29 544 Arbeidsmarktbeleid

31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 852 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2018

In het ordedebat van 1 (Handelingen II 2018/19, nr. 18, item 6) en 6 november jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 19, item 25) heeft uw Kamer gevraagd om een brief in reactie op het vonnis in kort geding van de Rechtbank Oost-Brabant van 1 november jl. Het kort geding was aangespannen door 16 Ryanair piloten tegen Ryanair naar aanleiding van de sluiting van de basis Eindhoven per 5 november jl. Zij vroegen de rechtbank onder meer Ryanair te verbieden om hen eenzijdig over te plaatsen, hun loon door te betalen en te zorgen dat ze bevoegd blijven om een Boeing 737 te vliegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de piloten zich voor deze onderwerpen, ondanks de rechtskeuze voor Iers recht in de arbeidsovereenkomsten, op dwingendrechtelijke bepalingen van Nederlands recht kunnen beroepen. Omdat de overplaatsing is gebaseerd op het besluit tot sluiting van de basis Eindhoven, betrekt de rechtbank dat besluit in de beoordeling. Geconcludeerd wordt dat dit besluit is genomen vanwege de stakingen van het personeel en niet vanwege de beweerdelijke bedrijfseconomische redenen. Ryanair had dit besluit niet mogen nemen, aldus de rechtbank, en kan zich in deze zelf gecreëerde situatie niet op de eenzijdige-overplaatsingsclausule in de arbeidscontracten beroepen. De vorderingen van de piloten worden daarom in beginsel toewijsbaar geacht. De rechtbank heeft Ryanair niet expliciet verboden om de basis Eindhoven te sluiten.

Het is op het moment van schrijven niet bekend in hoeverre Ryanair gevolg geeft aan de uitspraak van de rechtbank van 1 november jl. Daarnaast loopt er nog een rechtszaak tegen Ryanair rondom de sluiting van de basis Eindhoven namens het cabinepersoneel.

Zoals in de Kamerbrief d.d. 31 oktober jl. (Kamerstuk 29 544, nr. 845) aangegeven kan de overheid in zijn algemeenheid particuliere bedrijven niet tegenhouden bij (een beslissing tot) het sluiten van een vestiging in Nederland.

In Nederland gestationeerde medewerkers kunnen zich tot de Nederlandse rechter wenden om te bepalen of het Nederlandse recht ten aanzien van overplaatsing en ontslag van toepassing is. Dit betreft een civiel geding tussen private partijen, waarin geen taak is weggelegd voor de overheid. Als bepalingen van Nederlands recht van toepassing zijn, dient de werkgever zich daaraan wel te houden.

Wij begrijpen de zorgen van de Kamer over de situatie bij Ryanair. Op 13 november jl. heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat deze zorgen in gesprek met een vertegenwoordiger van Ryanair onder de aandacht gebracht. Daarbij is benadrukt dat het van belang is dat de sociale dialoog op feiten is gebaseerd en op een constructieve manier wordt gevoerd.

Inzet in Europa

Met de felle concurrentie in de luchtvaartsector wordt de strijd om de kosten zo laag mogelijk te houden steeds harder gevoerd. Een aantal Europese luchtvaartmaatschappijen lijkt de randen van het arbeidsrecht op te zoeken of te overschrijden. Uit het oogpunt van een eerlijk speelveld en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden vinden wij dat niet wenselijk. Wij zetten ons in Europees verband in om onduidelijkheid in regelgeving aan te pakken, om ongewenste situaties boven tafel te krijgen en om afspraken te maken om dergelijke situaties tegen te gaan. Zoals reeds aan uw Kamer is bericht, hebben wij ons recentelijk aangesloten bij diverse Europese initiatieven. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft zich en marge van de Aviation Summit op 3 en 4 oktober jl. geschaard achter de «Declaration on a Social Agenda in Aviation»1 en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft samen met een aantal andere EU-lidstaten op 31 oktober jl. een brief naar Ryanair topman O’Leary verstuurd.

In het verlengde hiervan zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nagaan in hoeverre het mogelijk is samen met de medeondertekenaars van de brief te onderzoeken of er in Europees (of multilateraal) verband mogelijkheden zijn de arbeidsomstandigheden in de luchtvaart te verbeteren (bijvoorbeeld via de nieuwe Europese Commissie of via verheldering van de toepasselijke arbeidswetgeving).

Uw Kamer is op 29 mei jl. nader geïnformeerd over de twee onderzoeken van de Europese Commissie naar arbeidsomstandigheden in de luchtvaart (Kamerstuk 31 936, nr. 481). De Europese Commissie heeft een onafhankelijke consultant opdracht gegeven om onderzoek te doen naar arbeidsomstandigheden van het vliegend personeel in de Europese en internationale luchtvaartsector. Deze onderzoeken lopen nog.

De onderzoeksresultaten worden meegenomen in een rapport dat de Europese Commissie in de nabije toekomst zal publiceren. Dit rapport kan een goede basis bieden voor het nemen van concrete en effectieve maatregelen op het gebied van het verzekeren van gezonde en eerlijke concurrentie binnen de Europese luchtvaarsector en om sociale dumping te voorkomen.

Hierbij kan mede gedacht worden aan coördinatie tussen verschillende lidstaten of eventuele wetgeving over het toepasselijke recht.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven