nr. 11
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 september 2004
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 11, eerste lid, onderdeel b, wordt «zevenendertigste
uitkeringsmand» vervangen door: zevenendertigste uitkeringsmaand.
B
Artikel 27, eerste lid, komt te luiden:
1. De uitkering is niet vatbaar voor vervreemding of verpanding.
C
In artikel 40, elfde lid, wordt «recht op bijstand» vervangen
door: recht op uitkering.
D
In artikel 50, vierde lid, wordt «en 24» vervangen door: of 19,
derde lid,.
E
In artikel 64, onderdeel C, en in artikel 65, onderdeel C, wordt telkens
in artikel 45, elfde lid, «recht op bijstand» vervangen door:
recht op uitkering. Voorts wordt telkens «verlening van bijstand»
vervangen door: verlening van uitkering.
F
Na artikel 72 wordt een artikel 72a ingevoegd, luidende:
Artikel 72a Algemene wet bestuursrecht
In onderdeel F, ten tweede, van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht
wordt na «Wet werk en bijstand» ingevoegd: en artikel 14 van de
Wet werk en inkomen kunstenaars.
G
Na artikel 78b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 78c Omhanging besluiten
1. Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit aanwijzing registraties
gezamenlijke huishouding 1998 mede op artikel 2, vijfde lid, van deze wet.
2. Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit extramurale
vrijheidsbeneming en sociale zekerheid mede op artikel 10, derde lid, van
deze wet.
3. Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit gelijkstelling
vreemdelingen WWB, Ioaw, Ioaz, Wvg en WIK mede op artikel 10, tweede lid,
van deze wet.
H
Artikel 80 komt te luiden:
Artikel 80 Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip,
dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden gesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven
aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
Toelichting
Met deze tweede nota van wijziging worden enige omissies hersteld.
Onderdeel B
Met het bepaalde ten aanzien van beslag in artikel 22 van de huidige Wet
inkomensvoorziening kunstenaars (en artikel 27 van het wetsvoorstel) wordt
beoogd personen met een WIK-uitkering extra waarborgen te geven tegen een
aantasting van de voor hen geldende norm, omdat de maximale hoogte van de
uitkering onder de in acht te nemen beslagvrije voet van artikel 475d van
het Wetboek van burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ligt.
Het bepaalde ten aanzien van beslag in artikel 27 van het wetsvoorstel
is feitelijk echter een overbodige toevoeging daar het Rv voldoende waarborgen
biedt om bij beslag het bestaansminimum van de belanghebbenden te waarborgen.
Het onbedoelde neveneffect van het thans bepaalde in artikel 27 van het
wetsvoorstel is dat ingevolge artikel 475d, zesde lid Rv de WWIK-uitkering
niet in mindering kan worden gebracht op de beslagvrije voet. Het gevolg hiervan
is dat bij samenloop van inkomsten met de WWIK-uitkering, waarbij de hoogte
van de beslagvrije voet wordt overschreden, de situatie kan ontstaan dat de
beslagvrije voet niet wordt bereikt, ondanks dat het feitelijke inkomen de
beslagvrije voet wel heeft overschreden. Dit leidt tot rechtsongelijkheid
ten opzichte van personen die vergelijkbare uitkeringen ter voorziening in
de kosten van het bestaan ontvangen zoals de WWB van wie de uitkering wel
voor beslag vatbaar is. Om bovenstaande reden is er alsnog voor
gekozen de bepaling dat de WWIK-uitkering niet voor beslag vatbaar is te schrappen.
Onderdeel F
Artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat geen beroep
kan worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van een wettelijk
voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij die wet. In die bijlage is
onder andere artikel 52 van de Wet werk en bijstand opgenomen (voorschot).
Artikel 14 van de WWIK is een soortgelijke bepaling als artikel 52 van de
Wet werk en bijstand. Om die reden wordt ook artikel 14 van de WWIK opgenomen
in de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht.
Onderdeel G
De in dit onderdeel genoemde besluiten zijn mede op de in te trekken WIK
gebaseerd. Met dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat het Besluit aanwijzing
registraties gezamenlijke huishouding, het Besluit extramurale vrijheidsbeneming
en sociale zekerheid en het Besluit gelijkstelling vreemdelingen WWB, Ioaw,
Ioaz, Wvg en WIK, na inwerkingtreding van de WWIK, voortaan mede op de WWIK
is gebaseerd.
Onderdeel H
In de eerste Nota van wijziging is de inwerkingtredingsbepaling gewijzigd,
aangezien de verantwoordelijkheid voor activering wordt neergelegd bij de
centrumgemeenten en het kabinet het niet noodzakelijk acht dat thans een extra
factor in het verdeelmodel voor het W-deel wordt betrokken. De mogelijkheid
om onderdelen van de WWIK op verschillende tijdstippen te laten ingaan was
dientengevolge niet langer noodzakelijk.
Uit signalen van gemeentelijke zijde is inmiddels gebleken dat het problematisch
is de verordening, bedoeld in artikel 21, vierde lid, van de WWIK, met ingang
van 1 januari 2005 vast te stellen. Bovendien is nog niet zeker of het
Inlichtingenbureau gemeenten, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de WWIK,
al op 1 januari 2005 de centrumgemeenten kan ondersteunen bij de uitvoering
van de WWIK.
Deze signalen in aanmerking nemende wordt thans weer de mogelijkheid in
de wet opgenomen om artikelen of onderdelen daarvan op een bij koninklijk
besluit vast te stellen tijdstip te laten ingaan, teneinde mogelijke problemen
bij de invoering van de wet te voorkomen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof