28 719 Reïntegratiebeleid

Nr. 78 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2011

In het op 25 mei jl. gevoerde debat met uw Kamer over de Hoofdlijnennotitie werken naar vermogen (Kamerstukken II, 2010–2011, 29 544, nr. 297) heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de middelen in het gebundelde re-integratiebudget dat gemeenten gaan ontvangen voor de doelgroep van de Wet werken naar vermogen (WWNV). Met deze brief ontvangt u deze informatie. Ik ga daarbij steeds uit van de omvang van het gebundelde re-integratiebudget in 2015.

Door grote lokale verschillen alleen landelijk beeld mogelijk

Ik kan uw Kamer uitsluitend een beeld schetsen vanuit landelijk perspectief. Er zijn immers grote verschillen in de wijze waarop gemeenten de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en re-integratie uitvoeren. Deze zijn het gevolg van verschillende beleidsmatige keuzes van gemeenten. Dit leidt tot grote verschillen in kosten en inzet van re-integratiemiddelen, kosten per Wsw-plek en inkomsten van Sw-bedrijven.

Gemeenten krijgen met de WWNV straks meer vrijheid bij de inzet van de beschikbare middelen. Zij krijgen straks één ongedeeld re-integratiebudget. Dat budget bedraagt in 2015 afgerond 2,6 miljard. Gemeenten kunnen als gevolg van het samenvoegen van die budgetten zelf afwegingen maken bij het inzetten van deze middelen. Het budget is bestemd voor mensen die hulp nodig hebben bij het vinden van werk, hetzij bij een reguliere werkgever, hetzij in een beschutte werkomgeving.

Wsw: Rijksbijdrage en eigen inkomsten Sw-bedrijven

Gemeenten ontvangen van het Rijk een bijdrage voor het realiseren van Wsw-dienstbetrekkingen. Daarnaast wordt binnen het cluster Werk en Inkomen in het Gemeentefonds rekening gehouden met de uitvoering van de Wsw door gemeenten.

De huidige Wsw stelt – behalve het realiseren van een taakstellend aantal plekken – geen nadere voorwaarden aan de besteding. Gemeenten maken eigen keuzes bij de invulling van de Wsw-plekken. Die leiden tevens tot verschillen tussen gemeenten in financiële consequenties en bedrijfsresultaten. Gemeenten dragen veelal zelf ook bij in de kosten voor het realiseren van deze plekken.

Daarnaast hebben Sw-bedrijven eigen inkomsten. De omvang en de wijze waarop die inkomsten worden gegenereerd loopt zeer uiteen. Zo hangt een positief bedrijfsresultaat mede af van de mate waarin Sw-bedrijven slagen in het realiseren van begeleid en gedetacheerd werken van Wsw-geïndiceerden. De vergoedingen die Sw-bedrijven afspreken voor gedetacheerde werknemers en Wsw-geïndiceerden die begeleid werken, laten grote verschillen zien. Ook zijn er verschillen bij de beleidskeuze voor het aantal en het type werksoorten dat een Sw-bedrijf aanbiedt en de kosten daarvan. Bovendien zijn er verschillen in de mate waarin Sw-bedrijven erin slagen additionele inkomsten te genereren.

Al deze verschillen kunnen tot gevolg hebben dat Sw-bedrijven een positief of een negatief bedrijfsresultaat behalen.

Geleidelijk minder mensen in de Wsw

Het kabinet wil de Wsw terugbrengen tot waar deze regeling oorspronkelijk voor was bedoeld: een instrument voor degenen die alleen in een beschutte omgeving arbeid kunnen verrichten. In deze kabinetsperiode wordt hiermee een begin gemaakt. Via natuurlijk verloop zullen jaarlijks circa 6000 mensen de Wsw verlaten. Het kabinet heeft met de VNG in het onderhandelaarsakkoord afgesproken dat gemeenten vanaf 2013 jaarlijks een derde deel van de uitstroom voor nieuwe instroom aanbieden. Tevens is afgesproken dat gemeenten op termijn gezamenlijk 30 000 beschutte werkplekken aanbieden, tegenover de 90 000 plaatsen nu.

Onderstaande grafiek geeft een indicatie hoe de geleidelijke overgang naar 30 000 plekken over een groot aantal jaren zijn beslag zal krijgen. In 2015 zullen er – vanwege natuurlijk verloop – nog circa 81 000 plekken zijn1.

Grafiek Afbouw zittend bestand Wsw en opbouw nieuw bestand

Grafiek Afbouw zittend bestand Wsw en opbouw nieuw bestand

Verlaging Wsw-budget

De huidige Rijksbijdrage per Wsw-plek bedraagt 25 750 euro. Op dit moment bedragen de gemiddelde loonkosten circa 125% van het wettelijke minimumloon: circa 27 000 euro per jaar. Daarnaast zijn er nog andere kosten, waarbij voor begeleidingskosten en werkplekaanpassingen uitgegaan wordt van 5500 euro. SEO-onderzoek2 laat zien dat de gerealiseerde loonwaarde per Wsw’er gemiddeld 10 200 euro bedraagt. Dat betekent dat de huidige Wsw’er ongeveer de helft van het wettelijke minimumloon met zijn arbeidsvermogen verdient.

Dit onderzoek laat tevens zien dat de productiviteit van mensen die begeleid werken hoger ligt. Van de huidige door het UWV afgegeven Wsw-indicaties krijgt ongeveer de helft van de mensen het advies begeleid werken. Op dit moment heeft echter slechts circa 5% van het zittende bestand Wsw een begeleid-werken plek3. Door meer in te zetten op begeleid werken kan een hogere loonwaarde gerealiseerd worden. Zo kunnen Sw-bedrijven meer inkomsten genereren en de kosten drukken.

Voor mensen die in beschutte arbeid gaan werken, gaat het kabinet uit van een beloning op het niveau van het minimumloon. De loonkosten komen dan uit op 22 500 euro. Daarnaast wordt uitgegaan van gemiddelde kosten voor begeleiding en werkplekaanpassingen van 5500 euro. In 2015 is de (fictieve) bijdrage per plek 22 050 euro (voor zowel zittend bestand Wsw als nieuwe instroom beschutte arbeid). Overige kosten dienen te worden gedekt uit de te realiseren loonwaarde van de mensen die gaan werken in beschutte arbeid en de andere inkomstenbronnen van Sw-bedrijven.

Effectieve inzet re-integratiemiddelen

Het gebundelde re-integratiebudget bedraagt in 2015 ongeveer 2,6 miljard. Uitgaande van 1,8 miljard voor circa 81 000 Wsw-werkplekken zouden gemeenten 800 miljoen kunnen besteden aan trajecten en begeleidingskosten voor de gemeentelijke doelgroepen.

Uit diverse onderzoeken4 blijkt dat gemeenten vaak dure re-integratieinstrumenten inzetten en de effectiviteit ervan kan worden verbeterd. Een kwart van het huidige gemeentelijke budget ligt bijvoorbeeld nog vast in dure, langlopende gesubsidieerde banen. Bovendien zijn er mogelijkheden om het budget selectiever in te zetten.5

SEO heeft de gemiddelde kosten in 2008 van een UWV-Wajongtraject geschat op 3500 tot 3800 euro. Gemeenten zouden op basis van die trajectprijs en het hierboven genoemde bedrag van 800 miljoen in 2015 ruim 210 000 trajecten kunnen inzetten.

Tot slot

Gemeenten kunnen re-integratiemiddelen selectiever en vraaggerichter inzetten. Ook is er ruimte voor efficiencyverbeteringen in de Sw-sector. Op grond van het voorgaande ben ik van mening dat in algemene zin geldt dat er binnen de re-integratie en Sw-sector nog ruimte is voor het realiseren van verbeteringen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


X Noot
1

76 700 zittend bestand Wsw en 4600 nieuwe instroom.

X Noot
2

SEO, Sector- en bedrijfsinformatie Sociale Werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2008, oktober 2009.

X Noot
3

Wsw-statistiek 2009.

X Noot
4

Onder andere: SEO, Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken, 2011 en IWI, Participatie in uitvoering, december 2010.

X Noot
5

Zie ook mijn eerdere brief aan de Tweede Kamer van 17 februari 2011 (Kamerstukken II, 20010–2011, 28 719, nr. 76).

Naar boven