29 538
Zorg en maatschappelijke ondersteuning

nr. 108
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2009

Het kabinet streeft naar het verhogen van de participatie van mensen en de betrokkenheid van burgers bij de samenleving. Het coalitie-akkoord stelt in dit kader: «De kracht en kwaliteit van de samenleving worden bepaald door onderlinge betrokkenheid. Betrokkenheid begint met meedoen. In een betaalde baan, in het vrijwilligerswerk, in de zorg met anderen. Sociaal is het niet aanvaardbaar dat mensen buiten de samenleving staan, economisch is het niet verantwoord.»1

Participatie op de arbeidsmarkt stelt mensen in staat om in hun eigen inkomen te voorzien, om hun kwaliteiten te ontplooien en versterkt het gevoel van eigenwaarde. Ook is het de beste manier om armoede te voorkomen. Een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie is daarnaast een noodzakelijke voorwaarde voor de houdbaarheid van de collectieve voorzieningen. Verbreding en verdieping van de arbeidsparticipatie blijft dan ook het vertrekpunt van het kabinet. Reguliere arbeid is, zeker in de huidige economische tijd, niet voor iedereen op afzienbare termijn weggelegd. Voor deze mensen bestaat het risico op sociale uitsluiting en vereenzaming.

Participatie gaat – in den brede – over het «meedoen» in het maatschappelijke verkeer. Het is belangrijk dat mensen contacten met familie, vrienden en buren kunnen onderhouden. Dat ze winkels en dienstverleners of recreatieve en culturele voorzieningen kunnen bezoeken. Dat ze (vrijwilligers)werk kunnen doen of andere mensen kunnen ondersteunen in hun participatie.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van verschillende wetten die gericht zijn op (de bevordering van de) participatie van mensen in diverse opzichten. Daarbij gaat het in het bijzonder om de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet investeren in jongeren (WIJ), die per 1 oktober 2009 in werking is getreden. Door verbindingen tussen deze wetten te leggen, kunnen nog meer mensen «meedoen» in de samenleving. Er zijn veel verbindingen mogelijk tussen de Wmo, Wwb, Wsw en de WIJ. In de praktijk blijken gemeenten ook al in meer of mindere mate gebruik te maken van de mogelijkheden om deze verbindingen te leggen om tot een integraal participatiebeleid te komen. Maar er is nog winst te behalen. Het is goed te onderzoeken hoe gemeenten gestimuleerd kunnen worden om hierin verantwoordelijkheid te nemen en de bestaande de mogelijkheden te benutten. Hierbij is het belangrijk dat gemeenten meer van elkaar kunnen en gaan leren.

In deze brief informeren wij u – overeenkomstig uw verzoek – daarom over de samenhang tussen de Wmo, Wwb, Wsw, en de WIJ. In het verlengde daarvan wordt met deze brief de motie Wolbert c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 31 795, nr. 27) uitgevoerd. Deze motie verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen, dat ertoe leidt dat mensen vanuit de Wwb in kunnen stromen als alfahulp en dat alfahulpen kunnen doorstromen naar andere functies in de zorg. Vanwege de relatie tussen deze motie en eerdere toezeggingen om de samenhang tussen genoemde wetten te beschrijven, gaan wij in voorliggende brief integraal op beide onderwerpen in.

Eerst beschrijven wij kort de samenhang en verbinding tussen de genoemde wetten. Hierbij wordt specifiek beschreven welke taken – op het terrein van de Wmo – gemeenten door werkzoekenden kunnen laten uitvoeren en hoe aanbieders gecontracteerd kunnen worden die bij de uitvoering werkzoekenden inzetten. Daarna geven wij voorbeelden van gemeentelijke praktijken die ook voor andere gemeenten een bron van inspiratie kunnen zijn. Tot slot wordt ingegaan op de vervolgacties die we voornemens zijn in gang te zetten.

