het ILG. Daardoor heb ik geen directe verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van de (uiteindelijke begrenzing van de) EHS.

Naast realisatie van het LNV- en VROMbeleid (EHS, RODS) wordt door andere overheden (andere ministeries, provincies, gemeenten en waterschappen) en door particulieren gewerkt aan het realiseren van hun beleidsdoelen. In dat kader vindt veelal ook een functieverandering van landbouwgrond plaats. Hiervoor draag ik geen verantwoordelijkheid.

Voor wat betreft de rode functies: deze worden in sterke mate bepaald door de invulling van het begrip migratiesaldo-nul. De Groene Hart provincies werken dit de komende tijd nader uit.

Voor het overige merk ik op dat al deze functiewijzigingen vooraf zijn gegaan door democratische besluitvorming in de daarvoor aangewezen bestuurslagen. Tevens wil ik u erop wijzen dat er sprake is van overlap tussen hectaren Natura 2000, EHS en landbouwgrond. Dit geldt bijvoorbeeld voor de agrarische beheersgronden.

37

Is er naar aanleiding van het debat over het realiseren van nieuwe natuur ten gunste van de EHS het voornemen om het beleid aan te passen ten aanzien van het niet indexeren van het budget voor de aankoop van gronden?

Mijn streven blijft om conform het kabinetsbeleid de EHS in 2018 kwantitatief gereed te hebben. Door de stijgende grondprijzen van landbouwgrond wordt dit met de beschikbare middelen een zware opgave. Ik zal mij er in deze kabinetsperiode voor inzetten om de kwantitatieve, maar ook kwalitatieve ambities voor de EHS binnen de grenzen van wat haalbaar en betaalbaar is, waar te maken en waar nodig verder uit te werken. Ik kan dat niet alleen. Ik zal de komende tijd daarom ook met alle betrokken partijen in overleg treden om te bezien hoe deze opgave moet worden aangepakt.

38

Wat is de huidige opgave voor het van agrarisch natuurbeheer bij de realisatie van de EHS?

De huidige opgave voor agrarisch natuurbeheer binnen de EHS in 2018 is 90 000 hectare (en 20 000 hectare buiten de EHS). Daarnaast wordt met agrarisch natuurbeheer ook nog 35 000 hectare ganzenopvang gerealiseerd binnen de EHS (en 30 000 hectare buiten de EHS).

De taakstelling voor particulier beheer (is beheer door particulieren met functiewijziging) in 2018 is 42 800 hectare binnen de EHS.

39

Kunt u aangeven of de interesse en de resultaten van het agrarisch natuurbeheer aanleiding geven om de afspraken zoals gemaakt bij de «omslag» te heroverwegen? Kunt u hierbij de ontwikkelingen in Gaasterland betrekken waar de natuurontwikkeling stokt (zoals wordt gemeld in het artikel van dinsdag 6 mei jl. in het Friesch Dagblad)?

Kunt u bij het beantwoorden ook het recente onderzoek van Alterra betrekken, waarbij een relatie wordt gelegd tussen stijgende prijzen voor landbouwproducten en afnemende interesse voor agrarisch natuurbeheer?

Bij de «omslag» (42 800 ha) is sprake van beheer door particulieren in plaats van aankoop ten behoeve van de terreinbeherende organisaties. Deze omslag heeft nauwelijks betrekking op het agrarisch natuurbeheer. De tegenvallende resultaten geven mij geen aanleiding tot heroverweging van mijn beleid omdat ik particulieren blijf zien als een belangrijke partner voor het realiseren van het natuurbeleid. Aan het einde van deze zomer zullen bijeenkomsten worden georganiseerd waarbij particulieren, provincies, terreinbeheerders en mijn ministerie zullen inventariseren waar de knelpunten liggen en waarbij oplossingen worden aangedragen.

Bij het experiment Gaasterland verloopt de realisatie van de «lichte» doelen (agrarisch natuurbeheer en ganzenopvang) goed, maar de realisatie van de «zware» doelen (zoals bos, heide en vennen) loopt nog achter. De uitvoerder van het project probeert nu oplossingen te bedenken om een impuls te geven aan de realisatie van deze «zware» doelen. Zoals hierboven vermeld, volg ik samen met alle betrokken partijen dezelfde lijn op het landelijke niveau. Het antwoord op de het laatste deel van deze vraag wordt gegeven bij vraag 40.

40

Kunt u in verband met het onderzoek van Alterra over het verband tussen stijgende prijzen voor landbouwproducten en afnemende interesse voor agrarisch natuurbeheer aangeven, hoe de continuïteit die noodzakelijk is voor het bereiken van natuurdoelen kan worden gegarandeerd?

Ik ga ervan uit dat u het onderzoek van het LEI (Landbouw Economisch Instituut) «Deelnamebereidheid agrarisch natuurbeheer bij stijgende landbouwprijzen» bedoelt. Uit het onderzoek blijkt inderdaad dat de stijgende voedselprijzen, maar ook de stijgende grondprijzen van invloed zijn op de deelnamebereidheid voor agrarisch natuurbeheer. Overigens wordt de deelnamebereidheid ook door tal van andere factoren beïnvloed, waaronder de eenvoud van de regeling, ervaringen met controles, het open staan voor natuurbeheer door de boeren, het goede imago dat agrarisch natuurbeheer voor de landbouw oplevert, etc. Ik vind het belangrijk dat agrarisch natuurbeheer aantrekkelijk blijft.

De provincies werken aan een nieuw beheersstelsel voor (agrarisch) natuurbeheer dat eenvoudig, effectief, maar ook goed inpasbaar en aantrekkelijk voor deelname moet zijn. Ik heb er vertrouwen in dat met dit nieuwe stelsel de basis wordt gelegd voor de continuïteit die noodzakelijk is voor het bereiken van de natuurdoelen.

41

Kunt u aangeven hoeveel interesse er vanuit boerenzijde bestaat in het beheren van de resterende te realiseren nieuwe natuur, indien deze natuur in relatie tot de te behalen doelen vereist dat er een functiewijziging van een agrarische in een natuurbestemming plaats vindt?

Zoals eerder is gebleken stijgt de hoeveelheid hectaren particulier beheer weliswaar, maar blijft deze momenteel achter bij de doelstelling. Het is natuurlijk ook een grote stap want functiewijziging betekent dat grond, waar soms al van generatie op generatie op wordt geboerd permanent wordt omgezet in natuur. Een dergelijke overstap kost tijd, daar moeten we de ogen niet voor sluiten. Maar ik wil het wel aantrekkelijker maken door bestaande hobbels te verminderen en daar waar mogelijk helemaal weg te nemen.

Daartoe heb ik afgesproken om binnenkort om de tafel te gaan zitten met de Federatie Particulier Grondbezit, met de Stichting Beheer Natuur en Landelijk Gebied, met de provincies en alle andere betrokken partijen om te bezien wat hiertoe gedaan kan worden. Vooralsnog ga ik ervan uit dat mijn doelstelling van 42 800 hectare particulier beheer in 2018 gerealiseerd is.

42

Kunt u aangeven – gelet op de tegenstrijdige geluiden op de hoorzitting ter zake – wat de te verwachte bijdrage aan de biodiversiteitdoelen is van gangbare landbouw voor de wereldmarkt, hierbij ook rekening houdend met wat het Milieu en Natuur Planbureau in de Natuurbalansen gemeld heeft over de vogels in het agrarisch gebied en de botanische waarden?

De bijdrage van de gangbare landbouw voor de wereldmarkt aan de Europese biodiversiteitdoelen is gering omdat deze vorm van landbouw te intensief is voor het behoud van natuurwaarden. Wellicht zullen plaatselijk (nog) bestaande natuurwaarden langs slootranden en in overhoekjes zich kunnen handhaven, maar deze zijn veelal van geringe betekenis. Overigens is dit in overeenstemming met de conclusies van de Natuurbalans 2006 en resp. 2007, waarin geconcludeerd wordt dat: «...een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang (van weidevogels) is het intensieve grondgebruik door agrariërs». Daarnaast is het zo dat halfnatuurlijke elementen die een bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit, nauwelijks nog voorkomen in gebieden waar gangbare landbouw voor de wereldmarkt uitgeoefend wordt als gevolg van een al jarenlang verlopend proces van intensivering, schaalvergroting en mechanisering.

43

Kunt u aangeven op welke wijze het GLB in Nederland bij gaat dragen aan behoud en versterking van biodiversiteit en welke garanties het GLB zal bieden om deze doelen daadwerkelijk te halen?

De Europese Commissie heeft op 20 mei jl. voorstellen gepresenteerd tot aanpassing van het GLB, de zogeheten Health Check. Het is de inzet van het kabinet om de GLB-inkomenssteun meer te koppelen aan maatschappelijke waarden. Het GLB zal in de toekomst niet alleen gericht moeten zijn op versterking van innovatie en duurzaam agrarisch ondernemerschap, maar ook op het leveren van publieke diensten op het gebied van bijvoorbeeld landschap, natuur/milieu/biodiversiteit en waterbeheer.

