29 574
Vaststelling van een nieuwe regeling inzake inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet werk en inkomen kunstenaars)

nr. 9
NADER VERSLAG

Vastgesteld 13 september 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft na kennisneming van de Nota naar aanleiding van het Verslag en de Nota van Wijziging besloten een Nader Verslag uit te brengen omdat zij de behoefte heeft nog enkele nadere opmerkingen te maken en vragen ter beantwoording aan de regering voor te leggen.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Nota naar aanleiding van het Verslag van de voorgestelde Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK). De leden van de PvdA-fractie zijn echter van mening dat een aantal vragen onbeantwoord zijn gebleven.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met het wetsvoorstel Wet werk en inkomen kunstenaars. De aan het woord zijnde leden ondersteunen de intentie van de wet om via een specifieke inkomensregeling de kunstenaars te helpen om een renderende beroepspraktijk als kunstenaar op te bouwen. Toch bestaan er bij de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen ten aanzien van de veranderingen.

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd naar de knelpunten van de huidige WIK en hoe de regering deze in de WWIK wil ondervangen. De regering heeft dit voor de meest belangrijke knelpunten aangegeven. Kan de regering ook voor de overige knelpunten aangeven hoe deze in de WWIK zijn ondervangen?

De leden van de SP-fractie hebben een aantal punten van zorg, het voornaamste punt is de progressie-eis. De in hoogte oplopende minimum inkomenseis dwingt de kunstenaar in veel gevallen meer tijd te investeren in bijbanen. En brengt, naar de mening van de leden van de SP-fractie, dan ook de artistieke ontwikkeling en tevens het ontwikkelende artistiek ondernemerschap in gevaar.

De regering licht toe dat onderzocht zal worden wat de reden van uitstroom uit de WWIK zal zijn en op welke wijze de uitstroom voorziet in de kosten van het levensonderhoud, aldus de leden van de SP-fractie. Tevens geeft de regering aan niet over gegevens te beschikken die aantonen in hoeverre uit de WIK uitgestroomde kunstenaars, die niet zijn teruggevallen op de bijstand, een renderende kunstenaarspraktijk hebben opgebouwd. Kan de regering toelichten op basis van welke gegevens in het verleden het succes van de WIK is gemeten?

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering aangeeft dat bij een consequente uitwerking van de algemene progressie-eis het naar de mening van de regering past om niet voorbij te gaan aan het inkomen van de partner. Kan de regering toelichten op welke wijze dit zich verhoudt tot de door de regering genoemde «verplichting om zelfstandig te voorzien in de kosten van het bestaan»?

Doelstelling van de herziening

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de regering onvoldoende de zorg om toenemende bureaucratisering bij de invoering van de WWIK wegneemt. Volgens de regering lijken de gemeentelijke taakopvatting en organisatie in sterkere mate de werkwijze en het aantal klantcontacten te bepalen. Daarnaast licht de regering toe dat zij de gemeenten zoveel als mogelijk behulpzaam wil zijn bij de organisatie van werkzaamheden. Hoe zal die hulp worden vormgegeven? Is er daarbij ook een idee over de meest doelmatige invulling van organisatie en afstemming van werkzaamheden en het aantal contacten tussen kunstenaar en instelling?

Progressie-eis

De leden van de PvdA-fractie merken op dat zij niet hebben gezegd dat een aangescherpte inkomenseis ertoe bijdraagt dat oneigenlijk gebruik van de WWIK wordt terug gedrongen. Hun uitspraak is beperkt tot het hebben van een inkomenseis, aldus deze leden.

Zij hebben aangegeven dat zij grote bezwaren hebben tegen de voorgestelde progressieve inkomenseis (blz. 18 Nota naar aanleiding van het Verslag).

De regering geeft aan dat 70% van de kunstenaars een inkomen op of onder bijstand niveau genereren. De leden van de SP-fractie vragen de regering te formuleren welke maatregelen binnen de WWIK en flankerend beleid er is heeft genomen om dat percentage in de toekomst terug te brengen.

