29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 283 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2011

Bij brief van 3 maart 2011 (2011Z04011/2011D10576) heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij verzocht om een reactie op drie rapporten die recent zijn gepubliceerd. Het betreft 1) het TNO/CBS-rapport over «Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: De focus op kwetsbare groepen», met name op het hoofdstuk «Tijdelijk werk, zegen of vloek» van Dekker en Mooi-Reci, 2) de Monitor arbeidsbeperkten en werk van het UWV, en 3) het DNB-rapport «Flexibele arbeidsmarkt beperkt gevolgen crisis». In deze brief geef ik de gevraagde reactie.

Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt (TNO/CBS)

De publicatie van CBS en TNO over dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt gaat in op arbeidsmarkttransities in Nederland. Dit thema is van groot belang voor het inzicht in de werking van de arbeidsmarkt en de positie van kwetsbare groepen. Een arbeidsmarkt is immers geen statische markt waarin mensen altijd in dezelfde positie verkeren. Integendeel, mensen maken gedurende hun loopbaan vaak verschillende transities door: van werk naar werk, van scholing naar werk, van parttime naar fulltime werk, van werk naar werkloosheid, van flexwerk naar vast werk, etcetera. Het rapport biedt hierover veel informatie.

De meest interessante conclusie uit het rapport is mijns inziens de constatering dat de baan-baanmobiliteit de afgelopen jaren structureel lijkt te zijn toegenomen. Hoewel het aantal mensen dat van baan is veranderd in 2009 is gedaald, was de mobiliteit nauwelijks lager dan tijdens de hoogconjunctuur van 2007. Er was bovendien sprake van aanzienlijk meer baanwisselingen dan tijdens de vorige crisis. Mijn verwachting is dat deze trend zich verder door zal zetten. Veranderende behoeften in de samenleving (toenemende zorgbehoefte), globalisering en technologische ontwikkelingen leiden tot verschuivingen in werkgelegenheid. Er zullen dus groei- en krimpsectoren zijn. Sectoren krijgen bovendien niet allemaal in dezelfde mate te maken met vergrijzing van het personeelsbestand. De sectoren die te maken hebben met een grote uitstroom van personeel, zijn niet noodzakelijk de sectoren die te maken hebben met een afnemende vraag. In sommige sectoren kunnen er daarom tekorten aan personeel ontstaan, terwijl er in andere sectoren sprake is van overschotten. De benodigde dynamiek op de arbeidsmarkt zal naar verwachting dus toenemen.

U heeft mij verzocht met name te reageren op het hoofdstuk «Tijdelijk werk, zegen of vloek» van Dekker en Mooi-Reci. In dit hoofdstuk is onderzocht of werkloosheidsduren na tijdelijke contracten korter zijn dan werkloosheidsduren na vaste contracten. De onderzoekers concluderen dat dit niet het geval is. Ze vrezen bovendien dat de positieve effecten van tijdelijk werk (doorstroom naar vast werk) voornamelijk te vinden zijn bij werkenden die toch al een gunstige arbeidsmarktpositie hebben en dat de negatieve effecten (vaker werkloos) voornamelijk gelden voor diegenen met een minder florissant perspectief. Tijdelijk werk is volgens hen niet per definitie een zegen voor kwetsbare groepen.

Vooral dit laatste raakt aan de essentiële vraag in hoeverre tijdelijke contracten de arbeidsmarktperspectieven van mensen verbeteren. In dit kader is het volgens mij minder relevant wat voor soort contract iemand heeft op het moment dat hij of zij werkloos wordt. Het gaat er vooral om of de voormalig vaste of tijdelijke kracht door de mogelijkheid van tijdelijk werk betere kansen in de toekomst heeft. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit inderdaad het geval is.1 De werkloosheidsduur van Nederlandse werklozen daalt wanneer zij gebruik maken van de mogelijkheden die tijdelijke banen bieden. Dit gaat bovendien niet ten koste van hun kans op een vaste baan. Vooral allochtonen blijken te profiteren van tijdelijke contracten. Waarschijnlijk hebben zij veel baat bij de mogelijkheden die dit soort contracten bieden om een tijdje proef te draaien bij werkgevers. Zij hebben immers meer te kampen met negatieve beeldvorming.