a. Samenhang en verbindingen tussen Wmo, Wwb, Wsw en WIJ

De wetten

De Wmo heeft als doel om maatschappelijke participatie te stimuleren. In dat kader draagt de wet gemeenten onder meer op om mensen met een beperking in hun redzaamheid en maatschappelijke participatie te compenseren, door het bieden van ondersteuning, zodat zij kunnen meedoen. Daarbij gaat het om ondersteuning bij het voeren van een huishouden, het zich in en om het huis en lokaal kunnen verplaatsen en om ondersteuning bij het opbouwen van sociale contacten. Daarnaast hebben gemeenten onder meer de opdracht om de leefbaarheid van de wijk te verhogen, mantelzorgers te ondersteunen of om vrijwilligerswerk te bevorderen.

Gemeenten hebben met de Wwb de opdracht gekregen om de groep werkzoekenden met een bijstandsuitkering, niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een NAW uitkering, te ondersteunen bij het vinden van betaald werk. Vooral de werkzoekende met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt moeten soms eerst een langduriger traject of opleiding volgen. Dat traject kan gericht zijn op het wegnemen van belemmeringen of het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt. Voor sommige mensen zal betaalde arbeid niet tot de mogelijkheden behoren. Een zinvolle dagbesteding c.q. het doen van vrijwilligerswerk kan dan het doel voor de gemeente zijn.

Deze participatie-opdracht geldt ook voor een werkzoekende met een arbeidshandicap. Het kan gaan om een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke handicap. Op grond van de Wsw komt de werkzoekende bij voorkeur te werken in een gewoon bedrijf waarbij voorzien wordt in de noodzakelijke ondersteuning. Als dat niet mogelijk is, kan de werkzoekende in aanmerking komen voor een baan bij een bedrijf in de sociale werkvoorziening.

Met de Wmo, de Wwb en de Wsw hebben gemeenten, naast de opdracht om de uitvoering van deze wetten ter hand te nemen, op die terreinen ook de verantwoordelijkheden gekregen op beleidsmatig en financieel gebied.

Een integrale samenhangende benadering is daarbij van groot belang. Tegen deze achtergrond willen wij gemeenten uitnodigen en stimuleren om de kansen hiertoe te benutten. Veel gemeenten hebben er al voor gekozen om deze samenhangende benadering in de praktijk toe te passen. Wij zijn daarin bevestigd tijdens een inspirerende bijeenkomst met een aantal wethouders, eind augustus.

De voorbeelden van verbindingen die in deze brief aan de orde komen, kunnen worden gezien als aanpak of werkwijze, waarvan andere gemeenten gebruik kunnen maken. Het is niet de intentie om vanuit «Den Haag» een blauwdruk op te leggen. Het is niet op voorhand te zeggen dat een specifieke aanpak of werkwijze voor alle gemeenten participatieverhogend werkt. Daarbij zullen lokale factoren een belangrijke rol spelen.

Samenhang: algemene uitgangspunten

Door verbindingen te leggen tussen de Wmo, Wwb, Wsw en – waar het jongeren betreft – de WIJ, kunnen gemeenten zowel de arbeidsparticipatie als de maatschappelijke participatie in de samenleving (de zelfredzaamheid van de medemens en de sociale samenhang) bevorderen. Daarbij worden mensen met elkaar verbonden: jong en oud, mensen met en zonder beperking. Mensen met een uitkering en niet uitkeringsgerechtigden die zich bij de gemeente melden, kunnen helpen bij het uitvoeren van taken op het terrein van de Wmo.

Voor het begeleiden van werkzoekenden naar uiteindelijk betaalde arbeid kunnen gemeenten het instrument van de participatieladder gebruiken. Dit instrument maakt namelijk inzichtelijk op welk niveau van de ladder een persoon zich op dat moment, wat betreft maatschappelijke participatie, bevindt. Ook maakt deze ladder het groeipotentieel inzichtelijk. Sommige mensen leven nog geïsoleerd of hebben bijvoorbeeld moeite met sociale contacten buitenshuis. Anderen kunnen al wel meedoen aan georganiseerde activiteiten of bijvoorbeeld onbetaald werk. Hierbij kan door bijvoorbeeld het verrichten van, verschillende vormen van sociale activering of vrijwilligerswerk een volgende stap op de participatieladder worden gezet.