Plan van aanpak

De regering geeft als antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie, om te kijken naar de haalbaarheid om kunstenaars een plan van aanpak te laten schrijven voordat ze worden toegelaten aan de WWIK, dat niet verwacht kan worden dat kunstenaar de benodigde deskundigheid in huis heeft op het moment dat hij na zijn opleiding dit plan dient uit te werken. Vanwege het feit de regering eerder schreef over de realiteit die laat zien dat vele kunstenaars niet alleen van rendabele kunst kunnen leven (met betrekking tot de progressieve inkomenseis) en daarom niet uitsluitend het inkomen uit kunst als maat wil nemen, willen de aan het woord zijnde leden aangeven dat kunstenaars aan het begin van hun carrière moeten kunnen weten dat een kunstenaar over het algemeen niet alleen van kunst kan leven. Met betrekking tot dit punt willen de aan het woord zijnde leden vragen of de regering bereid is om, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Onderwijs samen te laten kijken naar de mogelijkheden om kunstenaars tijdens hun studie deskundigheid bij te brengen om een plan van aanpak te maken, zodat kunstenaar meteen aan het begin van hun carrière de kennis heeft om de verantwoordelijkheid de carrière in handen te nemen. Is de regering bereid de Kamer hier schriftelijk over te informeren?

Voorlopige uitkering

De leden van de PvdA-fractie merken op dat technisch gezien (W)WIK'ers in het eerste jaar van inwerkintreding van de WWIK een dubbel inkomen hebben. De regering is, aldus deze leden, echter van mening dat er geen nadelige financiële effecten zullen optreden die het gevolg kunnen zijn van dit dubbele fiscale inkomen. Kan de regering aan de hand van voorbeelden aangeven hoe de afwikkeling verloopt? Deze leden voeren als voorbeeld aan een (W)WIK-er die in 2004 een WIK-lening/uitkering heeft ontvangen. Deze in wordt in 2005 of 2006 omgezet in een WIK-uitkering en daarvoor worden in dat jaar de belasting en premies afgedragen. In dat zelfde jaar ontvangt de inmiddels WWIK-er een WWIK-uitkering. Kan de regering toelichten hoe in 2004 en 2005 zijn/haar verzamelinkomen eruit ziet? Kan de regering bij deze voorbeelden ook inzicht verschaffen in hoe de grondslag voor inkomensafhankelijke regelingen zoals huursubsidie, eigen bijdrage kinderopvang, kwijtschelding gemeentelijke lasten studiefinanciering in dat jaar moeten worden vastgesteld? Deze leden verzoeken de regering per regeling een toelichting te verschaffen. Wat staat er in de inkomensverklaring die de gemeente voor die jaren moet afgeven?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe voor het kalenderjaar 2005 omgegaan zal worden met de onkosten die een (W)WIK-er maakt in 2005 en heeft gemaakt in 2004. Op welk moment zal een (W)WIK-er in de nieuwe wet weten wat zijn werkelijke inkomen is?

Ondersteunend beleid

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering van mening is dat het hiphoppen wel heeft geleid tot een snellere uitstroom uit de WIK, maar dat de volumedaling naar 4 jaar hierdoor wel lager wordt vanwege de herinstroom. De daling van het volume gaat dus minder snel, maar zal wel optreden en zich naar verwachting stabiliseren in 2006 op een niveau van ongeveer 3000. De begeleiding wordt niet gefinancierd uit de programma-uitgaven WWIK, maar uit het W-deel van het WWB-budget Gezien de beperkte omvang van de doelgroep in relatie tot het reïntegratiebudget WWB (W-deel) acht de regering het niet noodzakelijk dat thans een extra factor in het verdeelmodel voor het W-deel van de WWB wordt betrokken. Zonodig kan dit element worden betrokken in de verdere ontwikkeling van het verdeelmodel voor het W-deel in 2006, zo meldt de regering.

De leden van de PvdA-fractie zijn bezorgd over het feit dat de begeleiding binnen het W-deel van het WWB-budget zal plaatsvinden. Hierdoor worden extra activiteiten bij de gemeenten neergelegd, zonder extra middelen beschikbaar te stellen. Terwijl ook voor 2005 nog een bezuiniging op het W-deel door de regering is afgekondigd.

Kan de regering een overzicht verschaffen van de spreiding van het aantal (W)WIK-ers over de centrumgemeenten in aantallen per centrumgemeente? Hoe denkt de regering dat de gemeenten de extra taken kunnen oppakken zonder extra middelen?

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven