29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 1015 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2020

Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van drie onderzoeken naar de no-riskpolis die in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd worden. Ik stuur u het onderzoeksrapport naar de effecten van de no-riskpolis. Ook informeer ik u dat de twee andere onderzoeken als gevolg van de uitbraak van COVID-19 vertraging hebben opgelopen.

In mijn brief over de no-riskpolis van oktober 20191 heb ik aangegeven een eerste stap te zetten in de mogelijke uitbreiding van de no-riskpolis voor mensen met een chronische aandoening door middel van een onderzoek. Daarnaast heb ik tijdens het AO arbeidsongeschiktheid van 7 november jl. (Kamerstuk 29 544, nr. 964) toegezegd te onderzoeken hoe de bekendheid van de no-riskpolis vergroot kan worden. Tot slot heeft uw Kamer mij middels de motie van het lid Van Weyenberg c.s.2 verzocht te onderzoeken hoe de effectiviteit van de no-riskpolis beter in beeld gebracht kan worden. Ik heb toegezegd uw Kamer hier voor de zomer van 2020 over te informeren.

Het onderzoek naar de effecten van de no-riskpolis is afgerond. De Beleidsonderzoekers hebben de volgende vraag onderzocht: welke mogelijke effecten gaan uit van het recht op de no-riskpolis en hoe is hiermee rekening te houden in onderzoek en beleid omtrent de no-riskpolis? Ik stuur uw Kamer het eindrapport van De Beleidsonderzoekers als bijlage bij deze brief.3 De belangrijkste conclusies uit dit rapport zijn:

  • De no-riskpolis blijkt diverse effecten te hebben. Enkele effecten dragen mogelijk in positieve zin bij aan werkhervatting, andere effecten hebben waarschijnlijk eerder een negatieve invloed op werkhervatting.

  • De effecten die een negatieve invloed hebben op werkhervatting lijken zwaarder te wegen en voor een grotere groep werkgevers dan wel werkzoekenden te gelden dan de positieve effecten.

  • Ook zijn er veel contextfactoren die de effectiviteit van het instrument in positieve of negatieve zin sterk beïnvloeden.

  • De belangrijkste randvoorwaarde om de no-riskpolis effectief te laten zijn is bekendheid van het instrument.

  • Onder bepaalde omstandigheden en voor bepaalde werkgevers en werkzoekenden kunnen de positieve effecten van de no-riskpolis waarschijnlijk wel bijdragen aan de arbeidsparticipatie van de doelgroep.

  • Als de no-riskpolis in breder perspectief geplaatst wordt, stellen de onderzoekers dat de no-riskpolis (slechts) een kleine schakel in het complexe matchingsproces tussen werkgevers en werkzoekenden. De no-riskpolis fungeert daarin niet als de belangrijkste motiverende factor voor werkgevers om mensen met het recht op de no-riskpolis in dienst te nemen of houden.

  • De no-riskpolis werkt dus niet vanzelf voor iedereen, maar waarschijnlijk alleen onder specifieke omstandigheden voor specifieke doelgroepen.

Het onderzoek van De Beleidsonderzoekers is sinds 24 juni 2020 gereed en is als bijlage toegevoegd aan deze brief. Het onderzoek naar het vergroten van de bekendheid van de no-riskpolis heeft door de uitbraak van COVID-19 vertraging opgelopen. Ik verwacht de oplevering van dit rapport aan het einde van 2020. Ook het onderzoek naar de eventuele mogelijkheden tot uitbreiding van de no-riskpolis is door de uitbraak van COVID-19 vertraagd. Ik verwacht dit rapport in het voorjaar van 2021.

Tot mijn spijt moet ik u daarom mededelen dat ik uw Kamer pas voor de zomer van 2021 een inhoudelijke reactie op de onderzoeken kan sturen. Op die manier kunt u de drie rapporten, en de conclusies die ik op basis daarvan trek, in samenhang bezien.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 956.

X Noot
2

Kamerstuk 29 544, nr. 958.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven