29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 719 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2016

Bij de regeling van werkzaamheden van 21 april jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 80, Regeling van Werkzaamheden) heeft Uw Kamer mij verzocht te laten weten wat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding is van de aanpassing van het wettelijk minimumjeugdloon. Tevens heeft u mij verzocht het rapport van de verkenner seizoensarbeid aan Uw Kamer te doen toekomen.

Het kabinet is voornemens het betreffende wetsvoorstel nog voor het zomerreces aan de Raad van State te sturen. Na ommekomst en verwerking van het advies van de Raad van State kan het wetsvoorstel in het najaar aan uw Kamer worden verzonden.

Afhankelijk van de parlementaire behandeling in beide Kamers der Staten- Generaal, zou het wetsvoorstel uiterlijk eind april 2017 in het Staatsblad gepubliceerd moeten worden om inwerkingtreding van de eerste stap van de aanpassing van het wettelijk minimumjeugdloon per 1 juli 2017 mogelijk te maken.1 Gegeven de vereiste zorgvuldigheid bij de benodigde aanpassingen van verschillende wetten en de noodzaak van werkgevers en werknemers om zich voor te bereiden op de verandering, is het kabinet van mening dat dit zowel een ambitieuze als realistische termijn is.

Voor de volledigheid merk ik op dat het rapport van de verkenner seizoensarbeid reeds op 21 april jongstleden aan Uw Kamer is verzonden (bijlage bij Kamerstuk 34 351, nr. 17).

Ik vertrouw erop u hierbij voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Deze weken zijn noodzakelijk in verband met de wachttijd die geldt op grond van de artikelen 7 en 8 van de Wet raadgevend referendum.

Naar boven