29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 320 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2020

Hierbij bied ik u het eindrapport «Evaluatie AMvB reële prijs Wmo 2015» aan1.

De hoofdpunten van deze brief

  • De AMvB reële prijs Wmo 2015, die sinds 1 juni 2017 van kracht is, is geëvalueerd op de toepassing en het effect ervan in de praktijk.

  • Het eindrapport laat zien dat uitvoeringspraktijk van gemeenten en aanbieders de afgelopen jaren door toedoen van de AMvB positief is veranderd, maar ook dat er nog ruimte is voor verbetering.

  • De bestuurlijke begeleidingscommissie van het onderzoek, met daarin vertegenwoordigers van de zijde van relevante aanbieders, vakbonden en gemeenten, heeft in reactie op de evaluatie een gezamenlijke duiding van de resultaten en betekenis daarvan geformuleerd, waarin gezamenlijke toekomstgerichte acties zijn opgenomen om de uitvoeringspraktijk verder te verbeteren.

  • Ik concludeer op basis van de bevindingen en de vervolgacties dat de AMvB het beoogde effect heeft en geen aanpassing behoeft.

Evaluatie AMvB reële prijs Wmo 2015, proces en bevindingen

Sinds 1 juni 2017 is de AMvB Reële prijs Wmo 2015 van kracht. De AMvB geeft nadere regels die invulling geven aan de gemeentelijke opdracht om regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Doel van de AMvB is dat een reële prijs wordt vastgesteld voor diensten die in opdracht van het college door derden worden verleend, zodat de kwaliteit en continuïteit van deze diensten kunnen worden gewaarborgd door het gemeentebestuur en de gecontracteerde aanbieders. De AMvB stelt hiertoe nadere regels aan de bestaande verplichting van het hanteren van een reële prijs. De AMvB vereist ook dat deze binnen drie jaar wordt geëvalueerd.

In het meerjarige evaluatieonderzoek AMvB reële prijs Wmo 2015 is door Bureau Berenschot over meerdere jaren, in drie fases, bezien hoe de AMvB door gemeenten en aanbieders wordt toegepast. In het onderzoek is breed gekeken naar de toepassing van de AMvB voor alle Wmo-voorzieningen aan de hand van een hoofdvraag en een veertiental deelvragen. De hoofdvraag van de evaluatie is in hoeverre de AMvB ervoor zorgt dat gemeenten en aanbieders na toepassing ervan rekening houden met de vastgestelde kostprijselementen bij het vaststellen van de tarieven voor Wmo-dienstverlening. Via tussenrapportages heb ik u op de hoogte gehouden over de onderzoeksresultaten uit de eerste twee fases. De derde onderzoeksfase heeft geleid tot een eindrapport op basis van alle onderzoeksbevindingen.

Het onderzoek geeft inzicht in de uitvoeringspraktijk van gemeenten en aanbieders. Deze is door toedoen van de AMvB positief veranderd, heeft in alle gemeenten geleid tot meer overleg tussen gemeenten en aanbieders bij het vaststellen van tarieven en heeft ten aanzien van in ieder geval huishoudelijke hulp (HH2) en begeleiding individueel een significant positief effect op de tarieftrend gehad. Dit betekent dat de toepassing van de AMvB heeft gezorgd voor een opgaand effect op de prijzen bij verschillende vormen van ondersteuning in het kader van de Wmo 2015.

Het onderzoek laat ook zien dat indexatie voor alle gemeenten de norm lijkt te zijn. Het onderzoek laat echter ook zien dat tussentijdse loonstijgingen, die in omvang afwijken van het (eerder) in het contract vastgelegde indexatiepercentage, voor problemen kunnen zorgen. In mijn brief bij de tweede tussenrapportage ben ik hier al op in gegaan2.

Verder laat het onderzoek zien dat er weliswaar overleg is tussen gemeenten en aanbieders over kostprijselementen, maar ook dat hierbij discussie is over de hoogte daarvan. Die discussie is goed, maar moet op een gelijkwaardig niveau en op basis van wederzijds vertrouwen gevoerd kunnen worden.

De onderzoekers hebben in hun rapport aanbevelingen opgenomen die volgens hen kunnen helpen om tot een betere uitvoeringspraktijk. Het onderzoek, de conclusies daaruit en de aanbevelingen, heb ik besproken met de voor dit onderzoek ingestelde bestuurlijke begeleidingscommissie3. Dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke duiding en vervolgstappen die ik hierna weergeef.

Gezamenlijke duiding eindrapport Evaluatie AMvB reële prijs Wmo 2015

De bestuurlijke begeleidingscommissie van het evaluatieonderzoek wijst erop dat het evaluatieonderzoek een (trend)ontwikkeling laat zien van de inrichting van de aanbestedingsprocessen, tarieven en volumes van maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo 2015. Het is belangrijk om te herhalen wat in de gemeenschappelijke duiding bij de tweede tussenrapportage al werd benadrukt4, namelijk dat geen uitspraak kan worden gedaan over de vraag of een reële vergoeding wordt gegeven of wat een juiste (minimale) hoogte van tarieven voor Wmo-voorzieningen is. Een dergelijk onderzoek is niet uitvoerbaar gezien de verscheidenheid van lokale situaties, contractering en inrichting van voorzieningen. Het doel van de AMvB is ook niet om te komen tot een normerend tarievenkader. Het is een instrument om te komen tot een reëel tarief op lokaal niveau, op basis van te hanteren (kost)prijselementen, de wijze waarop deze worden ingevuld en een wederzijdse verplichting tussen gemeenten en aanbieders tot transparantie.

De bestuurlijke begeleidingscommissie ziet op basis van de voorliggende rapportage en ervaringen in de praktijk bevestigd, dat na de invoering van de AMvB reële prijs Wmo 2015 de uitvoeringspraktijk bij zowel gemeenten als aanbieders is veranderd. Zo is het gesprek over kostprijselementen op gang gebracht en heeft het evaluatieonderzoek aangetoond dat de AMvB reële prijs Wmo 2015 effect heeft gehad op de ontwikkeling van tarieven voor ondersteuning in het kader van de Wmo 2015. Er zijn daarnaast ook andere invloeden op de tariefsontwikkelingen mogelijk, zoals de invoering van een nieuw functieprofiel Hulp bij het Huishouden. De AMvB heeft bijgedragen aan de professionalisering van de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De bestuurlijke begeleidingscommissie merkt hierbij wel op dat enkel de AMvB niet voldoende voorwaarde is om tot reële tarieven te komen en er meer nodig is dan regelgeving om tot een verdere professionele invulling van deze relatie te komen.

Het onderzoek laat zien waar partijen in de dagelijkse praktijk bij de implementatie en uitvoering van de AMvB tegenaan lopen, waaronder:

  • (1) Het overleg tussen gemeenten en aanbieders vraagt een behoorlijke investering in tijd en geld. Mogelijk betreft dit een tijdelijk effect (kennisontwikkeling) als gevolg van invoering van de AMvB en het gesprek tussen zorgorganisatie en gemeente daarover. Op zichzelf is die investering niet erg; je moet elkaar en elkaars wereld(en) leren kennen. Er is nu een goede basis gelegd om op voort te bouwen.

  • (2) Het overleg tussen gemeenten en aanbieders gaat vooralsnog vooral over kostprijselementen en tarieven en gaat nog te weinig over kwaliteit van ondersteuning en de gewenste vernieuwing van arrangementen.

  • (3) Het overleg wordt in veel gevallen nog gehinderd door een gebrek aan vertrouwen in elkaars motieven en onderbouwing; zo merken gemeenten dat aanbieders nog weinig transparant zijn in de kosten van overhead en zijn er gemeenten die nog niet volledig transparant hun tarieven voor Wmo-ondersteuning vaststellen.

De begeleidingscommissie hecht er waarde aan te benadrukken dat ondanks bovengenoemde aandachtspunten goede ontwikkelingen in gang zijn gezet. Er is bijvoorbeeld (meer) gesprek op lokaal niveau tussen aanbieders en gemeenten, maar ook op het landelijke niveau. De AMvB reële prijs Wmo 2015 heeft – het evaluatieonderzoek geeft hiervoor bevestiging – een goede impuls voor die ontwikkelingen geboden. De investering die zowel gemeenten als aanbieders hebben gedaan in het invulling geven aan de AMvB is zeker niet voor niets geweest. Het is nu van belang de ingezette ontwikkelingen en investeringen te versterken en te verduurzamen.

De commissie ziet een taak voor de vertegenwoordigde organisaties van gemeenten en branches om goed te kijken of en hoe de bevindingen en aanbevelingen voor aandachtspunten een vervolg kunnen krijgen. Zij wil daarbij wel benadrukken dat het nu vooral gaat om gezamenlijk te kijken naar de opgaven voor de toekomst. De VNG, NDSD en branches zullen hiertoe een overlegtafel inrichten die erop is gericht gemeenten en aanbieders te ondersteunen bij het versterken van een gelijkwaardige samenwerkingsrelatie en een lerende praktijk. Het Ministerie van VWS neemt hieraan deel vanuit de eigen landelijke verantwoordelijkheid en is daarop aanspreekbaar, bijvoorbeeld ten aanzien van invulling van randvoorwaarden. Op die manier kunnen belangrijke gezamenlijke opgaven voor de uitvoering van de Wmo, ten gevolge van bijvoorbeeld vergrijzing, gezamenlijk het hoofd worden geboden.

Deze overlegtafel kan voor de korte en lange termijn, duurzaam ondersteuning bieden aan het veld. Denk hierbij aan:

  • Toekomstbestendige rekentools (welke reeds ontwikkeld zijn voor huishoudelijke ondersteuning en individuele begeleiding5).

  • Handvatten met betrekking tot (acceptabele en inzichtelijke) overheadkosten, waarbij onderzocht zal worden of en hoe dit onderdeel kan worden van de toekomstbestendige rekentools.

  • Meer richting geven aan omgang met indexatie.

  • In meer algemene zin zal deze tafel zich richten op bevordering van samenwerking, transparantie en onderling vertrouwen.

Met bovenstaande vormen van ondersteuning wordt invulling gegeven aan de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport, wordt het veld actief gefaciliteerd, wordt het gelijkwaardige gesprek over kostprijselementen op lokaal niveau bevorderd en wordt ruimte gemaakt voor het voeren van een effectiever gesprek over de kwaliteit.

De overlegtafel zal zich vervolgens ook richten op de vraagstukken voor de toekomst, gericht op het kunnen blijven bieden van kwalitatief goede en passende ondersteuning in het kader van de Wmo 2015. Dat vraagt om ook oog te hebben voor de bredere context van het sociaal domein waar de uitvoering van de Wmo een onderdeel van is. De verwachting is dat op deze wijze een goede bijdrage geleverd kan worden aan een betere en lerende uitvoeringspraktijk.

Slotoverwegingen

Dat de evaluatie een onderzoekstechnisch stevige basis heeft, komt niet alleen door de onderzoeksopzet, maar is ook te danken aan de bereidheid van veel gemeenten om mee te werken aan het naar boven halen van de benodigde informatie via onder andere drie enquêterondes. Ook I&O Research en kenniscentrum vervoer CROW hebben daaraan in belangrijke mate bijgedragen.

Ik vind het een mooi resultaat van de evaluatie dat daaruit blijk dat de AMvB reële prijs Wmo 2015 daadwerkelijk een positief effect heeft gehad op de uitvoeringspraktijk. Een goed resultaat van het onderzoek is ook dat het inzicht geeft in punten waarop de uitvoeringspraktijk nog kan worden verbeterd. Op een aantal van die punten is al actie ondernomen. De hiervoor genoemde nieuwe rekentool voor huishoudelijke ondersteuning en individuele begeleiding, die samen met vertegenwoordigers van aanbieders is ontwikkeld, kon in mei worden gepubliceerd door de VNG. Ten aanzien van indexatie heeft de VNG aangegeven dat zij jaarlijks informatie over de gehanteerde loon-en prijsbijstellingspercentages in de zorg zullen publiceren, om zo gemeenten een handvat te bieden voor het vaststellen van de hoogte van de indexatie. De systematiek hierachter wordt momenteel nader uitgewerkt. Een essentieel resultaat van de evaluatie is, dat vertegenwoordigde organisaties van gemeenten en branches verantwoordelijkheid voelen om gezamenlijk tot verdere verbetering te komen.

De evaluatie, de afspraken over de acties die daarop worden genomen, en het feit dat de vertegenwoordigers van gemeenten en aanbieders hebben aangegeven dat meer regelgeving niet de oplossing is voor in het rapport benoemde aandachtspunten, leidt mij tot de conclusie dat aanpassing van de AMvB reële prijs Wmo 2015 niet nodig is.

Ik heb er vertrouwen in dat de gezamenlijke overlegtafel, waarin gemeenten, branches en VWS vertegenwoordigd zijn, kan helpen om op korte termijn de uitvoeringspraktijk bij gemeenten en aanbieders goed te ondersteunen, maar juist ook om een toekomstgerichte lerende praktijk op landelijk en lokaal niveau te bevorderen en ondersteunen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Brief 17 februari 2020, Kamerstuk 29 538, nr. 315

X Noot
3

VNG, Actiz, ZorgthuisNL, RIBW Alliantie, GGZ-Nederland, Federatie Opvang, Sociaal Werk Nederland, VGN, KNV

X Noot
4

Brief 17 februari 2020, Kamerstuk 29 538, nr. 315

Naar boven