Uit de verschillende voorbeelden uit de gemeentelijke praktijk blijkt dat in het aanbod van voorzieningen op grond van de Wmo niet altijd een individuele professionele voorziening hoeft te worden geleverd, maar ook andere/collectieve voorzieningen kunnen worden aangeboden, waar ook werkzoekenden worden ingezet. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn:

– het voorkomen en tegengaan van eenzaamheid;

– het verrichten van kleine klusjes in en rond het huis die zelfredzaamheid verhogen en zorgen dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen;

– het ontlasten van mantelzorgers; bijvoorbeeld met een boodschappendienst, kinderopvang, hulp bij het huishouden;

– het verrichten van vrijwilligerswerk en het organiseren van activiteiten (bijvoorbeeld sport, computer en taalcursussen of onderstaande activiteiten in de wijk);

– het behouden/verbeteren van de leefbaarheid wijk/veiligheid in de buurt; wijkonderhoud, werkzaamheden in het groen.

Tijdens de genoemde wethoudersbijeenkomst werd – als het gaat om het implementeren van bovenstaande verbindingen – een aantal uitgangspunten en aandachtspunten genoemd.

Ten eerste dat het leggen van verbindingen lokaal maatwerk vereist. Om op een effectieve manier de gewenste verbinding tussen verschillende beleidsterreinen vorm te kunnen geven, is het van belang om de hulpbehoevende burgers in de gemeente te kennen: zowel hun mogelijkheden en beperkingen als hun behoeften. Ook een goede diagnose van de werkzoekende is essentieel. In beide gevallen betekent het dat daadwerkelijk contact met de burger vereist is.

Ten tweede werd benadrukt dat het van belang is om de samenhang tussen de beleidsterreinen van de Wmo en de Wwb goed te organiseren, bijvoorbeeld door dit op buurt- of wijkniveau vorm te geven. In dat kader werd een actieve regie benadrukt, waarbij één partij verantwoordelijk wordt gemaakt voor de organisatie van de dienstverlening. Ten derde werd aangegeven dat vaak langdurige begeleiding van de betrokken werkzoekenden nodig is om terugval te voorkomen. Ten slotte werd duidelijk dat er in de perceptie soms nog belemmeringen van financiële of juridische aard spelen bij het leggen van verbindingen tussen de Wmo, Wwb, Wsw en de WIJ. In de praktijk blijkt dat er meer mogelijk is dan vaak gedacht wordt. Betrokken wethouders gaven aan dat het eerst en vooral gaat om visie, ambitie en creativiteit.

b. Voorbeelden uit de praktijk

Uit de wethoudersbijeenkomst bleek dat er heel veel mogelijk is en dat er ook gemeenten zijn die die mogelijkheden benutten. In de praktijk zien we voorbeelden van verbindingen die – in grote lijnen – op de volgende manier kunnen worden gerangschikt:

1. Instroom van werkzoekenden in de functie van hulp bij het huishouden;

2. Jeugdigen krijgen werk/vervullen stageplek in de zorg of het welzijnswerk;

3. Werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt doen vrijwilligerswerk als onderdeel van re-integratietraject of sociale activering;

4. Mensen op de Wsw-wachtlijst worden geactiveerd met inzet van re-integratiemiddelen;

5. Integrale dienstverlening.

1 Instroom van werkzoekenden in de functie van hulp bij het huishouden

De (thuis)zorgsector moet nu en in de toekomst alle zeilen bijzetten om lang openstaande en/of onvervulde vacatures te voorkomen. Jaarlijks zijn rond de 15 000 mensen nodig als vervanging van het verloop in de thuiszorg. Met de vergrijzing voor de boeg worden deze aantallen alleen nog maar groter. Een voor de hand liggende verbinding is hiermee die tussen de hulp bij het huishouden, de thuiszorg en het opleiden van werkzoekenden voor deze functies. Maar ook voor andere werkzaamheden binnen de gemeente kunnen werkzoekenden worden opgeleid.

De motie Wolbert c.s. kan worden gezien als een goed voorbeeld van een verbinding die gemeenten kunnen leggen tussen de Wwb en de Wmo. We leggen de motie van Wolbert c.s. zo uit dat het gaat over de brede inzet van werkzoekenden als hulp bij het huishouden. Hoewel een functie als alfahulp ook van toepassing kan zijn, heeft een dienstverband van een thuishulp met een thuiszorginstelling hierbij praktische voordelen. Een dienstverband biedt immers meer zekerheden om een duurzaam economisch zelfstandig bestaan te waarborgen dan het aan de slag gaan als alfahulp. Daar komt bij dat met de wetswijziging van de Wmo i.v.m. de alfahulpen (Kamerstukken II, 31 795) bij natura alleen mensen met een dienstverband door thuiszorgaanbieders ingezet kunnen worden. Een alfahulp kan in het vervolg alleen bij het persoonsgebonden budget (pgb) door de burger zelf ingezet worden.

De selectie van mensen c.q. de matching van mensen die hulp krijgen en geven is bij dit alles van groot belang. De integrale eisen die aan de huishoudelijke hulp worden gesteld uit hoofde van het onlangs vastgestelde kwaliteitskader blijven onverkort van kracht. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag of de zorg en ondersteuning van voldoende kwaliteit is, maar ook of de hulpverlener de functie qua kennis en vaardigheden aan kan. Iemand die problemen heeft met het leggen van sociale contacten, stuur je niet zonder meer naar hulpbehoevende burgers toe. Ook hier is weer lokaal maatwerk van belang. Voor sommige mensen is een reguliere baan als hulp bij het huishouden nog te hoog gegrepen. Hiervoor kan een groeimodel worden gehanteerd. Deze groei kan zitten in de mate van contact met mensen en de mate van zelfstandig werken. Schoonmaakwerkzaamheden zonder direct contact met mensen, bij voorbeeld buiten werktijd op kantoor, en onder begeleiding kunnen een opstap zijn naar werkzaamheden bij mensen thuis.

Veel Wwb-uitkeringsgerechtigden kunnen na een cursus aan de slag als alfahulp of (liever nog) instromen bij een thuiszorgorganisatie. In de praktijk zien we dit op 2 manieren terug komen:

– door in het aanbestedingsbestek afspraken te maken over het opleiden van werkzoekenden als werknemer van de thuiszorg. Voorbeelden hiervan zien we bijvoorbeeld in Den Haag en de Drechtsteden.

– door mensen vanuit de gemeente naar een thuiszorgorganisatie te bemiddelen als hulp bij het huishouden. Dat zien we bijvoorbeeld in Apeldoorn terug.

In samenwerking met thuiszorgorganisatie Verian en Felua Groep Interstap heeft de gemeente Apeldoorn bijvoorbeeld met succes tientallen kandidaten kunnen bemiddelen. De mensen met een Wwb-uitkering komen gedurende een half jaar in dienst van de Felua Groep Interstap en worden gedetacheerd bij de thuiszorgorganisatie Verian. Binnen dit dienstverband werken ze maximaal 24 uur per week en maken ze dus geen deel meer uit van het uitkeringsbestand. Voordat de nieuwe hulpen bij het huishouden aan de slag gaan, krijgen ze in twee weken tijd een training in vakkundig huishoudelijk handelen. Na deze training ontvangt de deelnemer een certificaat en wordt hij of zij een half jaar begeleid. Na een succesvolle afsluiting van het halve jaar komen de kandidaten definitief in dienst bij Verian.

Gemeenten kunnen ook zelf vraag en aanbod naar alfahulpen bij elkaar brengen door te werken met een «pool» van alfahulpen. De gemeente kan mensen die hulp bij het huishouden via een alfahulp willen, op deze pool wijzen. Hierbij kan het werken als alfahulp als tussenstap naar een baan bij de thuiszorg worden gebruikt. Maar sommige werkzoekenden kunnen ook de voorkeur hebben om voor zichzelf te werken. Een apart plan van aanpak om alfahulpen/hulpen bij het huishouden naar de arbeidsmarkt te leiden – zoals wordt gevraagd in de motie Wolbert c.s. – ligt ons inziens niet in de rede. Ten eerste omdat er op dit vlak reeds veel gebeurt en er feitelijk geen belemmeringen zijn om mensen uit de Wwb de (thuis)zorg in te doen laten stromen. Ten tweede omdat gemeenten vaak een bredere benadering kiezen, juist vanuit het perspectief van maatwerk. Daar – in die breedte – wil het kabinet wel nadere actie ondernemen. Vooral om de reeds aanwezige kennis en opgedane ervaring op dit vlak breder te verspreiden. Daarin zullen ook de voorbeelden waarbij werkzoekenden als hulp bij het huishouden naar de arbeidsmarkt worden geleid aan de orde zijn.

2. Jeugdigen krijgen werk/vervullen stageplek in de zorg of het welzijnswerk

Het Sociaal akkoord van de Stichting van de Arbeid d.d. 25 maart 2009, richt zich op het voorkomen van werkloosheid, waaronder het voorkomen van jeugdwerkloosheid. De branche Verpleging en Verzorging Thuis (VVT) heeft aangegeven een bijdrage te leveren aan de beperking van de toename van de (jeugd)werkloosheid door middel van een aanpak die tevens een bijdrage levert aan het tegengaan van de toekomstige arbeidsmarktproblemen van de sector op de lange(re) termijn. Hun ambitie is om in twee jaar tijd (2009/2010) circa 6000 (jeugdige) werklozen of met werkloosheid bedreigde werknemers aan een baan in de branche te helpen. Het scholen en omscholen van jeugdigen is een belangrijk element van deze aanpak. Gemeenten hebben in dit kader een instrument en een aanspreekpunt (de zorgaanbieder c.q. de koepelorganisatie Actiz) in handen om jongeren te ondersteunen. Gemeenten kunnen bij jongeren scholing (leeraanbod, stages of werkervaringsplaatsen) inzetten.

3. Werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt doen vrijwilligerswerk als onderdeel van re-integratietraject of sociale activering

In Nederland heeft het vrijwilligerswerk traditioneel een grote betekenis in vele maatschappelijke sectoren. Het verbindt mensen onderling, draagt bij aan de kwaliteit van de samenleving en de persoonlijke ontwikkeling van de vrijwilliger zelf. In het licht van voorliggende brief kan vrijwilligerswerk bijdragen aan actieve participatie als onderdeel van een re-integratietraject als opstap richting de arbeidsmarkt. Ook kan vrijwilligerswerk een bijdrage leveren aan het voorkomen van uitval en verlies van expertise van degenen die hun baan verliezen.

Het zal duidelijk zijn dat ook bij vrijwilligerswerk gekeken moet worden naar de wensen en mogelijkheden van de vrijwilliger; bijvoorbeeld bij de wijze waarop en de plaats waar deze wordt ingezet. Sommigen hebben bijvoorbeeld begeleiding nodig bij het vrijwilligerswerk; sommigen scholing. Daarbij zij bedacht dat vrijwilligerswerk gewoon mooi, waardevol en leuk moet blijven; om te doen en om deze te ontvangen.

Zoals geschreven kunnen mensen die zich gedurende een tijdelijke werkloosheid voor de samenleving inzetten, hun arbeidsritme op peil houden; voor wanneer de vacatures voor betaalde arbeid weer aantrekken. Bovendien kunnen via vrijwilligerswerk nieuwe vaardigheden aangeleerd worden. Voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt kan het doen van vrijwilligerswerk een eerste stap naar een reguliere baan zijn. Door gebruik te maken van Elders Verworven Competenties (EVC-procedures) kunnen mensen kennis en ervaring officieel laten erkennen en vast laten leggen in een ervaringscertificaat. De gemeente Eindhoven heeft er zo bijvoorbeeld voor gekozen om een vrijwilligersloket op het UWV-Werkplein te situeren.

Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben vaak het geloof in zichzelf verloren, kennen hun eigen kracht niet meer en hebben de moed opgegeven ooit nog eens werk te vinden. Het terugwinnen van zelfvertrouwen is cruciaal voor de motivatie om weer actief te worden, zelf de regie weer te voeren en verantwoordelijk te zijn voor eigen handelen. Verschillende gemeenten hebben vanuit dit besef activeringscentra opgezet die uitgaan van de ontplooiing en activering van de uitkeringsgerechtigde. Zo hebben o.a. de gemeenten Alphen aan de Rijn, Almelo, Culemborg en Ede een maatschappelijk activeringscentrum ontwikkeld. Ook is er een empowerment programma in 25 gemeenten specifiek gericht op allochtone vrouwen, Duizend en één Kracht.

In Enschede wordt er naar gestreefd mensen op de participatieladder te laten stijgen door het activeringsproject POWER. Bij dit project krijgen de bewoners van de wijk Stroinkslanden Zuid (jong en oud), de mogelijkheid om hun kennis en kwaliteiten te laten zien en zich verder te ontplooien. Dit wordt gedaan door wijkbewoners zelf activiteiten en cursussen te laten organiseren, diensten te verlenen en samen te werken met verschillende organisaties. Het doel van Power is om mensen in Stroinkslanden Zuid te laten stijgen op de participatieladder. Medewerkers kunnen met dit project ervaring opdoen en mogelijk de stap naar betaald werk maken. Deelnemers kunnen door de activiteiten uit een isolement worden gehaald, doen sociale contacten buiten de deur op en kunnen meedoen aan de georganiseerde activiteiten. De diensten en activiteiten van een activeringscentrum zijn afhankelijk van de behoeften van wijkbewoners en het bestaande aanbod in de wijk. Op basis van interviews in de wijk hebben de medewerkers van Power gekozen voor het organiseren van de volgende activiteiten: Praatgroep Nederlands, Wandelen, Opstapcursus computerles, Naailes en thema-bijeenkomsten.

Een andere manier om mensen ervaring op te laten doen met werken is door ze in de gelegenheid te stellen om diensten op het gebied van wonen, zorg en wijk te verrichten. De aanpak voorziet in de zorgbehoefte van vooral ouderen en mensen met beperking zodat zij langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.

Ruim 4 jaar geleden startte de gemeente Tilburg in het noorden van de stad het Project Wonen Zorg Service in de Wijk (WZSW). WZSW biedt ouderen en mensen met beperkingen hulp bij klussen in huis, schoonmaak, boodschappen, tuinonderhoud en andere diensten. Het project is inmiddels ook in andere wijken in Tilburg actief.

In tien gemeenten in Midden-Brabant is een soortgelijk project aan de gang («Zorg om de hoek, werk om de hoek»). Hierbij gaat het om diensten op maat, variërend van eenvoudige reparatie of onderhoudswerkzaamheden tot ondersteuning bij verzorging en begeleiding of hulp bij sociale integratie.

De dienstverlening in de wijk gebeurt door mensen die in de wijk wonen.

Voor veel woonserviceverleners betekent het werken bij het project een eerste stap naar de arbeidsmarkt. Werkzoekenden en bijstandsgerechtigden krijgen een passend traject aangeboden om woonzorgservice te kunnen aanbieden. Inmiddels is in samenwerking met het ROC Midden Brabant en het ROC West-Brabant Vitalis College een opleiding Woonzorgserviceverlener op MBO 2 niveau ontwikkeld. Doordat de dienstverlening wordt uitgevoerd door mensen in de wijk, draagt het bij aan de leefbaarheid en de sociale cohesie.

In Den Haag wordt aan langdurig verslaafden een zinvolle dagbesteding geboden door hen eenvoudige werkzaamheden te laten verrichten met intensieve begeleiding en tegen een geringe financiële vergoeding. Het gaat vooral om opruim-, schoonmaak- en opknapwerk. Voor de verslaafden betekent dit het stimuleren van resocialisatie en het reduceren van crimineel gedrag. De wijk heeft er baat bij doordat zij met hun inzet bijdragen aan een schone, leefbare wijk. Het project wordt uitgevoerd in de wijken Schilderswijk, Regentessekwartier, Transvaal en Laak.

Een dergelijke benadering kan ook specifiek op zwerfjongeren worden toegepast.

4. Mensen op de Wsw-wachtlijst worden geactiveerd met inzet van re-integratiemiddelen

Met de wetswijziging Wsw die per 1 januari 2008 van kracht is geworden, zijn de mogelijkheden voor gemeenten om regie te voeren op de Wsw versterkt en is meer zeggenschap gecreëerd voor de doelgroep zelf, zodat het doel van de Wsw beter kan worden gerealiseerd. Tevens zijn met de wetswijziging maatregelen getroffen om de wachtlijstproblematiek te verzachten. Zo is geregeld dat gemeenten en het UWV re-integratiemiddelen mogen inzetten voor mensen op de Wsw-wachtlijst. Op deze manier kan voor onder andere Wwb-ers, inactiviteit en daarmee verslechtering van de arbeidsvaardigheden worden voorkomen. Uit onderzoek van de Inspectie voor Werk en Inkomen blijkt dat de meerderheid van de onderzochte gemeenten gebruik maakt van de nieuwe mogelijkheid om met inzet van re-integratiemiddelen mensen op de Wsw-wachtlijst een zogenaamd «voorschakeltraject» aan te bieden; in 53% van de onderzochte gemeenten worden re-integratiemiddelen van het UWV benut en in 77% van de onderzochte gemeenten worden re-integratiemiddelen van gemeenten ingezet. De resultaten van de volgende meting worden in het najaar verwacht.

5. Integrale dienstverlening

Een laatste vorm, waarbij de Wmo, Wwb, Wsw en de WIJ kunnen worden gekoppeld, is het werken met multidisciplinaire teams. Dit vanuit het startpunt dat er immers burgers zijn die te maken hebben met meervoudige problemen. Deze problemen vragen om gerichte actie opdat de burger zijn zelfstandigheid in de samenleving behoudt. Van gemeenten vraagt dit om een integrale aanpak van de problematiek.

De gemeente Leeuwarden biedt zo’n voorbeeld. De gemeente zet brede teams in die alle bewoners in bepaalde wijken bezoeken en noodzakelijke ondersteuning bieden Leeuwarden experimenteert zo om via de wijkgerichte aanpak, meer vraaggericht, integraal te werken. De gemeente Arnhem biedt een tweede voorbeeld. In Arnhem worden mensen «achter-de-voordeur» en in de wijk opgezocht door het inzetten van «participatiecoaches». Ook zij ervaren dat de problematiek van waaruit de ondersteuningsbehoefte voortkomt vaak multicausaal is. Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen die geen werk hebben en daarnaast laag zijn opgeleid en/of financiële of psychosociale problemen hebben. De ondersteuning gaat dan vooral om zaken die de weg vrij moeten maken om tot participatie of werk te komen. De bewoners die mee willen doen, worden ondersteund om maatschappelijk actief te worden en worden uitgedaagd om hun talenten in te zetten. Ook worden de bewoners ondersteund om daar waar dit mogelijk is, in beweging te komen richting werk. Zo wordt gewerkt aan zelfvertrouwen, zelfontplooiing en regie over het eigen leven.