Tijdens een Algemeen Overleg op 7 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd nog dit jaar een hoofdlijnennotitie op te stellen waarin de ruimte die de Health Check moet gaan bieden om maatschappelijke prestaties gerichter te belonen, wordt vertaald naar de Nederlandse situatie (TK 21 501–32, nr. 274). Deze hoofdlijnennotitie zal u inzicht geven in mijn ideeën over inzet van GLB-inkomenssteun voor maatschappelijke waarden.

44

Welke alternatieven voorziet u ten behoeve van het behoud van biodiversiteit, nu de braakleggingregeling uit het GLB vervallen is?

In het Kabinetsstandpunt Health Check (dec.2007) heb ik aangekondigd dat er flankerend beleid komt voor biodiversiteit als de braakleggingregeling komt te vervallen. De braakleggingregeling was in zijn oorsprong een marktinstrument met een positieve bijwerking voor biodiversiteit. Voor het oogstjaar 2008 geldt een braakpercentage van nul en er zijn overwegingen voor het afschaffen van de regeling. Afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van braaklegging op biodiversiteit. Op basis van verzamelde gegevens kan flankerend beleid nog efficiënter en meer gebiedsgericht worden ingezet. Mijn inzet is dat biodiversiteit behouden kan worden door de voorziene, gerichte beloning van maatschappelijke prestaties. De wijze waarop het flankerende beleid wordt ingezet hangt sterk af van de invulling die Nederland geeft aan de wetsvoorstellen van de Europese Commissie in het kader van Health Check. De Nederlandse uitwerking wordt beschreven in een hoofdlijnennotitie, genoemd bij vraag 43.

45

Kunt u aangeven hoeveel en welke projecten die de LTO bedoelt bij zijn opsomming van de 70 000 hectare «onnodige natuurontwikkeling» voortkomen uit een natuurontwikkelingsopgave die voortvloeit uit het natuurbeleid en in het bijzonder de EHS en Natura 2000?

Het overzicht van LTO Nederland heeft nadrukkelijk het karakter van een quick scan, een snelle inventarisatie. Daarmee zijn diverse dubbeltellingen aan de orde alsook compensatie van de aantasting van bestaande natuur en wordt ook vigerend rijksbeleid als additioneel aangemerkt.

In het overzicht herken ik circa 45 500 hectare LNV/VROM-beleid, waaronder circa 18 000 hectare in het provinciale deel (EHS, RODS en GIOS) en 27 500 hectare LNV/VROM-beleid in het onderdeel «Nederland» (EHS, robuuste verbindingen). Deze projecten zijn onderdeel van het vigerende beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte. LTO spreekt over «onnodige natuurontwikkeling». Ik ken geen projecten die «onnodig» zijn. Overigens zijn veel projecten niet primair bedoeld als natuur, maar voor recreatie.

46

Kunt u aangeven in hoeverre de natuurontwikkelingsopgaven voor de EHS en Natura 2000 elkaar overlappen?

De bescherming van natuurgebieden loopt via twee sporen: de bescherming van de EHS via de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de bescherming van Natura 2000-gebieden via de Natuurbeschermingswet 1998, gericht op de bijzondere natuurwaarde.

Een van de hoofdlijnen van de Natura 2000-contourennotitie is dat de Nederlandse bijdrage aan het Natura 2000-netwerk zoveel mogelijk aansluit op het nationale beleid, met name de realisering van de EHS. Vrijwel alle Natura 2000-gebieden op het land behoren ook tot de EHS.

De natuurontwikkelingsopgaven voor de EHS en Natura 2000 vullen elkaar aan en versterken elkaar daardoor.

47

In hoeveel van de gevallen waarbij natuurontwikkelingsopgaven voor de EHS en Natura 2000 elkaar overlappen is er daadwerkelijk sprake van natuurcompensatie? In hoeveel van de gevallen van projectontwikkeling is er sprake van toevalligheid dat ook groen wordt gerealiseerd maar waarbij de Natuurbeschermingswet geen rol speelt?

Natuurontwikkelingsopgaven in het kader van vigerend beleid, zoals in het geval van EHS en Natura 2000, overlappen per definitie niet met compensatieprojecten. In de Spelregels EHS, die in 2007 door de Tweede Kamer zijn vastgesteld, is afgesproken dat natuurcompensatie niet kan worden aangewend om reeds vastgestelde beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld natuurontwikkeling in de EHS, al dan niet versneld te realiseren. Compensatie binnen de EHS zou er immers toe leiden dat de EHS in omvang afneemt.

