Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29532 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29532 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten te wijzigen teneinde provincies en gemeenten de mogelijkheid te bieden, de afstemming van de ruimtelijke problematiek in een – door de provincie bepaald – gebied met stedelijke kenmerken te realiseren door de instelling van een openbaar lichaam waaraan bij wet taken worden toegekend;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
In hoofdstuk XI wordt het opschrift «§ 3. Slotbepalingen» gewijzigd in:
Hoofdstuk XII. Slotbepalingen
Hoofdstuk XI komt te luiden:
Onder «plusregio» wordt verstaan een regionaal openbaar lichaam met wettelijke taken, dat op uitnodiging van gedeputeerde staten door de besturen van gemeenten in een gebied met stedelijke kenmerken bij gemeenschappelijke regeling is ingesteld met het oog op de oplossing van de regionale afstemmingsproblematiek.
Indien een plusregio in meer dan één provincie is gelegen, oefenen gedeputeerde staten onderscheidenlijk provinciale staten van de provincie waarin de plusregio is gevestigd, de bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet met betrekking tot plusregio's aan gedeputeerde staten onderscheidenlijk provinciale staten zijn toegekend. Bedoelde organen plegen daaromtrent overleg met de desbetreffende organen van de andere provincie en delen genomen besluiten met betrekking tot de plusregio onverwijld mee aan deze organen.
§ 2 Totstandkoming, wijziging en opheffing
1. Op gezamenlijk verzoek van besturen van gemeenten in een stedelijk gebied kunnen gedeputeerde staten hen uitnodigen een plusregio in te stellen, indien gedeputeerde staten van oordeel zijn dat instelling van een plusregio bijzonder aangewezen is vanwege de ruimtelijke afstemmingsproblematiek in dat gebied, ten gevolge van beleidsopgaven terzake van volkshuisvesting, bedrijfsvestiging, verkeer en vervoer, recreatie of stedelijk groen.
2. Bij hun verzoek kunnen de besturen kenbaar maken welke andere gemeenten zij bij de instelling betrokken willen zien.
3. Gedeputeerde staten kunnen wat betreft de uit te nodigen gemeentebesturen afwijken van het verzoek, na overleg met de besturen van de gemeenten die bij het verzoek of de uitnodiging zijn betrokken.
4. Gedeputeerde staten maken hun besluit omtrent het verzoek binnen 26 weken na ontvangst van het verzoek openbaar op de in de provincie gebruikelijke wijze.
Indien naar hun oordeel instelling van een plusregio bijzonder aangewezen is, en zij geen verzoek als bedoeld in artikel 106, eerste lid ontvangen, treden gedeputeerde staten in overleg met de desbetreffende gemeentebesturen, waarna zij de deelnemers aan het overleg een uitnodiging als bedoeld in artikel 106, eerste lid, kunnen doen toekomen.
1. De besturen van de gemeenten die een uitnodiging als bedoeld in artikel 106, eerste lid, hebben ontvangen, treffen binnen 26 weken een gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio wordt ingesteld.
2. De regeling wordt gezonden aan gedeputeerde staten en aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt een register van alle gemeenschappelijke regelingen waarbij een plusregio is ingesteld in overeenstemming met de uitnodiging, bedoeld in artikel 106, eerste lid.
2. De regeling waarbij een plusregio is ingesteld, treedt niet in werking dan na opneming in het register. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet van de opneming in het register mededeling in de Staatscourant.
3. In het register wordt van iedere plusregio in ieder geval vermeld welke gemeenten daarvan deel uitmaken, het adres en de plaats van vestiging, welke taken en bevoegdheden bij een andere dan deze wet aan die plusregio zijn opgedragen en welke taken en bevoegdheden bij provinciaal besluit aan die plusregio zijn overgedragen.
1. Tot toetreding tot, uittreding uit of opheffing van een plusregio wordt niet besloten dan na een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten en, indien bij wet één of meer bevoegdheden of taken aan de plusregio zijn opgedragen, van Onze Ministers wie het aangaat.