Op de werkpleinen, waar UWV werkbedrijf en gemeenten samen werken, wordt vorm gegeven aan de integrale dienstverlening voor zowel werkzoekenden als werkgevers. Om de dienstverlening op de werkpleinen voor mensen met een arbeidsbeperking een impuls te geven, zal in het najaar een pilot van start gaan, naar aanleiding van het advies van de commissie fundamentele herbezinning Wsw. Op een aantal werkpleinen zullen projecten starten met, bij bewezen succes, landelijke uitrol als einddoel.

c. Vervolgacties

Uit het voorgaande blijkt dat gemeenten in de praktijk al in toenemende mate verbindingen weten te leggen tussen de verschillende wetten die participatie – in welke vorm dan ook – beogen te stimuleren. Het is nu belangrijk dat alle gemeenten (nog meer) gebruik gaan maken van de bestaande mogelijkheden daar waar dit de maatschappelijke participatie verder kan bevorderen. Participatie in de vorm van betaald werk stelt mensen in staat een zelfstandig bestaan te hebben. Een ieders deelname aan reguliere arbeid blijft het vertrekpunt, maar participatie anders dan betaald werk is eveneens van groot belang en biedt in het bijzonder mogelijkheden aan hen die geen plek in het reguliere arbeidsproces weten te verwerven. Mensen die zich inzetten voor een sportvereniging of de leefbaarheid in de buurt, of die als mantelzorger actief zijn, leveren ook een belangrijke bijdrage aan de sociale samenhang. Het verbinden van mensen zorgt tevens voor uitbreiding van het sociale netwerk en kan leiden tot verhoging van de mogelijkheden om in het sociale verkeer mee te doen.

Gemeenten geven aan dat er geen noemenswaardige juridische belemmeringen zijn in de vigerende weten regelgeving. In de kern gaat het bij het verbinden van de Wmo, Wwb, Wsw en de WIJ om bestuurders die hun politieke verantwoordelijkheid nemen. Die de regierol oppakken. Dat vraagt visie en ambitie. En lef: om de mogelijkheden van genoemde wetten te willen benutten.

Het is eerst en vooral aan gemeenten om hierbij lokaal maatwerk te bieden. Het wiel hoeft echter niet elke keer weer te worden uitgevonden. Gemeenten kunnen van elkaar leren. We willen gemeenten graag blijvend ondersteunen bij het vergaren van deze kennis. Blijvend omdat er de komende tijd naar verwachting veel nieuwe initiatieven zullen worden ontplooid op dit terrein. En omdat er meer bekend zal worden over wat voor welke groep en voor welk probleem wel werkt en wat niet. In het kader van het programma «Beter in meedoen» vindt een analyse plaats van de faal- en succesfactoren van verschillende van in deze brief genoemde projecten.

Daarnaast zullen wij lokale bestuurders uitdagen om de beschikbare kennis ten volle te benutten. Zoals dat bijvoorbeeld gebeurde tijdens het Wmo-congres op 24 september jl., waar een visie op Welzijn Nieuwe Stijl werd gepresenteerd. Tijdens dat congres werd het programma «Wmo en route» gepresenteerd, waarbij de mogelijke verbindingen tussen de Wmo en haar zusterwetten een van de thema’s is.

Naast het beschikbaar stellen van goede voorbeelden op de website www.invoeringwmo.nl is het zaak dat gemeenten elkaar meer actief opzoeken. De VNG heeft dat ook onderkend en onlangs een gemengde commissie van W&I en Wmo-wethouders ingesteld om de samenhang op het terrein van Wwb en Wmo verder actief te bevorderen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XNoot
1

Samen Werken, Samen Leven, Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, 7 februari 2007.

Naar boven