29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 369 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2012

De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht een reactie te geven op de brief van het Werkvoorzieningschap OZL (WOZL) te Heerlen over de financiële gevolgen van de Wet werken naar vermogen (WWNV) voor de bij het WOZL betrokken gemeenten.

Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

In de hoofdlijnennotitie «Werken naar vermogen» ( Kamerstukken II, 2010–2011, 29 544, nr. 297) heb ik uiteengezet dat de noodzaak om de sociale werkvoorziening te hervormen groot is. Het kabinet wil stimuleren dat zoveel mogelijk mensen bij een reguliere werkgever aan de slag gaan. Er werken nu te veel mensen in de Wsw, die ook bij een reguliere werkgever kunnen werken. Het kabinet wil de Wsw daarom terugbrengen waar deze oorspronkelijk voor was bedoeld: het bieden van werk aan mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken. Dit betekent dat er op termijn substantieel minder Wsw-plekken nodig zijn.

Het WOZL is van mening dat de financiële problemen die door de WWNV zouden ontstaan voor de betrokken gemeenten van dusdanige omvang zijn dat dit vraagt om extra aandacht voor deze gemeenten. Het WOZL vindt dat de historische basis van waaruit de transitie moet worden bewerkstelligd onderbelicht wordt.

In haar brief doet het WOZL een aantal voorstellen. Gepleit wordt voor een hoger budget voor de betrokken gemeenten vanwege het onevenredig hoge aantal Wsw-ers in de regio en voor een hogere bijdrage uit de herstructureringsfaciliteit.

Over het verdeelmodel voor het gebundelde re-integratiebudget zal ik de komende tijd overleg voeren met de VNG. Uitgangspunt is om herverdeeleffecten op korte termijn ten opzichte van de huidige verdeling zoveel mogelijk te vermijden. Dat betekent dat, net als nu het geval is, bij de verdeling in de komende jaren rekening wordt gehouden met het aantal Wsw-ers in de betrokken gemeenten.

Het kabinet ondersteunt het transitieproces in de uitvoering van de Wsw met een herstructureringsfaciliteit. In de periode 2012–2018 is daarvoor 400 miljoen euro beschikbaar. De verdeling van deze middelen geschiedt op basis van de taakstelling 2012. Dit betekent dat gemeenten met een relatief hoog aantal Wsw-ers, zoals de gemeenten die deelnemen aan het WOZL, een relatief hoog aandeel kunnen hebben in de 400 mln euro, mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden, die ik uiteen heb gezet in mijn brief van 15 november 2011 aan uw Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 817, nr. 75). Met deze wijze van verdeling wordt dus rekening gehouden met de omvang van de herstructureringsopgave in de bij het WOZL betrokken gemeenten.

Voorts wordt in de brief van het WOZL voorgesteld om de termijn waarin de ombuigingen met betrekking tot de Wsw worden doorgevoerd met een aantal jaren te verlengen, zodat gemeenten meer tijd krijgen om zich hierop voor te bereiden.

Ik heb met uw Kamer het afgelopen jaar bij verschillende gelegenheden gedebatteerd over de ombuigingen op de Wsw. Ik heb daarbij uiteengezet dat ik de aanname, zoals die ook in de brief van het WOZL wordt gehanteerd, dat de gemiddelde kosten per Wsw-plek in 2015 27 000 euro bedragen niet deel. In mijn brief van 27 mei 2011 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 719, nr. 78) heb ik aangegeven dat er ruimte is efficiencyverbeteringen, zowel in de uitvoering van de Wsw, als in de uitvoering van re-integratie. Het bedrag dat gemeenten vanaf 2013 ontvangen wordt stapsgewijs verlaagd. Dit biedt gemeenten de tijd de herstructurering op een goede wijze ter hand te nemen. Voor deze herstructurering stelt het kabinet, zoals gezegd, voor de periode 2012–2018 400 miljoen euro beschikbaar. Veel gemeenten zijn al volop bezig daartoe plannen te ontwikkelen. In 2014 wordt de stand van zaken van de herstructurering opgemaakt en op basis daarvan zal worden bezien of er extra maatregelen en/of extra middelen nodig zijn.

Ten slotte stelt het WOZL voor bij de uitstroom/instroom uit de Wsw een norm te hanteren van 9:1 (voor de betrokken gemeenten), om de bestaande scheefgroei van het aantal Wsw-ers met de rest van Nederland te verminderen. Zoals ik in de hoofdlijnennotitie «Werken naar vermogen» heb uiteengezet is het kabinet voornemens met ingang van 2013 de indicatiestelling voor de Wsw aan te scherpen. Het aantal nieuwe mensen dat in aanmerking kan komen voor de Wsw zal daarmee afnemen. Op termijn blijven in de structurele situatie landelijk circa 30 000 Wsw-plekken beschikbaar. Door de aanscherping van de indicatiestelling daalt dus ook het aantal Wsw-geïndiceerden voor de bij het WOZL betrokken gemeenten en wordt de scheve verdeling van het aantal Wsw-ers verminderd.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

Naar boven