29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 194 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2015

In het debat over de volkspetitie Red de zorg op donderdag 3 september 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 108, Volkspetitie red de zorg) heeft mevrouw Keijzer de vraag gesteld in welke gemeenten een afschrift van brieven aan het college over de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 naar de gemeenteraad is verstuurd en de Kamer hierover te informeren ter voorbereiding op het algemeen overleg decentralisatie Wmo/Wlz.

Mevrouw Voortman heeft tijdens het debat een motie ingediend die de regering verzoekt de voorwaarden van de huishoudelijke hulp toelage aan te scherpen, zodat deze alleen ingezet kan worden voor bedrijven en werknemers die onder de cao vvt vallen (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 121). In het debat is door mij gevraagd de motie aan te houden, zodat ik de gelegenheid heb om nog eens heel specifiek te kijken naar de bestedingsvoorwaarden voor de huishoudelijke hulp toelage.

In deze brief ga ik op de door mevrouw Keijzer en mevrouw Voortman benoemde onderwerpen in.

1. Informeren gemeenteraden

Gemeenteraden hebben een belangrijke verantwoordelijkheid bij de Wmo 2015. Gemeenteraden stellen het lokale beleid vast en controleren het college van B en W op een goede en zorgvuldige uitvoering van de wet. Verder zijn gemeenteraden op basis van de volksvertegenwoordigende rol voor inwoners direct aanspreekbaar op de uitvoering van de wet binnen de gemeentegrenzen en dienen gemeenteraden inwoners actief te betrekken bij de kaderstelling van het lokale beleid.

De gemeenteraad houdt toezicht op de beschikbaarheid en toegankelijkheid van maatschappelijke ondersteuning en kan indien nodig het college ter verantwoording roepen. Wanneer binnen een gemeente een specifiek probleem zich voordoet, is het in de eerste plaats aan de gemeenteraad om actie te ondernemen. De wet biedt bewust ruimte om het lokale beleid in te richten naar de lokale behoeften en omstandigheden. Dat houdt in dat gemeenten de opdracht om passende zorg en ondersteuning te bieden, verschillend kunnen invullen. Vanzelfsprekend mogen die verschillen niet leiden tot het achterwege blijven van basisvoorzieningen en dat mensen niet de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Daarop toezien is een gedeelde verantwoordelijkheid van gemeenten en het Rijk. Een uitgebreide toelichting op de verantwoordelijkheidsverdeling en de wijze waarop de verantwoordelijkheid van het Rijk door mij wordt ingevuld, heb ik de Kamer toegestuurd in de voortgangsrapportage hervorming langdurige zorg en ondersteuning van 8 december 20141.

Brieven aan gemeenteraden

Signalen over mogelijke strijdigheden met de wet in het gemeentelijk beleid bereiken mij op verschillende manieren. Voorbeelden zijn brieven van burgers, signalen van cliëntenorganisaties en vragen van Kamerleden. Op basis van deze informatie wordt in de eerste plaats contact opgenomen met gemeenten voor het ophalen van informatie. In deze fase wordt bekeken of daadwerkelijk sprake is van strijdigheid met de wet. Ook wordt bekeken of de gemeenteraad zijn verantwoordelijkheid heeft opgepakt en de raad en het college het debat voeren over het onderwerp. Voor een goede beoordeling is het belangrijk om onderscheid te maken tussen strijdigheid van het gemeentelijk beleid met de wet en meer op zich zelf staande uitvoeringsproblemen. Hierbij wordt vooral bezien of er (bijvoorbeeld) sprake is van een incidentele tekortkoming in een concrete situatie of dat de tekortkoming het gevolg is van gemeentelijk beleid. Het kan in de praktijk voorkomen dat een probleem in de uitvoering leidt tot een strijdigheid met de wet. Bijvoorbeeld in het geval van wettelijke termijnen die niet worden gehaald.

Het behoort tot de vaste werkwijze om geconstateerde strijdigheden in de uitvoering en of beleid eerst en zoveel als mogelijk op te lossen op ambtelijk niveau. Als dat niet lukt, wordt met de wethouder en het college contact opgenomen om zekerheid te verkrijgen dat de gemeente het beleid gaat aanpassen en of de uitvoering op orde gaat brengen. Mocht een college om redenen daartoe niet bereid zijn, dan volgt een brief van mij of namens mij aan het college met een afschrift aan de gemeenteraad.

