29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 490 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2024

Op 18 december jl. (Kamerstuk 29 521, nr.464) heb ik toegezegd uw Kamer voor de zomer van 2024 te informeren over de voortgang over de toezegging een loket (vanaf hier: meldpunt) in te richten waar partijen vermoedens van burgerslachtoffers kunnen melden. De instelling van dit meldpunt is in lijn met de verhoogde transparantie die onderdeel is van het Stappenplan inzake burgerslachtoffers bij inzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet (Kamerstuk 29 521, nr. 442). Hierbij informeer ik uw Kamer dat het meldpunt voor het eind van 2024 wordt ingesteld.

Het meldpunt is bedoeld als specifiek loket voor ngo’s en slachtoffers/nabestaanden om (met terugwerkende kracht) vermoedens van burgerslachtoffers en ernstige materiële nevenschade bij Nederland te melden. Ook andere partijen kunnen zich tot het meldpunt richten. Zoals reeds beschreven in de Kamerbrief van 18 december jl. zal Nederland bij toekomstige artikel 100 inzetten zich inspannen om voor aanvang van een Nederlandse bijdrage een coalitiemeldpunt in te stellen.

Tevens wordt de interne structuur om meldingen van burgerslachtoffers in behandeling te nemen beter vastgelegd in interne regelgeving. Vanaf het moment van instellen zal het meldpunt fungeren als de centrale plek in de organisatie waar alle bij Defensie bekende gevallen van burgerslachtoffers en/of ernstige materiële nevenschade worden geregistreerd. Dit komt de monitoring en evaluatie van toekomstige Nederlandse artikel 100 inzetten ten goede. Daarnaast wordt voor het adequaat in behandeling nemen van meldingen tevens extra personele capaciteit en expertise geworven.

Tot slot maak ik tevens van de gelegenheid gebruik om u te informeren dat Defensie de mogelijkheden in kaart brengt om op vrijwillige basis bij te dragen aan de medische noden van kinderen die getroffen zijn door de Nederlandse wapeninzet op 2–3 juni 2015 te Hawija, Irak. Uw Kamer zal hier nader over worden geïnformeerd. Dit voornemen moet los worden gezien van de rechtszaak over Hawija en wordt overwogen omdat de Staat de onvoorziene en uitzonderlijke gevolgen van deze specifieke wapeninzet ten zeerste betreurt en zich verantwoordelijk voelt, ongeacht het antwoord op de juridische vraag naar aansprakelijkheid.

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

Naar boven