29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 681 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2015

Ik heb toegezegd om de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW een brief te sturen over de herziening van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Op een eerder moment heb ik aangegeven daarin in te gaan op de handhaving, de mogelijke invoering van een wettelijk minimumuurloon, het stukloon en op de reikwijdte van de WML.1 Tevens heb ik aangegeven nader in te gaan op het minimumjeugdloon.2

In de afgelopen maanden is gebleken dat het hier complexe materie betreft waarbij rekening dient te worden gehouden met een breed palet aan mogelijke consequenties. Het is om deze reden dat ik het noodzakelijk acht om meer tijd te nemen om een zorgvuldige afweging te maken. Het betreft hierbij onder andere de wens om meer inzicht te verkrijgen in de werkgelegenheids- en scholingseffecten van aanpassing van het minimumjeugdloon. Ik zal de Tweede Kamer begin 2016 een brief doen toekomen waarin de uitkomsten van dit besluitvormingsproces worden gepresenteerd.3 Daarnaast buigt de SER zich momenteel over het minimumjeugdloon.

In die brief zal ik tevens ingaan op een eventuele uitzondering op het verbod op inhoudingen op het wettelijk minimumloon, mede in relatie tot de recent aangenomen motie van het lid Mulder.4 Omdat diverse belanghebbenden voor 1 januari moeten weten waar ze aan toe zijn, heb ik besloten de inwerkingtreding van het verbod op inhoudingen en verrekeningen bij koninklijk besluit uit te stellen tot 1 juli 2016.

Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik in te gaan op de vragen die gerezen zijn ten aanzien van de girale betaling van het minimumloon en de schuldhulpverlening.

De hoofdregel van het Burgerlijk Wetboek en de WML is dat het loon aan de werknemer betaald moet worden. Per 1 januari 2016 dient het minimumloon giraal te worden betaald. Deze verplichting tot girale betaling van het minimumloon laat onverlet de bevoegdheid van de werknemer om een volmacht te verlenen het loon aan een derde te betalen. De huidige praktijk in de minnelijke schuldhulpverlening werkt, indien het loon overgemaakt wordt naar een derdenrekening5, met een dergelijke volmacht en wordt derhalve niet door deze verplichting geraakt. Dat betekent dat het ook na 1 januari 2016 mogelijk blijft het volledige loon aan een rekening over te maken die op naam staat van een organisatie die minnelijke schuldhulpverlening biedt.

Ik zal betrokken partijen in de schuldhulpverlening hierover separaat informeren. Ook zal de informatievoorziening op onder andere de websites van de rijksoverheid en het Ondernemersplein aangepast worden, zodat dit voor werkgevers duidelijk wordt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 33 632, nr. 12.

X Noot
2

Kamerstuk 29 544, nr. 602.

X Noot
3

Daarmee wordt gevolg gegeven aan de motie-van Weyenberg, Kamerstuk 29 544, nr. 647.

X Noot
4

Kamerstuk 29 544, nr. 665.

X Noot
5

Voor een dergelijke derdenrekening is een vrijstelling nodig op grond van de Wft, die is toegekend aan een aantal gemeenten en gemeentelijke kredietbanken.

Naar boven