Op basis van de ervaringen tot nu toe kan ik u informeren dat signalen in de regel direct worden opgepakt door colleges. Maatregelen om de uitvoering binnen de kaders van de wet te brengen worden snel en adequaat genomen. Indien aan de orde, wordt door het college toegezegd een wijzigingsvoorstel voor de gemeentelijke verordening voor te bereiden.

Tot nu toe is het in een beperkt aantal gevallen nodig gebleken om de gemeenteraad te informeren. Concreet is in drie gevallen een brief aan de verantwoordelijke colleges in afschrift aan de gemeenteraden toegestuurd. Het betrof twee gemeenten met een generieke korting van 11 procent op het persoonsgebonden budget van Wmo-cliënten. De brieven aan deze colleges van B en W, de afschriften aan de gemeenteraden en de reactie van beide colleges op de brieven zijn als bijlagen opgenomen2.

In relatie tot de uitvoering van de huishoudelijke hulp toelage is recent een brief toegestuurd aan een gemeenteraad over de inzet van deze toelage voor alfahulpen. Ook deze brief is als bijlage opgenomen3.

Op basis van de voortgang van de transitie Wmo en de hervormingsoperatie, informeer ik de wethouders Wmo en of Jeugd ieder kwartaal over de landelijke ontwikkelingen en vraag ik bestuurlijke prioriteit te geven aan actuele onderwerpen. Bijvoorbeeld over de rechtelijke uitspraken over huishoudelijke hulp en het terugdringen van administratieve lasten. Een afschrift van deze brieven heeft u ontvangen als bijlagen van de voortgangsrapportage transitie hervorming langdurige zorg van 14 april 20154. Het is een goede suggestie om deze brieven standaard in afschrift aan de gemeenteraden toe te sturen.

2. Voorwaarden inzet huishoudelijke hulp toelage

Waarborgen in de Wmo 2015

In artikel 2.6.6 van de Wmo 2015 is bepaald dat gemeenteraden regels stellen in de verordening over een goede verhouding tussen de prijs en de eisen aan de kwaliteit van een voorziening. Gemeenteraden dienen hierbij rekening te houden met de eisen aan de deskundigheid van beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Artikel 2.6.6 regelt dat deze eisen aan de deskundigheid van de beroepskrachten en de daaraan verbonden arbeidsvoorwaarden, worden gewaarborgd in het proces van aanbesteding en inkoop door het college en de prijs die het college vaststelt voor de te leveren voorziening. Het betreft hier de arbeidsvoorwaarden van het door derden (aanbieders) in te zetten personeel. Deze bepaling staat gelijk aan de geldende cao’s, aangezien aanbieders gebonden zijn aan de geldende cao’s of het van toepassing zijnde Avv-besluit. In het sociaal domein zijn verschillende branches actief die maatschappelijke ondersteuning leveren op basis van hun eigen cao. In het sociale domein zijn dus meerdere cao’s van toepassing.

Werkingssfeer cao’s

De aard van het werk (schoonmaak of huishoudelijke hulp) in de specifieke situatie is bepalend voor de vraag welke cao van toepassing is. In de bestedingsvoorwaarden voor de HHT staat dat het moet gaan om huishoudelijke hulp of ondersteuning waar huishoudelijke hulp onderdeel van uitmaakt.

In het Nederlandse systeem van arbeidsverhoudingen is het zo geregeld dat sociale partners de werkingssfeer van de verschillende cao’s bepalen, uitleggen en handhaven. Eventuele geschillen inzake de werkingssfeer kunnen in individuele gevallen worden voorgelegd aan de rechter. Die zal oordelen op basis van de individuele omstandigheden van het geval naar de aard van het werk.

In de werkingssfeerbepaling van de cao VVT is opgenomen dat de cao VVT van toepassing is op privaatrechtelijke organisaties of onderdelen daarvan die hulp bij het huishouden leveren op grond van de Wmo 2015, waaronder huishoudelijke hulp gefinancierd met de HHT-gelden. Op die afbakening in de Avv-procedure zijn geen bedenkingen ingebracht door partijen waaronder cao-partijen in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche. De cao VVT is vervolgens op 3 maart jongstleden algemeen verbindend verklaard door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Algemeen verbindend verklaren kan alleen indien er geen sprake is van overlappende werkingssferen.

Op basis van bovenstaande constateer ik dat er geen sprake is van overlappende werkingssferen en dat partijen van mening zijn dat bij het leveren van huishoudelijke hulp op grond van de Wmo 2015, waaronder de huishoudelijke hulp gefinancierd met de HHT-gelden, de cao VVT van toepassing is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Kamerstuk 34 104, nr. 1.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 34 104, nrs. 25 en 54.

Naar boven