In het algemeen speelt de Natuurbeschermingswet geen rol bij projectontwikkeling waarbij ook groen wordt gerealiseerd. De Natuurbeschermingswet ziet primair toe op de bescherming van bestaande natuurwaarden en niet op die van nog te realiseren natuurwaarden.

Over het ontwikkelen van groen zonder relatie met de Natuurbeschermingswet heb ik geen informatie; dit betreft initiatieven en verantwoordelijkheden van derden.

Om het ontstaan van nieuwe tekorten aan dagrecreatiemogelijkheden te voorkomen, is het van groot belang dat de andere overheden bij het opstellen van ruimtelijke plannen voor het bouwen van woningen («rood») zorgen voor een balans met groen en blauw. Als ik het signaal van LTO zo kan opvatten, dat de andere overheden daadwerkelijk deze beleidslijn uit de Nota Ruimte in de praktijk oppakken, dan kan ik daar alleen maar blij mee zijn. Aanleg van groene recreatievoorzieningen is immers van groot belang voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners.

48

Kunt u aangeven of het neergelegde beleid van LNV en Verkeer en Waterstaat terzake van compensatie van EHS-waarden leidt tot over- danwel ondercompensatie?

Het beleid ten aanzien van compensatie is erop gericht om natuurwaarden die verloren gaan als gevolg van een ingreep te compenseren met gelijksoortige en gelijkwaardige natuurwaarden, dus geen overcompensatie en geen ondercompensatie. Uitgangspunt is het behoud van ecologische kwaliteit. De Spelregels EHS geven aan dat het nodig kan zijn om het areaal dat verloren gaat te compenseren met een groter areaal om de samenhang in de EHS te waarborgen en dezelfde ecologische kwaliteit te realiseren. Bovendien wordt een toeslag berekend op de compensatie, zowel in areaal als in budget, voor het kwaliteitsverlies van de bestaande natuurwaarden gedurende de ontwikkelingsperiode van het vervangende gebied en voor de extra kosten die het omvormingsbeheer in de beginjaren met zich meebrengt. De omvang van de toeslag is afhankelijk van de ontwikkelingstijd van de verloren gegane en nieuw te realiseren natuur.

De werkwijze zoals het ministerie van Verkeer en Waterstaat hanteert bij compensatieverplichtingen sluit aan bij het hiervoor genoemde spelregelkader.

49

Hoe verhoudt zich het bij de ronde tafel genoemde fenomeen van de overcompensatie zich tot de bevindingen van de Rekenkamer waarin juist wordt geconstateerd dat vaak gebrekkig wordt gecompenseerd?

De toeslag in areaal en budget op een compensatieopgave voor het kwaliteitsverlies van de bestaande natuurwaarden gedurende de ontwikkelingsperiode van het vervangende gebied is onderdeel van de afspraken die in het kader van Spelregels EHS zijn gemaakt.

De bevindingen van de Algemene Rekenkamer hebben betrekking op de voortgang van de uitvoering van compensatieprojecten uit een eerdere periode. Overigens zijn in de Spelregels EHS afspraken gemaakt om een tijdige realisatie van compensatieprojecten te borgen. Daarmee worden de door de Rekenkamer geconstateerde gebreken in de uitvoering ondervangen.

50

Waarom is het in sommige gevallen noodzakelijk om natuur die verloren is gegaan ten gevolge van projecten in een veelvoud van hectares te compenseren?

Uitgangspunt bij compensatie is: geen nettoverlies aan wezenlijke kenmerken en waarden van het betreffende gebied in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. Om in geval van compensatie de samenhang in de EHS te waarborgen en dezelfde ecologische kwaliteit te realiseren kan het daarom nodig zijn het areaal dat verloren gaat te compenseren met een groter areaal. Voor het kwaliteitsverlies van de bestaande natuurwaarden gedurende de ontwikkelingsperiode van het vervangende gebied wordt een toeslag op de fysieke compensatie berekend, zowel in oppervlak, als in extra budget om de extra kosten tijdens de beginjaren van omvormingsbeheer te ondervangen. De omvang van de toeslag is afhankelijk van de ontwikkelingstijd van de verloren gegane en nieuw te realiseren natuur.

51

Is de bewering van de Federatie Particulier Grondbezit waar dat bij de doorlevering van gronden sprake is van financieel ongelijke behandeling van beheerdercategorieën waar sprake is van een gelijkwaardige natuur en dat dit geen juiste en doelmatige besteding van overheidsmiddelen is?

