nr. 21
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2006
Bij de behandeling van de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten
(handel in CO2-emissierechten) (Kamerstuk 29 565) en ook bij
de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer
in verband met de invoering van een systeem van handel in emissierechten met
het oog op het beperken van de emissies van stikstofoxiden (handel in NOx-emissierechten) (Kamerstuk 30 694) heb ik toegezegd dat twee
jaar na de inwerkingtreding van deze wetten een evaluatie van de beide systemen
van emissiehandel zal plaatsvinden.
Verder heb ik de toezegging gedaan om in 2006 de startnotitie voor de
evaluatie aan de Eerste en Tweede Kamer te sturen. Middels deze brief kom
ik deze toezegging na.
Inhoud toezegging
Bij behandeling van het wetvoorstel handel in Nox-rechten in
de Tweede Kamer heb toegezegd dat ik het besluit over de definitieve status
van de Nederlandse emissieautoriteit (NEa) – zelfstandig bestuursorgaan
(zbo), onderbrengen bij een andere zbo, zoals de Nederlandse mededingingsautoriteit
(Nma), of agentschap – pas zou nemen na de evaluatie. Een ander onderwerp
dat wordt meegenomen bij de evaluatie is de wijze waarop de regeldruk zich
in de beginfase van deze nieuwe instrumenten ontwikkelt.
Ik heb voorts aangegeven dat de evaluatie voornamelijk gericht is op die
aspecten die de Nederlandse overheid ook daadwerkelijk kan beïnvloeden.
Doel van de evaluatie
Doel van de evaluatie is om te bezien op welke punten de beide handelssystemen
verbeterd en versimpeld kunnen worden en een indicatie te geven van de wijze
waarop deze punten gerealiseerd kunnen worden. Het vanzelfsprekende uitgangspunt
daarbij is dat de integriteit van de systemen niet in het geding is.
Inhoud evaluatie emissiehandel
De kernvragen bij de evaluatie zijn:
1. Zijn de doelstellingen van beide handelssystemen
gehaald?
2. Werken de beide instrumenten zoals ze bedoeld waren?Het gaat dan voornamelijk om de werking van de wet- en regelgeving,
de monitoring, de controle en het toezicht.
Hierbij worden onder andere de volgende vragen behandeld:
– Zijn de keuzes om bepaalde zaken op een bepaald niveau in de wet-
en regelgeving op te nemen juist geweest?
– Zijn er onduidelijkheden en is er sprake van overlappende wet-
en regelgeving?
– Heeft de bestuurlijke lus (het doen van een tussenuitspraak door
de rechter waardoor de overheid de gelegenheid krijgt om het toewijzingsbesluit
aan te passen in alle gevoegde zaken) gefunctioneerd op de wijze zoals verwacht?
3. Hoe groot is de administratieve lastendruk en kan
deze worden verminderd?
Hierbij wordt gekeken naar de administratieve lastendruk voor het klein-,
midden- en grootbedrijf en de mogelijkheden om deze te verminderen, de verhouding
tussen de kosten (monitoring, verificatie, rapportage) en de relatieve voordelen
van emissiehandel.
4. Hoe functioneert de NEa als toezichthouder?
– Hoe functioneert de NEa in de huidige vorm (als baten-/lastendienst)?
– Is er reden om de NEa om te vormen naar een zbo of onder te brengen
bij de NMa?
Hierbij wordt gekeken naar de voor- en nadelen van het functioneren
van de NEa in huidige vorm, de vraag of de NEa voldoende onafhankelijk kan
opereren van VROM, of de NEa moet worden omgevormd tot een zbo of dat de NEa
bij een andere organisatie kan worden ondergebracht.
Planning
De bedoeling is dat het evaluatie-onderzoek het eerste kwartaal van 2007
wordt opgestart. Het evaluatie-onderzoek zal op basis van de startnotitie
Europees worden aanbesteed. Het is de bedoeling dat het evaluatie-onderzoek
in het najaar van 2007 gereed is. Hierna zal de Beleidsbrief aan de Eerste
en Tweede Kamer worden gestuurd.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel