29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 241 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE, VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2014

Tijdens het debat van 12 december jl. (Handelingen II 2013/14, nr. 36, item 10) inzake onze deelneming aan de UN Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA), heeft het kabinet uw Kamer een brief toegezegd over de transporthelikoptercapaciteit van MINUSMA. Hierbij doen wij deze toezegging gestand. Tevens gaan wij in op de stand van zaken van de ontplooiing en de kosten van de Nederlandse bijdrage.

Zoals de Commandant der Strijdkrachten en de Minister van Defensie tijdens de technische briefing op 29 november en het debat op 11 en 12 december hebben toegelicht, is de beschikbaarheid van helikopters voor medische evacuatie noodzakelijk. Voor logistieke ondersteuning en tactische mobiliteit is de beschikbaarheid van transporthelikopters wenselijk. Een aantal ontwikkelingen laat thans zien dat de medische evacuatie per helikopter niet onafgebroken kan worden gegarandeerd.

Op dit moment heeft MINUSMA de beschikking over drie gehuurde civiele transporthelikopters voor medische evacuatie. Deze toestellen kunnen ’s nachts alleen op vliegvelden landen. Ook kunnen zij niet onder gevechtsomstandigheden worden ingezet. De toestellen beschikken immers niet over beschermings-middelen tegen beschietingen. Hierdoor is hun inzetbaarheid beperkt. Dit strookt niet met het dreigingsbeeld. In Noord-Mali houden zich, zoals bekend, diverse jihadistische groeperingen op die met onder meer anti aircraft artillery en Man Portable Air Defense Systems helikopters kunnen beschieten. Sinds de aanvang van de Franse operatie SERVAL zijn verscheidene helikopters beschoten.

De tot dusver aan de VN aangeboden militaire helikopters bieden voorts onvoldoende kwaliteit. Zij hebben net als de eerder genoemde civiele toestellen beperkingen bij nachtelijk optreden en kunnen zich evenmin beschermen tegen beschietingen. Een intensieve zoektocht van de VN heeft geen Westerse leverancier van transporthelikopters opgeleverd. Ook Nederland heeft actief andere landen benaderd maar uiteindelijk zonder resultaat. Het ontbreken van militaire transporthelikopters van de juiste kwaliteit is overduidelijk een military shortfall van MINUSMA.

Zoals vastgelegd in de overeenkomst tussen de VN en Frankrijk kunnen helikopters van operatie SERVAL in noodgevallen («in extremis») vluchten uitvoeren voor MINUSMA. Operatie SERVAL kan echter alleen toestellen beschikbaar stellen als zij zelf geen operaties uitvoert. Feit is dat de helikopters van operatie SERVAL vier tot zes dagen per maand op een andere locatie worden ingezet.

De risico’s van een ontoereikende medische evacuatiecapaciteit hebben het kabinet doen besluiten alsnog drie Chinook transporthelikopters aan het Nederlandse contingent voor MINUSMA toe te voegen. Nederland biedt de helikopters aan voor medische evacuatie, transporttaken en tactische mobiliteit. De personele bijdrage wordt met ongeveer 70 militairen uitgebreid voor het helikopterdetachement, inclusief ondersteuning. De additionele uitgaven bedragen € 44,35 miljoen voor de gehele periode, dat wil zeggen inclusief ontplooiing, redeployment, herstel van materieel en de (na)zorg voor de militairen. Dit bedrag komt ten laste van de HGIS.

Voor de ontplooiing van de Chinook helikopters moeten ter plaatse aanvullende infrastructurele maatregelen worden getroffen. De toestellen zullen derhalve later arriveren dan de overige eenheden en naar verwachting in oktober volledig inzetbaar zijn. Tot die tijd zullen Nederlandse eenheden alleen op grotere afstand van Gao opereren als de medische evacuatie door de helikopters van operatie SERVAL is gegarandeerd.

Inmiddels zijn Nederlandse stafofficieren in Bamako begonnen met hun werkzaamheden en is een genie-eenheid actief in Gao met de bouw van het Nederlandse kamp. Het zeetransport van Nederlands materieel voor Gao, dat door de VN wordt verzorgd, is vertraagd. Het desbetreffende schip is op 19 maart jl. vanuit de Eemshaven vertrokken. Naar verwachting arriveren de eerste operationele eenheden in de tweede helft van april in Mali. Omstreeks die tijd zal het materieel ook ter plaatse zijn. De opbouw van het kamp en van de personele sterkte vergt dan nog enige tijd. Eind mei zullen de Nederlandse eenheden volledig inzetbaar zijn.

In de afgelopen maanden is Gao een aantal maal doelwit geweest van indirecte beschietingen. Zo zijn op 7 maart jl. twee raketten in de richting van het vliegveld afgeschoten. Tot op heden is er geen sprake van slachtoffers of ernstige schade, maar het is de verwachting dat de frequentie van de beschietingen zal toenemen. Tegen deze achtergrond is alsnog besloten de Nederlandse militairen in beschermende containers te huisvesten in plaats van in tenten. Ook de Franse eenheden, die al langere tijd in Mali verblijven, stappen daarom over op containers. Deze aanvullende maatregel kost eenmalig € 13,8 miljoen in 2014. Deze additionele uitgaven komen ten laste van de HGIS.

Financiën

De uitgaven voor de transporthelikopters (2014–2016) bedragen € 44,35 miljoen en voor de beschermende containers € 13,8 miljoen. Samen gaat het om € 58,15 miljoen, waarmee het totaalbudget voor MINUSMA € 215,15 miljoen bedraagt. Deze additionele uitgaven komen ten laste van de HGIS.

De kostenramingen kunnen de komende tijd overigens nog fluctueren. Zo zijn de kosten van voedsel en water, en infrastructurele werkzaamheden hoger dan eerder voorzien. Naar verwachting blijft dit echter binnen de marges van het verhoogde budget. Wij zullen uw Kamer hierover via de reguliere voortgangsrapportages op de hoogte houden.

Zoals bij VN-missies het geval is, komt Nederland in aanmerking voor restitutie door de VN van een deel van de additionele uitgaven. De gesprekken met de VN zijn nog gaande. Deze restitutie is derhalve nog niet verdisconteerd in de genoemde bedragen.

Tot slot, in verband met de vertraging van de ontplooiing zal de eerste rapportage niet in april maar in mei worden aangeboden.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven