Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 augustus 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gevraagd om een reactie
op het bericht in de Volkskrant van 3 juli 2013 dat het kabinet Europese werkloze
jongeren naar Nederland wil halen. Met deze brief voldoe ik, mede namens de Minister-President,
aan dit verzoek.
Het jeugdwerkloosheidspercentage in Europa is inmiddels opgelopen tot 23,3%. Dit komt
overeen met meer dan 5,5 miljoen jongeren1. Hoewel de verschillen tussen de lidstaten aanzienlijk zijn en de jeugdwerkloosheid
in Nederland relatief laag is, is het probleem van de jeugdwerkloosheid zodanig dat
Europese inzet gerechtvaardigd is om de bestrijding van jeugdwerkloosheid tot prioriteit
te verheffen.
Het is daarom goed dat er in Europees verband gesproken wordt over het aanpakken van
de jeugdwerkloosheid en dat hierbij best practices tussen de lidstaten worden uitgewisseld.
Bovendien heeft de Europese Raad ingestemd met een aanbeveling voor een jeugdgarantie
en wordt gesproken over het «frontloaden» van financiële middelen die beschikbaar
zijn voor het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief. De aandacht vanuit Europa neemt niet
weg dat de lidstaten vooral zelf aan zet zijn bij het bestrijden van de jeugdwerkloosheid.
Het blijft voor veel lidstaten met een hoge jeugdwerkloosheid noodzakelijk om structurele
hervormingen door te voeren om de werking van de arbeidsmarkt te versterken en de
arbeidsmarktinstroom van jongeren te bevorderen.
De Nederlandse beleidsinzet is er op gericht om jeugdwerkloosheid te bestrijden en
te voorkomen. Dit doen we door maatregelen te nemen om de aansluiting tussen het (beroeps)onderwijs
en de arbeidsmarkt te versterken en het aantal voortijdige schoolverlaters terug te
dringen. Het kabinet heeft daarnaast extra middelen beschikbaar gesteld om de regionale
aanpak van de jeugdwerkloosheid een impuls te geven. Bovendien kunnen in het kader
van de sectorplannen maatregelen die gericht zijn op het bevorderen van de arbeidsmarktinstroom
van jongeren rekenen op cofinanciering vanuit de overheid. Kwalitatief goed onderwijs
dat aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt en lokale re-integratie van jeugdige
werklozen met betrokkenheid van de relevante stakeholders (zoals bijvoorbeeld werkgevers
en onderwijsinstellingen) draagt Nederland in Europees verband uit als best practice.
Bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid is in het bijzonder aandacht voor sectoren
waar kansen liggen, zoals bijvoorbeeld de technieksector. Voor jongeren biedt de vervangingsvraag
die de komende jaren in de technieksector optreedt als gevolg van de pensionering
van oudere vakkrachten namelijk volop kansen. Deze kansen moeten benut worden. De
signalen van werkgevers over het bestaan van moeilijk vervulbare vacatures in de technieksector
onderstrepen vooral de noodzaak van de maatregelen die het kabinet neemt om de aansluiting
tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt te versterken, het belang van een goede studiekeuze
en de afspraken die het kabinet met ondermeer sociale partners en het onderwijsveld
heeft gemaakt in het kader van het Techniekpact.
Het is wenselijk, zeker bij een hoge (jeugd)werkloosheid om ook moeilijk vervulbare
vacatures zoveel mogelijk op te vullen vanuit het binnenlandse arbeidsaanbod. Dat
is echter niet altijd mogelijk. Soms hebben werkgevers op korte termijn behoefte aan
personeel met specifieke kennis en vaardigheden dat niet direct beschikbaar is in
Nederland. In dat geval ligt het niet alleen voor de hand om kennismigranten van buiten
de EU toe te laten, maar ook om tijdelijk werkloze hoogopgeleide jongeren met relevante
werkervaring uit een ander Europees land aan te trekken. Omgekeerd geldt ook dat Nederlandse
werkloze jongeren met specifieke kennis en vaardigheden soms elders in Europa werk
kunnen en zullen vinden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher