29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 549 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2014

Inleiding

Hierbij zend ik u de rapportage «Cao-afspraken 2013»1, over de inhoudelijke ontwikkelingen van cao’s op een aantal terreinen waaronder de loonontwikkeling. Van de gelegenheid maak ik gebruik om u te rapporteren aangaande enkele moties die raakvlak hebben met het cao-beleid. Tevens doe ik een toezegging gestand.

Rapportage «Cao-afspraken 2013»

De rapportage «Cao-afspraken 2013» geeft een beeld van de stand van zaken van cao-afspraken op het gebied van de contractloonontwikkeling, de onderkant van het loongebouw, doorgroei in loonschalen, afstand tot de arbeidsmarkt, arbeidsduur, loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, flexibele beloning en arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 100 cao’s. Daaronder vallen ca. 5,1 miljoen werknemers, 86% van alle werknemers onder een cao.

Contractloonmutatie

Op basis van beschikbare loongegevens is het beeld dat de gemiddelde contractloonmutatie op niveaubasis2 in 2013 uitkomt op 1,5%. Dat is 0,1% lager dan in 2012. Voor de markt (1,6) en de zorg (1,4) ligt de gemiddelde contractloonstijging vrijwel op hetzelfde niveau. Voor de overheid komt het voorlopig beeld uit op 0,6%. Naar economische sectoren bezien is de stijging het hoogst in de sector vervoer en communicatie (2,7%) en het laagst in de sector handel en horeca (1,1%).

Rekening houdend met de overloopeffecten uit vorige jaren is het beeld dat in 2013 de gemiddelde contractloonmutatie op jaarbasis uitkomt op 1,6%. Dit is hetzelfde als in 2012.

De inflatie bedraagt in 2013 2,5% (CBS). Het beeld is dan ook dat de gemiddelde contractloonstijging onder het inflatieniveau ligt. Dit was in 2012 ook het geval.

Toezegging karakter cao’s

Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg -«Verbreding draagvlak cao-afspraken»- van 21 november 2013 (Kamerstuk 29 544, nr. 502)bevat de rapportage «Cao-afspraken 2013» een cijfermatig overzicht van de aantallen standaard- en minimum-cao’s en welke percentages dit betreft. Het overzicht is opgenomen in bijlage Xa van de rapportage. Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat een klein deel (15) van de 100 onderzochte cao’s een expliciet standaardkarakter heeft en een aanmerkelijk groter deel een expliciet minimumkarakter (46) heeft of een mengvorm van minmumkarakter/

standaardkarakter (9).

Toezegging bovenwettelijke aanvullingen WW

Tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsmarktbeleid van 4 juni jongstleden (Kamerstuk 29 544, nr. 547) heb ik uw Kamer toegezegd om in de eerstvolgende cao-rapportage aandacht te besteden aan het monitoren van bovenwettelijke aanvullingen op de WW. In de cao-rapportage 2013 is in hoofdstuk 6 aandacht besteed aan bovenwettelijke aanvullingen op de WW. In de komende jaarrapportages zal daaraan conform mijn toezegging verder invulling worden gegeven. Daarbij zullen alsdan ook de aanvullingen in het derde WW-jaar expliciet in beeld komen.

Moties

De motie Van Nieuwenhuizen-Wijbenga/Van Wijenberg (Kamerstuk 33 750 XV, nr. 55) over afspraken over duurzame inzetbaarheid in cao’s heb ik conform het verzoek geagendeerd voor een overleg met sociale partners. Tijdens dit overleg heb ik sociale partners, conform de motie, wederom gewezen op het belang van het bevorderen van duurzame inzetbaarheid en leeftijdsbewust personeelsbeleid en heb ik sociale partners andermaal gevraagd om hun leden bij de cao-tafel te stimuleren om afspraken over duurzame inzetbaarheid te maken. Overigens verwijs ik u naar mijn brief van 13 mei 2014 met betrekking tot de voortgang van het programma Duurzame Inzetbaarheid (Kamerstuk 25 883, nr. 239).

Ook de motie Van Wijenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (Kamerstuk 29 544, nr. 493) heb ik geagendeerd voor voornoemd overleg. De motie roept de regering op om zich er hard voor te maken dat zzp’ers niet meer generiek in cao’s worden uitgesloten. De inhoud van de motie heb ik tijdens het overleg met sociale partners besproken. Ik heb sociale partners aangegeven dat in de sector-cao die aanleiding gaf voor de motie naar de bedoeling van partijen geen sprake was van generieke uitzondering van zzp’ers. In de nieuwe sector-cao is dit door partijen nader geëxpliciteerd. In dit verband merk ik graag nog op dat er op dit moment geen bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard waarin een generieke uitsluiting van zzp’ers, zoals bedoeld in de motie, is opgenomen.

De motie Van Weyenberg/Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (Kamerstuk 29 544, nr. 494) waarin uw Kamer uitspreekt dat het benadelen van niet-vakbondsleden in cao’s of sociale plannen niet wenselijk is, heb ik eveneens met sociale partners besproken. Ik heb sociale partners gewezen op uw verzoek en aangegeven dat een onderscheid in cao-bepalingen tussen vakbondsleden en niet-leden niet voor avv-vatbaar is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

«Niveaubasis» houdt in dat geen rekening is gehouden met de overloopeffecten van vorige jaren, i.e. de effecten van afspraken over wijzigingen in de beloningen uit vorige jaren die doorwerken in 2013. Bij «jaarbasis» tellen deze effecten wel mee. Zie verder Bijlage II rapportage «Cao-afspraken 2013» voor een nadere toelichting op de berekeningswijze.

Naar boven