2. De artikelen 107, 108, tweede lid, en 109, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit als bedoeld in het eerste lid.
1. In afwijking van artikel 13, eerste en tweede lid, kan in een regeling worden bepaald dat als lid van het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam tevens kunnen worden aangewezen degenen die voorkomen op de kandidatenlijsten voor de laatst gehouden verkiezingen van de raden van de gemeenten die een plusregio vormen, maar niet raadslid zijn. Op deze bestuursleden zijn de artikelen 12 tot en met 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van artikel 13, negende lid, kan het algemeen bestuur een voorzitter aanwijzen van buiten de kring van het algemeen bestuur.
3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, is artikel 21 op de voorzitter niet van toepassing. Bij of krachtens regeling van het algemeen bestuur, wordt in ieder geval de bezoldiging van de voorzitter geregeld.
4. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid zijn de artikelen 66, tweede tot en met vierde lid, en 67 tot en met 71 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
1. In een regeling kan worden bepaald dat het algemeen bestuur van de plusregio commissies kan instellen ter behartiging van een of meer belangen van een deel van de gemeenten in die plusregio. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling.
2. De artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, en 25, derde tot en met zevende lid, van deze wet en de artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 4 Het opleggen van een regeling
Bij een oplegging als bedoeld in deze paragraaf treedt artikel 114 in de plaats van hoofdstuk X.
1. Indien niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 108, eerste lid, door de besturen van de desbetreffende gemeenten een regeling aan gedeputeerde staten is gezonden, kunnen gedeputeerde staten besluiten binnen 13 weken een regeling op te leggen.
2. Gedeputeerde staten zenden een afschrift van de opgelegde regeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Het bestuur van een gemeente in een plusregio verleent zijn medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de plusregio neemt in verband met de uitoefening van de aan dat bestuur opgedragen bevoegdheden.
2. Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel van het dagelijks bestuur van de plusregio de in het eerste lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het dagelijks bestuur zelf ten laste van de betrokken gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.
3. Alvorens over te gaan tot toepassing van het tweede lid, wordt het bestuur van de betrokken gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.
1. Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten het bestuur van een plusregio tekort schiet in de uitoefening respectievelijk uitvoering van een aan dat bestuur krachtens de regeling of bij of krachtens de wet op- of overgedragen bevoegdheid of taak, kunnen zij aan dat bestuur een aanwijzing geven die inhoudt dat het bestuur die bevoegdheid of taak uitoefent respectievelijk uitvoert op de wijze als in de aanwijzing bepaald.
2. De aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat gedeputeerde staten het bestuur van de plusregio hebben gehoord.
3. Bij de aanwijzing stellen gedeputeerde staten een termijn binnen welke het bestuur van de plusregio aan de aanwijzing moet voldoen.
4. Indien het bestuur van de plusregio niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, aan de aanwijzing voldoet, oefenen respectievelijk voeren gedeputeerde staten de desbetreffende bevoegdheid of taak uit namens dat bestuur en ten laste van de plusregio.
1. Onze Minister wie het aangaat, kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedeputeerde staten uitnodigen toepassing te geven aan artikel 116, eerste lid. De uitnodiging vermeldt de termijn binnen welke een aanwijzing dient te worden gegeven.
2. Indien gedeputeerde staten aan de uitnodiging geen gevolg geven, wordt de aanwijzing gegeven door Onze Minister wie het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Artikel 116, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Een regeling voorziet erin dat het algemeen bestuur van de plusregio ter behartiging van de economische ontwikkeling van de plusregio ten minste:
a. periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie opstelt;
b. het beleid aangeeft ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen de zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties;
c. de hoofdlijnen vaststelt van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme.
1. Een regeling voorziet in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een plusregio voorschriften te geven met betrekking tot het door de gemeenten in die regio verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de gemeenten in de regio.
2. Een regeling voorziet tevens in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een plusregio gebieden aan te wijzen, ten aanzien waarvan dat bestuur kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van de gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het bestuur van die regio kan plaatsvinden.
3. Een regeling voorziet voorts in de bevoegdheid van het bestuur van een plusregio voorschriften te geven met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de in het eerste en het tweede lid bedoelde gronden.
In afwijking van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, kan aan het bestuur van een plusregio de bevoegdheid tot heffing van de baatbelasting, genoemd in artikel 222 van de Gemeentewet, worden overgedragen.
1. Een geschil omtrent de uitnodiging van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 106, eerste lid, wordt beslist door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Indien het geschilpunt daartoe aanleiding geeft, beslist hij in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat.
2. De termijn, genoemd in artikel 108, eerste lid, wordt opgeschort totdat op het geschil is beslist.
Indien het bestuur van een gemeente in een plusregio beroep instelt tegen een besluit van het bestuur van de plusregio, is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Tegen een besluit als bedoeld in artikel 114 en tegen een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 116, eerste lid, en 117, tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In een regeling kan worden bepaald dat artikel 28 niet van toepassing is. In dat geval voorziet de regeling anderszins in de beslechting van geschillen als bedoeld in artikel 28, eerste lid.
Artikel 107 van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het provinciebestuur kan bevoegdheden van regeling en bestuur, gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet, voor het gebied van een of meer gemeenten, van plusregio's als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen of waterschappen overdragen aan de besturen van die gemeenten, plusregio's of waterschappen voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die besturen daarmee instemmen.
2. In het derde lid wordt voor «waterschappen» ingevoegd: plusregio's en.
3. In het achtste lid wordt voor «waterschap» ingevoegd: plusregio of.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Indien een provinciebestuur besluit een bevoegdheid over te dragen aan een plusregio, zendt het een afschrift van dat besluit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In artikel 1, onder d, van de Wet op het BTW-compensatiefonds wordt «een regionaal lichaam als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Kaderwet bestuur in verandering» vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat.
De Huisvestingswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2 worden het derde tot en met vijfde lid vervangen door een nieuw lid, luidende:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid treedt het algemeen bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de toepassing van die leden in de plaats van de gemeenteraad.
Artikel 3, derde lid, komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid treedt het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de toepassing van die leden in de plaats van burgemeester en wethouders.
Artikel 60g komt te luiden:
Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, treedt voor de toepassing van de artikelen 60c, 60e en 60f in de plaats van gedeputeerde staten.
Artikel 88 van de Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat wordt gelijkgesteld met een provincie voor de toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen, alsmede voor de artikelen 41, 51, 53 en 54. De gelijkstelling vindt toepassing:
– voor de locaties waarvoor de plusregio rechtstreeks middelen van het Rijk ontvangt voor de in artikel 76, eerste lid omschreven activiteiten, en
– indien de in deze artikelen bedoelde bevoegdheden aan de plusregio bij algemene maatregel van bestuur zijn overgedragen.
2. In het vierde lid wordt «het gebied van het openbaar lichaam» vervangen door: die plusregio.
3. In het zesde en zevende lid wordt «het regionaal openbaar lichaam» telkens vervangen door: de plusregio.
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.15a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het algemeen bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat kan een regionaal milieubeleidsplan vaststellen, dat met het oog op de bescherming van het milieu richting geeft aan beslissingen tot het nemen waarvan de bevoegdheid bij of krachtens de wet aan een orgaan van dat lichaam is toegekend.
2. In het tweede lid wordt «het gebied van het regionaal openbaar lichaam» vervangen door: de plusregio.
In het eerste lid van artikel 4.15b wordt «een regionaal lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering,» vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat,.
De artikelen 8.2a en 8.2b vervallen.
In artikel 12.1, tweede lid, komt de laatste volzin te luiden: De maatregel heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen waarvoor gedeputeerde staten van de provincie krachtens artikel 8.2 bevoegd zijn te beslissen op een aanvraag om een vergunning.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 19, eerste lid, wordt «een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan» vervangen door: een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan.
Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. regionaal openbaar lichaam: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat;.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. samenwerkingsgebied: het grondgebied van een regionaal openbaar lichaam.
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 51a van de Woningwet komt te luiden:
Indien een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat is begrepen in een regionaalstructuurplan, horen gedeputeerde staten tevens het dagelijks bestuur van die plusregio alvorens zij besluiten omtrent de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 50.
Artikel 81 van de Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «gemeenten» ingevoegd: , plusregio's als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2. In het derde lid wordt na «een gemeente» ingevoegd: of aan een plusregio.
3. In het vierde lid wordt «onderscheidenlijk» vervangen door: , het algemeen bestuur van een plusregio of.
4. In het zesde lid wordt na «De gemeenteraad» ingevoegd: , het algemeen bestuur van een plusregio.
Artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. De aanhef komt te luiden: Voor de openbare lichamen als bedoeld in het eerste lid is de onderhavige wet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat:.
3. In onderdeel c wordt «het samenwerkingsgebied» vervangen door: het gebied van het regionaal openbaar lichaam.
4. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Het bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, stelt een regionaal verkeers- en vervoerplan vast, dat richting geeft aan de voor het gebied van dat regionaal openbaar lichaam te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. Het bestuur neemt hierbij de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan in acht.
In artikel 1, onderdeel bb, van de Tracéwet wordt «een regionaal lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering» vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat;.
In artikel 28 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt «een openbaar lichaam ingesteld krachtens de Kaderwet bestuur in verandering» vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat.
In artikel 1, onderdeel i, van de Wet infrastructuurfonds wordt «krachtens de Kaderwet bestuur in verandering ingesteld regionaal openbaar lichaam» vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat.
De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel b, wordt «een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering» vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat;.
In artikel 20, eerste lid, wordt in de eerste volzin «een samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet bestuur in verandering» vervangen door «een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat» en komt de tweede volzin te luiden: De concessies in die plusregio's worden verleend, gewijzigd of ingetrokken door het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio.
In artikel 21 wordt «de samenwerkingsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet bestuur in verandering» vervangen door:de plusregio's, bedoeld in artikel 20.
Artikel 121, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien een plusregio als bedoeld in artikel 20 wordt opgeheven, zijn de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die de plusregio vormden, bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor openbaar vervoer ten behoeve van die gemeenten, voor zover zij daartoe door Onze Minister zijn aangewezen.
In artikel 1 van de Wet van 24 april 1991, houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat wordt na «gemeente» ingevoegd: dan wel aan een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat,.
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2001 ingediende voorstel van Wet op de jeugdzorg (Kamerstukken I 2003/04, 28 168, nr. 267 herdruk) tot wet wordt verheven en in werking treedt op een eerder tijdstip dan of op hetzelfde tijdstip als deze wet, dan komt artikel 2 te luiden:
Indien een provinciebestuur de bevoegdheden inzake de uitvoering van zijn taken in het kader van de jeugdzorg heeft overgedragen aan het bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, onderscheidenlijk 's-Gravenhage deel uit maakt, wordt dat bestuur voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met het provinciebestuur.
Indien voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, een aanvraag om een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is ingediend bij het dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering en op die aanvraag nog niet is beslist, wordt op de aanvraag beslist door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen. De behandeling van de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders voortgezet in de staat waarin zij zich bevindt.
1. De Kaderwet bestuur in verandering wordt ingetrokken.
2. Een gemeenschappelijke regeling, getroffen krachtens de Kaderwet bestuur in verandering, geldt met ingang van 1 januari 2005 als een regeling, tot stand gekomen op basis van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
3. Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in het tweede lid wijzigt binnen 8 weken na inwerkingtreding van deze wet de gemeenschappelijke regeling voor zover dat noodzakelijk is in verband met de inwerkingtreding van deze wet. De gewijzigde regeling wordt gezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die de regeling opneemt in het register, bedoeld in artikel 109, eerste lid, en aan gedeputeerde staten.
Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2005.
Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet Wgr-plus.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29532-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.