Deze bewering is ook gesteld in het advies van professor Van der Woude, hoogleraar mededingingsrecht Erasmus Universiteit. Mijn beleid is particuliere natuurbeheerders en de particuliere natuurbeschermingsorganisaties gelijkwaardig te behandelen. De Federatie Particulier Grondbezit (FPG) heeft zich op 27 februari 2008 schriftelijk achter mijn beleid geschaard.

Over de invulling en instrumentatie van mijn beleid zijn de meningen niet eensluidend. Het advies van professor Van der Woude gaat onder andere hierover en wordt nu door mij op zijn juridische merites bezien. Met de FPG is afgesproken dat een brainstormsessie zal worden georganiseerd over de mogelijkheden om de doelstelling van 42 800 ha particulier natuurbeheer te realiseren.

In deze bijeenkomst zal mijn ministerie en de provincies met particulieren, natuurbeschermingsorganisaties en agrariërs de knelpunten in beeld brengen en oplossingen formuleren. Gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging tussen particulieren en de grote terreinbeheerders zullen daarbij aan de orde komen.

52

Wat is uw standpunt ten opzichte van het toepassen van publiek private samenwerking bij de natuurontwikkelingsopgave.

Het is mij niet geheel duidelijk wat u onder publiek private samenwerking (PPS) hier verstaat. In gebiedsprocessen (dus het maken van gebiedsplannen) wordt samengewerkt met alle partijen. Ook worden afspraken gemaakt tussen één of meerdere overheden en een private partij dat de private partij een deel van de aanleg of het beheer van het groen voor zijn rekening neemt.

Maar ik versta onder PPS dat er ook gezamenlijk financiële risico’s worden aangegaan door deelname aan een grondexploitatie. Veelal ben ik (of een andere rijkspartij) dan niet betrokken, maar zijn dat andere overheidslagen.

53

Staat binnen de regering de realisering van de EHS zowel kwantitatief als kwalitatief nog altijd onomstotelijk vast? Zo neen, op welke punten is er discussie?

Ja.

54

Bent u van mening dat flexibeler omgaan met begrenzingvoorwaarden niet mag leiden tot vermindering van de afgesproken oppervlakte voor de EHS en de Natura 2000-gebieden? Zo neen, waarom niet? Kunt u in uw antwoord ook de in de ecologie gehanteerde eilandtheorie en de betekenis van de ecologische verbindingszones betrekken?

Voor wat betreft de begrenzingsvoorwaarden ten aanzien van de EHS ben ik inderdaad van mening dat flexibeler omgaan met begrenzingsvoorwaarden niet mag leiden tot vermindering van de afgesproken oppervlakte voor de EHS. Dit blijkt ook uit hetgeen daarover is opgenomen in vastgestelde Spelregels EHS.

De nagestreefde oppervlakte van de EHS en de begrenzingsvoorwaarden, inclusief de inzet van verbindingen tussen natuurgebieden, komen voort uit het streven een ecologisch goed functionerend netwerk van natuurgebieden te creëren dat dienstbaar is aan de biodiversiteitsdoelstellingen. Daarbij speelt de eilandtheorie in die zin een rol dat ik streef naar grotere aaneengesloten gebieden met robuuste verbindingszones zodat het behoud van de biodiversiteit beter is geborgd.

55

Kan helder in beeld gebracht worden waar de EHS ook andere doelstellingen dient en waar meer «nieuwe natuur» wordt ontwikkeld in casu landbouwgronden worden omgezet in natuurgebieden ten behoeve van andere projecten dan de EHS zoals onder meer het project ruimte voor de rivier?

Voor het project ruimte voor de rivier betreft dit het volgende:

1. Gebieden met functiewijziging landbouw voor veiligheid (geen EHS: wel nieuwe natuur)

• (grote) Noordwaard

• dijkverlegging Westenholte

2. Gebieden die begrensd zijn als EHS (Nadere uitwerking rivierengebied) die tevens de doelstelling veiligheid realiseren (PKB Ruimte voor de Rivier):

• Rijnwaardense uiterwaarden

• Millingerwaard

• Bemmelse waard

• Afferdensche- en Deetsche uiterwaarden

• (kleine) Noordwaart

• Renkumse- en Wageningse uiterwaarden en Lexkesveer

• Welsumer- en Fortmonder uiterwaarden

56

Welke andere grootschalige projecten zijn er nog meer die rijksbemoeienis hebben en leiden tot extra natuurontwikkeling?

Naast de projecten die rechtstreeks met de realisatie en compensatie van de EHS te maken hebben, ben ik niet betrokken bij andere grootschalige rijksprojecten die leiden tot extra natuurontwikkeling dan de bovengenoemde. Wel ben ik betrokken bij projecten waar recreatiegroen wordt ontwikkeld.

57

Zijn er hiernaast ook nog projecten die geen landelijk doel dienen maar wel door decentrale overheden worden opgezet en die de kwalificatie van natuurontwikkeling dragen. Kunt u de Kamer over de kwaliteit en kwantiteit hiervan informeren?

In aanvulling op de EHS wordt door vele partijen «natuur» ontwikkeld als onderdeel van de woonomgeving en het platteland. In de Nota Ruimte heeft het Rijk onder andere aan de steden gevraagd om in relatie met stadsontwikkeling ook «groen» mee te nemen (zorgen voor een rood-groen balans). Daarnaast worden ook kleinschalige herstelprojecten in het boerenland opgestart, zoals herstel en aanleg van kikkerpoelen, heggen en houtwallen. Dat zijn zeer goede aanvullingen op de inspanning door Rijk en provincies en dragen elk bij aan het herstel van de gewenste biodiversiteit en zijn voor mij ook onderdeel van het bewust omgaan en respect hebben voor onze leefomgeving. Een overzicht in omvang en kwaliteit van deze gebieden en hun bijdrage aan het herstel van de biodiversiteit ontbreekt.

58

Hoeveel hectare natuur buiten de EHS om is de afgelopen vijf jaar gerealiseerd? Hoeveel daarvan is gerealiseerd met woningbouw, recreatieparken of een golfterrein als kostendrager? Kunt u in uw antwoord het aantal hectare naar kostendrager specificeren? In hoeveel van deze gevallen was aanleg van natuur de aanleiding voor ontwikkeling van de kostendrager? In hoeveel van de gevallen van die natuurontwikkeling was het andersom en is natuur er als afgeleide van de ontwikkeling van de kostendrager bij gehaald? Welke mate van bescherming hebben deze gebieden?

U doelt op een veelheid van activiteiten van derden. Derhalve kan ik u niet informeren omtrent de relatie, kostenverdeling en aanleiding met woningbouw, recreatieparken of golfterreinen.

Ingeval zich in deze gebieden, welke buiten de EHS zijn gelegen, natuurwaarden ontwikkelen en aanwezig zijn, genieten deze de algemene bescherming van de Flora- en faunawet.

59

Onderschrijft u de getalsmatige onderbouwingen uit het rapport van het LEI voor landbouwgronden in Europa? Deelt u de verwachting dat de afname van landbouwgrond in Nederland de komende 30 jaar ongeveer 4% zal zijn, terwijl het de afgelopen 30 jaar verminderde met 8%?

Ik vind dat het LEI-rapport een goede indicatie geeft van de te verwachten mogelijke ontwikkelingen in landbouwgronden. De verwachting is dat de komende 30 jaar de afname van het landbouwareaal minder hard zal gaan dan in de afgelopen 30 jaar (was 8% en de verwachting is 4%). De belangrijkste factor voor dit verschil is de verminderde bevolkingsgroei voor de komende 30 jaar met de daarbij behorende woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen en groen/ recreatie. Het CBS verwacht voor de komende 30 jaar een bevolkingsgroei van 4%. Deze was de afgelopen 30 jaar 21%. Daar ook mee verband houdende verwacht het CBS/Ruimtelijk Planbureau een mindere groei van het aantal huishoudens dan in het recente verleden.

60

Welk deel van de afname van het landbouwareaal is bestemd voor natuurontwikkeling? Kunt u dit zowel in aantal ha als in %en uitdrukken?

Ik kan u geen exacte cijfers geven omdat deze van jaar tot jaar zullen verschillen, maar ik kan u wel een globale indruk geven. Het Nederlandse landbouwareaal is lange tijd voortdurend gegroeid: van 2,2 miljoen hectare in 1900 (Knol et al., 2004) naar 2,6 miljoen in 1965 (CBS – Bodemstatistiek). Deze toename kwam voor ongeveer eenderde door landaanwinning en tweederde door het ontginnen van natuur. Daarna echter zette een daling in: tot 2003 daalde het landbouwareaal met bijna 300 000 ha, tot 2,3 miljoen ha, ofwel 68% van het landoppervlak van Nederland. Momenteel wordt er jaarlijks circa 3 500 hectare verworven ten behoeve van de EHS. Dit gaat voor het merendeel ten koste van het landbouwareaal. Het landbouwareaal neemt jaarlijks met circa 9 000 hectare af. Hiervan is minder dan 35% ten behoeve van natuurontwikkeling.

61

Voor welke andere functies worden gronden aan de landbouw onttrokken? Kunt u specificeren welk percentage voor bedrijven en industrie is en welk percentage is bestemd voor woningbouw en welk percentage voor infrastructuur? Hoe verhouden die percentages zich tot die van grond bestemd voor de natuurontwikkeling?

Andere belangrijke grondclaims zijn woningbouw (50%) en – in mindere mate – infrastructurele werken (5%), recreatie (5%) en water (5%).

62

Deelt u de mening dat door deze afname van landbouwgrond ook in de ogen van de stedeling/ burger een forse vermindering van «groenbeleving» is opgetreden?

Nee, die mening deel ik niet zonder meer. In het algemeen kan wel gezegd worden dat de vermindering van de hoeveelheid landbouwgrond tot verlies van landschappelijke kwaliteit kan leiden en daarmee tot een verlies aan «groenbeleving». Plattelanders en stedelingen hechten aan de fysieke kwaliteit van het woonmilieu. De landbouw neemt voor hen daar een belangrijke plaats in. Het «decor» van landbouwgrond met boerderijen en koeien in de wei wordt sterk op prijs gesteld. Veranderingen van de ene «groene« functie naar de andere leidt echter tot minder weerstand dan verandering naar een «rode» functie.

Overigens is het begrip van de plattelandsbevolking voor de economische dynamiek op het platteland groter volgens SCP-onderzoek dan bij de stedelijke bevolking. De stedelijke bevolking heeft weer meer begrip voor verandering van landbouwgrond in natuur.

63

Deelt u de mening dat de afname van landbouwgrond in Nederland de wereldwijde voedselproductie wezenlijk beïnvloedt?

Ik deel deze mening niet. De afname van landbouwgrond in Nederland sinds 1965 is substantieel. Deze afname van landbouwgrond is niet ten koste gegaan van de voedselproductie. Vergeleken met de jaren ’60 wordt meer geproduceerd met minder grond. We hebben in Nederland een sterke en innovatieve landbouwsector.

Het rapport «Landbouwgronden in Europa» van het LEI wijst op de noodzaak dat er in Nederland, Europa en de wereld meer geproduceerd zou moeten worden. Aangegeven wordt dat dit kan worden bereikt door hoger kilo-opbrengsten per hectare. Voor laag producerende landen zijn dubbele opbrengsten mogelijk; voor hoog producerende landen is nog 10 tot 20% opbrengststijging mogelijk. Door de stijgende wereldbevolking is het in toenemende mate wenselijk dat het kennisniveau om meer te produceren omhoog gaat. Dit is niet overal mogelijk. Europa en ook Nederland zullen een belangrijke rol in de toekomst kunnen en moeten spelen. Dit zal niet alleen de productiekant betreffen, maar ook hun rol als overbrenger van veel kennis over productie.

64

In hoeverre bent u bereid de uitgezette grenzen voor de EHS bij te stellen of te verleggen?

De begrenzing en herbegrenzing van de EHS is een verantwoordelijkheid van de provincies.

Met de tussen Rijk, provincies en maatschappelijke organisaties overeengekomen Spelregels EHS hebben zij het goede gereedschap in handen om indien nodig de grenzen van de EHS aan te passen. Belangrijkste voorwaarde om de grenzen van de EHS te kunnen wijzigen, is dat de EHS er in areaal en functioneren niet op achteruit gaat.

65

Hoe staat u tegenover het veel gehoorde advies landbouw meer onderdeel te laten zijn van natuurbehoud? Indien u daar positief tegenover staat, welke stappen gaat u op dit gebied ondernemen?

De landbouw is naar mijn mening nu al goed betrokken bij het natuurbehoud. Voor de realisatie van de EHS in 2018 ligt er immers een grote opgave voor de landbouw. Deze opgave bedraagt 90 000 hectare agrarisch natuurbeheer (zonder functiewijziging), 65 000 hectare ganzenopvang en 42 800 hectare particulier beheer (met functiewijziging). Gezien de ontwikkelingen met de stijgende voedselprijzen en daardoor mogelijk afnemende deelnamebereidheid voor agrarisch natuurbeheer en gezien het achterblijven van deelname aan particulier beheer is het een belangrijke uitdaging om deze doelstellingen in 2018 te realiseren. Een verdere uitbreiding van de rol van de landbouw binnen het natuurbehoud acht ik dan ook op dit moment minder aan de orde.

66

Hoe staat u tegenover de stelling dat natuurorganisaties veel hectares in eigendom hebben die omgevormd kunnen worden tot natuur?

Voor zover mij bekend is dit niet het geval.

67

Klopt het dat er op dit moment voldoende ruilgrond is die kan worden aangeboden aan boeren die land moeten inleveren? Zo ja, waarom wordt daar dan niet meer gebruik van gemaakt en verloopt het verwerven van grond zo moeilijk?

Zie voor beantwoording van de eerste twee vragen, het antwoord op vraag 29.

Het verwerven van grond verloopt niet «moeilijker» dan voorheen. Wel is het zo dat als gevolg van een aantrekkende conjunctuur de grondmobiliteit – en in de slipstream daarvan de grondprijs – aantrekt. Stijgende graan- en melkprijzen en het – in de aanloop naar het afschaffen van de melkquotering – verruimde melkquotum, maken dat er meer «concurrentie om grond» optreedt.

68

In hoeverre is er door de stuurgroep DeltaNatuur ten aanzien van het project Zuiderdieppolders op Goeree-Overflakkee onderzoek gedaan naar de verwachte toeloop van recreanten uit de Randstad, naar het kostenplaatje voor aanleg en onderhoud van de gewenste natte natuur en de schaduwwerking op omliggende landbouwgronden met bijbehorende schadeloosstelling?

In de milieueffectrapportage Zuiderdiep (september 2006) zijn de te verwachten effecten op recreatie opgenomen. In deze rapportage is ook aandacht besteed aan de mogelijke schaduwwerking op de omliggende landbouwgronden. De kosten voor aanleg en onderhoud maken onderdeel uit van het projectbesluit dat in de stuurgroep is genomen.

69

Hoe verhoudt het kabinetsbesluit ICES uit 1999, waarin besloten is tot het realiseren van 3000 hectare natte natuur in de Zuid-Hollandse Delta, zich tot de ILG-bestuursovereenkomst tussen Rijk en de provincie Zuid Holland uit 2006, waarin bijgestelde taakstelling van 2400 hectare is genoemd?

Zie mijn antwoord bij vraag 7.

70

Worden EU-lidstaten middels de Kaderrichtlijn Water verplicht om wisselingen van het zoutgehalte in een watergang als gevolg van zoute kwel uit de Noordzee, een natuurlijke bron, aan te pakken?

Zie mijn antwoord bij vraag 9.

71

Welke consequenties kan het invullen van natuurcompensatie binnen de Ecologische Hoofdstructuur hebben voor versnelde realisatie en bescherming van de EHS? Hoe zou financiering en realisatie van de EHS, in aantal hectares en tijdsduur, er dan uit komen te zien?

Volgens de in 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden «Spelregels EHS» kan natuurcompensatie niet worden aangewend om reeds vastgestelde beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld natuurontwikkeling in de EHS, al dan niet versneld te realiseren.

72

Werpt het rapport «Landbouwgronden in Europa» van het LEI nieuw licht op de rol van de Nederlandse landbouw in de wereldvoedselvoorziening?

Het LEI-rapport bevestigt opnieuw de rol die Europa en de Nederlandse landbouw in de wereldvoedselvoorziening kan spelen door onder andere het delen van de kennis over agroproductie (pagina 10 bij tenslotte). De kennisinfrastructuur kan in vele landen nog worden versterkt Europa en Nederland kan daarbij helpen. De verwachting is bovendien dat Europa in toenemende mate voedselproducent zal worden van andere delen van de wereld (pagina 9 onder voedsel).

73

Welke gevolgen heeft de aankoop van landbouwgronden voor natuur tegen de complexwaarde in plaats van de agrarische waarde voor de financiering en realisatie van EHS, waterberging en natuurcompensatie? Wat zou het budgettaire beslag zijn?

De gevolgen van het hanteren van complexwaarde voor de realisatie van EHS, waterberging en natuurcompensatie kunnen als positief worden beoordeeld: immers er treedt geen prijsconcurrentie op tussen het verwerven van grond voor verschillende doelen. Er zijn echter weinig projecten, waar complexwaarde aan de orde kan zijn (zie hiervoor het antwoord op vraag 27).De financiële gevolgen van het hanteren van complexwaarde (bij daarvoor in aanmerking komende integrale projecten) zijn niet op voorhand te kwantificeren: de hoogte van de complexwaarde is afhankelijk van vele factoren, zoals de kosten én de opbrengsten van alle te realiseren doelen. Over het budgettaire beslag is weinig te zeggen, omdat complexwaarde vergoeden voor natuurontwikkeling zelden aan de orde is.


XNoot
1

I.v.m. een correctie in vraag 7.

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Lempens (SP).

Naar boven