Uit het onderzoek van Dekker en Mooi-Reci blijkt dat het contract dat men vóór instroom in de werkloosheid heeft (tijdelijk of vast) geen invloed heeft op de werkloosheidsduur. Dit vind ik goed nieuws; hoewel tijdelijke krachten vaker werkloos worden dan vaste krachten, belanden ze relatief gezien dus niet vaker in langdurige werkloosheid.

Ik ben dan ook van mening dat tijdelijk werk juist voor kwetsbare groepen van groot belang is. Voor hen kan tijdelijk werk het verschil maken tussen wel een baan of geen baan. Bij een hogere bescherming durven minder werkgevers het immers aan om mensen met een vlekje in dienst te nemen. Naast een hogere werkzekerheid, biedt het kwetsbare groepen een kans om zich te bewijzen bij werkgevers. Daardoor kan ook voor hen een vast contract in het verschiet liggen. Tijdelijke contracten zijn dus van grote waarde. Daarmee is overigens niet gezegd dat tijdelijke contracten een panacee zijn. Ook betekent dit geenszins dat ik het vaste contract onbelangrijk vind. Het vaste contract is nog steeds het meest gebruikt en blijft dat naar mijn verwachting ook in de toekomst.

Flexibele arbeidsmarkt beperkt gevolgen crisis (DNB)

In de publicatie van DNB is onderzocht in hoeverre verschillen in arbeidsmarktflexibiliteit tussen landen hebben geleid tot verschillen in inkomensverlies tijdens de economische crisis en tot verschillen in duur van de crisis. Zij concluderen dat flexibilisering de gevolgen van de crisis beperkt. Opvallend is wel dat ontslagkosten volgens hen geen invloed hebben gehad op de duur van de crisis in rijke landen.

Het belang van een flexibele arbeidsmarkt voor de economie kan ik alleen maar onderstrepen. Ook volgens het CPB heeft de flexibele schil van flexwerkers en zelfstandigen bijgedragen aan de gematigde arbeidsmarktreactie van de huidige crisis. De werkloosheid is veel minder gestegen dan bij het begin van de crisis werd voorspeld en is al sinds februari 2010 weer aan het dalen. De recente voorspellingen van het CPB voor 2011 en 2012 zijn bovendien gunstig.

Omdat de analyse van DNB alleen is gebaseerd op de huidige crisis moeten we mijns inziens wel voorzichtig zijn met algemene conclusies. We kunnen er immers niet zonder meer vanuit gaan dat de reactie bij een volgende crisis weer hetzelfde zal zijn. Ook past terughoudendheid, omdat de gematigde arbeidsmarktreactie in Nederland zich nog niet volledig laat duiden.

Monitor arbeidsbeperkten en werk (UWV)

U vraagt in uw brief ook om een reactie op de monitor arbeidsbeperkten en werk 2007–2009. Aan deze monitor is aandacht besteed in paragraaf 4.5 van de Monitor Arbeidsmarkt die op 23 december 2010 naar de Tweede Kamer is gestuurd (26448, nr. 450). Hierin zijn de belangrijkste uitkomsten van de monitor arbeidsbeperkten en werk weergegeven.

De monitor geeft onder meer aan dat de arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten tussen 2007 en 2009 per saldo vrijwel constant is gebleven; na een stijging tussen 2007 en 2008 daalde de arbeidsdeelname tussen 2008 en 2009 weer, waarschijnlijk als gevolg van de crisis. De monitor geeft verder een groot verschil aan in arbeidsdeelname tussen werknemers die bij ziekte nog een vast contract hadden en werknemers die bij ziekte een flexibel contract hadden of werkloos waren (vangnetters). Eind 2009 had 63% van de werknemers met een gedeeltelijke WGA-uitkering werk. Van de personen die onder de vangnet-Ziektewet vielen, had slechts 27% met een gedeeltelijke WGA-uitkering werk.

De monitor arbeidsbeperkten en werk wordt betrokken bij de evaluatie van de Wet WIA. De achterstand in arbeidsdeelname van personen die onder de vangnet-Ziektewet vallen, is voorts mede aanleiding voor de kabinetsvoornemens tot modernisering van de Ziektewet, zoals deze op 8 maart naar de Kamer zijn gestuurd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

– De Graaf Zijl, van den Berg en Heyma (2009). Stepping stones for the unemployed: the effect of temporary jobs on the duration until (regular) work. Journal of Population Economics. P. 107–139.

– CPB/ROA (2011). Labour market flexibility in the Netherlands.

Naar boven