nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2004
Naar aanleiding van vragen van de PvdA-fractie bij de behandeling van
de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK) op 27 oktober jl. zend ik u
bijgaand een cijfermatig overzicht van het verloop van de financiering van
het flankerend beleid. Dit overzicht dient ter aanvulling op en correctie
van hetgeen ik daarover in de Kamer op 27 oktober heb gezegd.
Ter toelichting op het overzicht, graag nog het volgende.
1. De bedragen voor 1999 en 2000 zijn vastgesteld op basis van prognoses
met betrekking tot het verwachte aantal kunstenaars dat van de WIK gebruik
zou maken en de daarmee optredende besparing op de bijstandsuitgaven (na aftrek
van de uitvoeringskosten WIK). Overeengekomen werd deze bedragen als lump
sum uit te keren. De bedragen kwamen ten goede aan de instellingen voor flankerend
beleid en niet aan de gemeenten, zoals ik per abuis tijdens het debat meldde.
2. Voor de jaren 2001 t/m 2002 werd de bijdrage gebaseerd op het werkelijk
aantal WIK deelnemers en de hieraan gerelateerde besparing op de bijstandsuitgaven
(na aftrek van de uitvoeringskosten WIK).
Op basis van de werkelijke WIK instroom daalde de bijdrage voor het flankerend
beleid in 2001 ten opzichte van de eerder gemaakte prognoses van € 6,6
miljoen (prognose) naar € 4,6 (op basis van de werkelijke instroom);
en in 2002 van € 4,7 miljoen (prognose) naar € 3,4 miljoen
(op basis van de werkelijke instroom).
3. Al bij aanvang van de WIK werd besloten om te streven naar een vaste
uitname uit het gemeentefonds opdat de uitvoerende instelling voor het flankerend
beleid, Kunstenaars en CO, een vast bedrag zou kunnen ontvangen. Deze methode
is vanaf 2003 toegepast. Daartoe werd in 2003, in overleg met de ministers
van BZK en SZW, een prognose opgesteld voor zowel het aantal deelnemers aan
de WIK in de komende jaren als de hiermee optredende besparing op de bijstandsuitgaven
(na aftrek van de uitvoeringskosten WIK). Deze berekeningen leidden
tot een meerjarige prognose van 3000 deelnemers respectievelijk€ 3,0
miljoen jaarlijks.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. C. van der Laan
| 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
---|
prognose aantal WIK deelnemers- | 5 700 | 6 000 | 6 300 | 4 700 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
financiele ruimte flankerend beleid o.b.v. prognose in mln € | € 3,70 | € 6,00 | € 6,60 | € 4,80 | € 3,00 | € 3,00 | € 3,00 | € 3,00 |
Uitgekeerde ruimte flankerend beleid in mln. € | € 3,70 | € 6,00 | € 4,60 | € 3,40 | € 3,00 | € 3,00 | € 3,00 | € 3,00 |
Werkelijk aantal WIK deelnemers | 3 126 | 4 363 | 4 320 | 4 340 | 3 397 | | | |
1999 en 2000 lump sum o.b.v prognose
2001 en 2002 na calculatie op basis van werkelijke instroom
2003 e.v. budget o.b.v. prognose