Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 29521 nr. 215 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 29521 nr. 215 |
Vastgesteld 4 december 2013
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Veiligheid en Justitie over de brief van 1 november 2013 over houdende de Artikel 100 brief over een Nederlandse bijdrage aan de UN Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) (Kamerstuk 29 521, nr. 213).
De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 27 november 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Eijsink
De griffier van de commissie, Van Toor
Vraag 1, 24, 64, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 110, 210, 245, 364, 368 en 370
Vraag 1
De minister van Buitenlandse Zaken verwees tijdens de persconferentie op 1 november onder meer naar het op gang brengen van «een verzoeningsproces tussen Noord en Zuid[-Mali]» en naar «een Mali dat over 10 jaar op zijn eigen benen moet staan». Wil het kabinet de missie langs deze succesfactoren definiëren? Is in dat geval geen sprake van «overpromise» en «underdeliver»? Zou het niet beter zijn de Nederlandse missie, die in hoofdzaak een verkennings- en inlichtingentaak heeft, langs die criteria te beoordelen en wel na twee jaar? Zouden niet juist concrete en verifieerbare criteria, zoals bijvoorbeeld het neerzetten van een zelfstandige inlichtingen- en verkenningscapaciteit die bijdragen aan het welslagen van de gehele MINUSMA-missie, de uitgangspunten van succes van de Nederlandse bijdrage moeten zijn?
Vraag 24
Definieert u de missie als geslaagd «als er een stevig bestuur is en het land geen vrijhaven meer is voor terroristen, als het land geen doorvoerroute meer is voor criminelen richting de Middellandse Zee en Europa en als de bevolking van Mali zich beschermd voelt», zoals aangegeven door de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de persconferentie van 1 november 2013? Zo neen, wanneer is de missie voor u geslaagd?
Vraag 64
Wanneer zal men spreken van een succesvolle missie? Wat is het beoogde einddoel van de missie in concrete doelstellingen?
Vraag 75
Het kabinet zal halverwege 2015 een evaluatie opstellen om een besluit te nemen over de beëindiging dan wel verlenging van de Nederlandse bijdrage na 2015 mocht MINUSMA dan nog bestaan. Is het kabinet ook voornemens binnen deze evaluatie te kijken naar belangrijke aspecten van deze missie – bv de Humanitaire Ruimte en de samenwerking tussen militair-humanitair én de bescherming van vrouwen en integratie van vrouwen in het vredesproces – om de besluitvorming mede hiervan te laten afhangen?
Vraag 77
Kan worden toegelicht op welke wijze de Nederlandse bijdrage de effectiviteit van MINUSMA «aanzienlijk» zal vergroten? Wat zijn de verwachte output, outcome en impact van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA? Op welke wijze zullen deze worden gemeten?
Vraag 78
Wat zijn de verwachte output, outcome en impact van de VN-missie MINUSMA in Mali? Op welke wijze zullen deze worden gemeten?
Vraag 79
Kan worden aangegeven op basis van welke criteria en meetbare resultaten het kabinet halverwege 2015 de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA zal evalueren? Zal deze evaluatie SMART worden uitgevoerd?
Vraag 80
Van welke factoren en/of successen is verlenging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA na 2015 afhankelijk?
Vraag 81
Welke voorwaarden worden gesteld aan eventuele voorzetting van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie vanaf eind 2015?
Vraag 82
Waarom is er niet voor gekozen om een duidelijke einddatum voor de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA vast te stellen?
Vraag 110
Op welke wijze zal de steun voor het herstel van staatsgezag worden gemeten? Is er al een nulmeting beschikbaar?
Vraag 210
Welke doelen heeft het kabinet verbonden aan de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA ten aanzien van 1) Defense, 2) Diplomacy, 3) Development? Zal Nederland deze doelen SMART evalueren?
Vraag 245
Waarom is het «Integrated Strategic Framework» nog niet gereed? Op basis van welk afspraken en doelstellingen werken verschillende VN-organisaties tot die tijd samen?
Vraag 364
Hoe wordt de effectiviteit van de inlichtingenketen van MINUSMA gemeten? Heeft er een nulmeting plaatsgevonden zodat aan het einde van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA kan worden vastgesteld welke voortgang er is geboekt? Zo nee, waarom niet?
Vraag 368
Op welke manier zullen de Malinese overheid en andere lokale actoren nauw worden betrokken bij de contextanalyses en nulmetingen (naast de VN-regels voor result-based management)?
Vraag 370
Wanneer is wat de regering betreft het doel van de missie, en in het bijzonder de Nederlandse bijdrage daarin bereikt? Wat is het beoogd effect?
Antwoord op vraag 1, 24, 64, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 110, 210, 245, 364, 368 en 370
De verantwoordelijkheid voor het bepalen van de strategie, het vaststellen van operationele doelstellingen en het meten van de voortgang ligt bij de missie en de VN in New York. De VN rapporteert elke drie maanden over de voortgang die de missie boekt in een rapport van de Secretaris-Generaal van de VN aan de VN Veiligheidsraad.
MINUSMA heeft het mandaat in zijn begroting (2013–2014) verder uitgewerkt in vier prioritaire doelstellingen: 1) politieke verzoening, 2) stabilisatie in het noorden, 3) bescherming van burgers, mensenrechten en justitie (inclusief internationale berechting) en 4) herstel van Noord-Mali (early recovery). De verwachting is dat de begroting voor het einde van het jaar wordt bekrachtigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Daarnaast werkt MINUSMA op dit moment aan een intern planningsdocument, het Integrated Strategic Framework (ISF). Het opstellen en uitvoeren van een dergelijk document is een vereiste in de procedure voor resultaat-georiënteerd management van de VN (het Integrated Mission Planning Process). In dit proces werkt de VN-missie de hierboven genoemde prioriteiten uit in actieplannen. Hiervoor is per doelstelling een multidisciplinaire taakgroep ingesteld, waaraan ook andere in Mali actieve VN-organisaties deelnemen. Nulmetingen worden uitgevoerd door de verantwoordelijke afdelingen binnen MINUSMA, dan wel door of in nauwe afstemming met een zuster- of partnerorganisatie. Als een nulmeting nog niet beschikbaar is, zal dat de eerste stap zijn in de uitvoering van het genoemde actieplan. MINUSMA hoopt de actieplannen eind dit jaar en het ISF begin 2014 af te ronden. Gezien de complexiteit van het planningsproces, in het bijzonder de noodzaak om alle betrokken actoren te betrekken, en de nog beperkte bezetting binnen MINUSMA, zal het de missie niet lukken om het ISF eerder af te ronden.
De overgangsregering van Mali heeft in 2012 met de VN en andere ontwikkelingsorganisaties een ontwikkelingsplan opgesteld en ondertekend. Dat is bekrachtigd door de nieuwe regering en loopt tot eind 2014. In de loop van 2014 wordt het ontwikkelingsplan vernieuwd en moet het resulteren in een vijfjarenplan. MINUSMA betrekt de overheid waar nodig en mogelijk bij de uitvoering van het mandaat, ook op het lokale niveau en ten aanzien van specifieke thema’s (bijv. kinderbescherming, mensenrechten). Voor het verzoeningsproces tussen het zuiden en noorden van Mali is nauw contact met de overheid cruciaal. In dit kader is er ook veelvuldig contact tussen MINUSMA-troepen en het Malinese leger in het veld.
Het meten van resultaten van de Nederlandse bijdrage is zeer complex. De missie wordt uitgevoerd in een complexe omgeving met vele actoren en externe factoren. Resultaten of ontwikkelingen vallen in dergelijke omstandigheden vaak niet toe te schrijven aan de Nederlandse inzet. Daarnaast hanteert MINUSMA, net als andere internationale missies, veelal kwalitatieve doelstellingen die per definitie moeilijk meetbaar zijn. Ondanks deze beperkingen hechten ook de VN en MINUSMA sterk aan resultaatmeting en worden indicatoren, benchmarks en (tussen)doelen ontwikkeld en toegepast.
De resultaten van de Nederlandse inzet worden in het systeem voor resultaatmeting van de VN en de rapportage van de SGVN aan de Veiligheidsraad meegenomen. De Nederlandse bijdrage is immers een onderdeel van MINUSMA. Nederland ondersteunt MINUSMA, waardoor deze in staat wordt gesteld zijn activiteiten uit te voeren. Ook draagt Nederland, anders dan in Afghanistan, geen gebiedsverantwoordelijkheid. Niettemin wordt uiteraard de (impact van) de Nederlandse inzet zo goed mogelijk inzichtelijk gemaakt. Specifieke doelen voor de militaire bijdrage zullen in een later stadium, als duidelijk is hoe en wanneer de inlichtingeneenheid zal worden ontplooid, worden geformuleerd. Mogelijke succesfactoren zijn de mate waarin de inlichtingeneenheid in staat is om relevante, tijdige, «actionable» en geïntegreerde inlichtingenanalyse te verstrekken en de mate waarin inlichtingenanalyses bijdragen aan het vermogen om de VN-troepenmacht te beschermen. Een andere mogelijke succesfactor is de mate waarin inlichtingenanalyses bijdragen aan de mogelijkheid om inlichtingen-gedreven operaties uit te voeren, maar ook aan niet-militaire analyse (zoals illegale handel, etnische dynamieken en tribale spanningen, sleutelspelers in het noorden). Overkoepelend doel van de Nederlandse bijdrage aan de inlichtingenketen is MINUSMA beter in te staat stellen zijn doelstellingen te behalen.
Ten aanzien van de politiebijdrage is nog weinig te zeggen over resultaten en succesfactoren. De Nederlandse kandidaten moeten het wervings- en selectieproces van de VN nog doorlopen.
Ook voor de civiele bijdrage geldt dat kandidaten worden aangeboden via de beschikbare VN-kanalen. Zelfs al zou bekend zijn waar de individuele Nederlandse deskundigen geplaatst worden, zal «het succes» een teamprestatie zijn en niet (alleen) toe te schrijven zijn aan de inzet van de Nederlandse deskundigen. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse overheid voeling houdt met de activiteiten van de Nederlanders in de missie door middel van VN-rapportages, terugkoppeling van het Nederlands personeel en de inbreng van het Nederlandse en Europese postennetwerk. Halverwege 2015 zal het kabinet een tussentijdse evaluatie opstellen. Mede op grond van deze evaluatie zal het kabinet een besluit nemen over de verlenging of de beëindiging van (elementen van) de Nederlandse bijdrage aan deze VN-missie vanaf eind 2015.
Het besluit om de Nederlandse bijdrage te beëindigen of (in dezelfde of andere vorm) te verlengen zal afhangen van verschillende factoren, zoals de voortgang die MINUSMA heeft kunnen boeken, de behoeften van de VN en de Malinese overheid, de Nederlandse beleidsprioriteiten en de beschikbare financiële ruimte.
Vraag 2
Gaan de Nederlandse commandotroepen onder een blauwe baret opereren? Klopt het dat alle Nederlandse militairen in Mali een blauwe baret of helm gaan dragen, ook de commando's? Zo ja, in hoeverre bemoeilijkt dat de uitvoering van verkenningen en speciale operaties?
Antwoord
De Nederlandse speciale eenheid gaat onder een blauwe baret opereren. Nadere afspraken voor optreden op tactisch niveau worden gemaakt met de VN.
Vraag 3
Gaan Nederlandse commando’s langeafstandsverkenningen uitvoeren? Zo ja, erkent u dat deze langeafstandsverkenningen een hoge tactische mobiliteit vereisen? Heeft MINUSMA helikopters beschikbaar die verkenningsteams snel en over grote afstanden kunnen verplaatsen? Zo ja, wie levert deze helikopters? Zijn daarover aanvullende afspraken gemaakt?
Antwoord
Ja, Nederlandse commando’s gaan langeafstandsverkenningen uitvoeren die een hoge tactische mobiliteit vereisen. Transporthelikopters vergroten de reikwijdte, de snelheid en de duur van de inzet van de verkenningsteams, maar zijn niet randvoorwaardelijk voor het uitvoeren van deze langeafstandsverkenningen. Mobiliteit wordt in eerste instantie bereikt door het gebruik van eigen organieke voertuigen. Daarnaast zal MINUSMA beschikken over een beperkte hoeveelheid transporthelikopters die eventueel ook ingezet kunnen worden voor Nederlandse speciale eenheden. Afspraken over de inzet van deze transporthelikopters maken deel uit van de standaard missieplanning.
Vraag 4, 90, 91, 92 en 93
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het scenario dat bestrijding van de islamitische rebellen lijdt tot sterkere anti-westerse sentimenten en daarmee een grotere dreiging voor het Westen wordt gecreëerd, zowel in operatiegebied als in Nederland? Bent u ook van mening dat als de internationale gemeenschap zich breed maakt, de kans op meer (buitenlandse) jihadistische strijders toeneemt en daarmee ook het oordeel dat het dreigingsniveau als matig wordt beoordeeld, zou moeten worden herzien?
Vraag 90
Welke aanwijzingen zijn er dat vanuit Mali de veiligheid van Nederland in het geding is?
Vraag 91
Vormt Nederland een doelwit voor rebellengroepen in Mali? Zo ja, waarop wordt dit gebaseerd?
Vraag 92
Zijn er reeds aanslagen van Malinese groepen of individuen tegen Nederlandse doelen verijdeld? Zo ja, hoeveel?
Vraag 93
Hoe wordt er rekening mee gehouden dat door het sturen van Nederlandse militairen naar Mali Nederlandse doelen in Mali en de regio en doelen in Nederland zelf doelwit worden van acties van rebellengroepen?
Antwoord op vraag 4, 90, 91, 92 en 93
Nederland vormt in de ogen van jihadisten een legitiem doelwit, onder meer vanwege de Nederlandse betrokkenheid bij diverse militaire missies in diverse islamitische landen. De missie naar Mali zal door jihadisten gezien worden als een bevestiging dat Nederland behoort tot hun vijanden. Nederland zal dan ook in beeld blijven bij de internationale jihadistische beweging. De missie in Mali is bedoeld om de speelruimte voor terroristen te verkleinen, waarbij ingecalculeerd wordt dat dit risicoverhogend kan zijn voor met name Nederlanders en Nederlandse belangen in de regio.
Vraag 5, 95, 96, 120 en 158
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het scenario dat bestrijding van islamitische rebellen in Mali zal leiden tot verplaatsing van de organisatie en activiteiten naar omliggende landen en MINUSMA slechts «met de kraan open gedweild» heeft?
Vraag 95
De brief noemt de regionale dimensie van de problematiek, terwijl de brief vooral over Mali gaat. Hoe is aandacht voor grensoverschrijdende problemen gewaarborgd?
Vraag 96
De brief noemt de regionale dimensie van de problematiek, terwijl de brief vooral over Mali gaat. Hoe is aandacht voor grensoverschrijdende problemen gewaarborgd?2 De brief noemt de regionale dimensie van de problematiek, terwijl de brief vooral over Mali gaat. Hoe is aandacht voor grensoverschrijdende problemen gewaarborgd?
Vraag 120
Het kabinet geeft in zijn analyse duidelijk aan dat een deel van de Malinese (regionale) problematiek buiten Mali ligt: bv de smokkelroutes voor drugs en mensenhandel. Wat zijn de inspanningen van Nederland op dat vlak om de situatie te veranderen?
Vraag 158
Welk antwoord biedt MINUSMA op het zgn. «waterbedeffect» van jihadisme?
Antwoord op vraag 5, 95, 96, 120 en 158
De VN en MINUSMA zijn zich er terdege van bewust dat een regionale aanpak essentieel is voor een effectieve bestrijding van gewapende extremistische en/of criminele groepen. De Sahel-strategie van de VN stelt als prioriteiten het versterken van goed bestuur in landen in de regio, het opzetten van nationale en regionale veiligheidsmechanismen en het integreren van humanitaire en ontwikkelingsprogramma's. Ook de EU streeft een regionale aanpak na, zoals ook blijkt uit de EU strategie voor de Sahel en de aanstelling van een EU speciale vertegenwoordiger voor de regio. De effectiviteit van de strategieën van de VN en de EU is afhankelijk van het vermogen en de bereidheid van landen in de regio om samen te werken en daadwerkelijk actie te ondernemen. In de praktijk zal het lastig blijken om actie te ondernemen, mede omdat de betrekkingen tussen de verschillende landen soms zeer gespannen zijn (onder andere tussen Marokko en Algerije).
De regionale «roadmap» is er een van kleine stapjes, te beginnen met samenwerking op de minder gevoelige onderwerpen (infrastructuur, energie). Op het gebied van veiligheid staat de samenwerking nog in de kinderschoenen. Deze zal sterker worden als MINUSMA meer successen boekt. MINUSMA, in het bijzonder SRSG Koenders zelf, voert een actieve regionale diplomatie om landen te overtuigen de samenwerking te versterken. Dit blijkt uit zijn recente bezoeken aan onder andere Niger, Algerije en Mauritanië. MINUSMA is voornemens concrete activiteiten op het gebied van regionale samenwerking te ondernemen. Zo zet MINUSMA in op grensoverschrijdende samenwerking met landen in de regio in de vorm van een vast overlegmechanisme. Ook worden vier bijeenkomsten over noord-Mali met de buurlanden gehouden over veiligheidskwesties en adviseert MINUSMA de Malinese autoriteiten over regionale samenwerking. Binnen de politiecomponent van MINUSMA stelt de VN politieadviseurs aan die de illegale handel in de regio in kaart brengen en zich bezighouden met de bestrijding van georganiseerde misdaad. De inlichtingenafdelingen van MINUSMA betrekken de regionale dimensie zoveel mogelijk bij hun werk. De Afrikaanse Unie organiseerde dit jaar een aantal bijeenkomsten waarin de inlichtingendiensten van landen in de regio informatie met elkaar uitwisselden. SRSG Koenders nam aan een van deze (vertrouwelijke) bijeenkomsten deel.
Nederland onderschrijft het belang van een regionale aanpak. Voor de regionale dimensie zoekt Nederland vooral aansluiting bij de activiteiten die door internationale organisaties worden uitgevoerd. Zowel door de VN als door de EU worden activiteiten uitgevoerd om de regionale dimensie van de problematiek te adresseren (onder andere UNODC, UNOWA, EUCAP Sahel Niger). De Franse operatie Serval richt zich, in het kader van de inspanningen ter bestrijding van terrorisme, in toenemende mate op eventuele verplaatsingen van het gewelddadig extremisme naar de buurlanden van Mali. Ook beziet Nederland in hoeverre kan worden aangesloten bij de Sahelstrategieën die de VN en de EU hebben opgesteld. Nederland steunt voorts het werk van de verschillende internationale gezanten voor de regio, zowel die van de VN als van de EU. Zo is een Nederlandse diplomaat gedetacheerd bij de EUSV voor de Sahel.
In internationaal overleg zal Nederland het belang van een regionale aanpak blijven benadrukken.
Vraag 6
In hoeverre acht u de omschrijving van de Nederlandse bijdrage als «stabilisatiemacht» een juiste?
Antwoord
De Nederlandse bijdrage is op zichzelf geen «stabilisatiemacht». Nederland levert een bijdrage aan MINUSMA (UN Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali), de stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali.
Vraag 7
Is al bekend of de in Afrika georganiseerde trainingsmissie Flintlock in 2014 weer gaat plaatsvinden? Zo ja, hoe zal deze trainingsmissie zich verhouden tot de missie MINUSMA in Mali? Is Nederland voornemens deel te nemen aan de eerstvolgende Flintlock-trainingsmissie?
Antwoord
De oefening Flintlock zal ook in 2014 plaatsvinden. Deze oefening heeft geen directe link met de missie MINUSMA in Mali. Voorzien is dat Nederland deelneemt aan de oefening Flintlock in 2014.
Vraag 8
Is men voornemens lokaal burgerpersoneel in te huren? Hoe is de aansprakelijkheid hieromtrent geregeld, in het bijzonder in het licht van de uitspraken van de Hoge Raad naar aanleiding van de gebeurtenissen in Srebrenica?
Antwoord
Ja, zowel de VN als Nederland zullen lokale krachten inhuren. De arresten van de Hoge Raad van 6 september jl. berusten op de feiten en omstandigheden zoals die door het Gerechtshof Den Haag zijn vastgesteld. Deze feiten en omstandigheden zagen op een specifieke situatie die zich destijds in Srebrenica heeft voorgedaan. In het kader van de Nederlandse deelname aan MINUSMA zullen andere feiten en omstandigheden aan de orde zijn. Het is dan ook niet mogelijk op voorhand uitspraken te doen over de eventuele aansprakelijkheid van de Staat bij deze uitzending.
Vraag 9, 135 en 136
Vraag 9
Kunt u in kaart brengen welke (islamitische) milities in Mali actief zijn? Wat zijn hun afzonderlijke doelstellingen en hoe verhouden zij zich tot elkaar?
Vraag 135
Wat zijn de politieke wensen en eisen van de verschillende rebellengroepen in Mali? Welk perspectief is er om met deze groepen te onderhandelen?
Vraag 136
Zijn jihadistische groepen ook mogelijke gesprekspartners om tot een politieke oplossing te komen? Indien nee, waarom niet? Indien ja, worden er voorwaarden gesteld aan het voeren van gesprekken?
Antwoord op vraag 9, 135 en 136
In Mali bestaat een veelheid aan milities/rebellengroepen, zowel jihadistisch als seculier. De belangrijkste islamitische/jidadistische groepen zijn: Al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) waarvan een aantal facties in het noorden van Mali actief zijn, de Mouvement pour l’ unité et le jihad en Afrique de l’ Ouest (MUJAO), Ansar edDin,waarvan een groot deel naar HCUA – Haut Conseil pour l’ Unité de l’ Azawad – is overgestapt en Al-Muwaqi’un Bil-Dima («zij die met bloed getekend hebben») van Mokhtar Belmokhtar. Laatstgenoemde is (mede)verantwoordelijk voor de acties eerder dit jaar in Algerije en Niger.
De Mouvement national de libération de l’ Azawad (MNLA) is een Toearegbeweging die in april 2012 de onafhankelijke Azawad uitriep; in februari dit jaar werd deze eis teruggebracht tot een verregaande vorm van zelfbeschikking voor de Azawad. Arabische groeperingen hebben zich verenigd onder de noemer Mouvement Arabe de l’Azawad (MAA). Zowel MNLA als MAA afficheert zich als seculier.
HCUA, MNLA en MAA zoeken momenteel vergaande samenwerking, ook op militair gebied, om zo sterker te staan in de onderhandelingen met de regering.
Niet onvermeld kan blijven dat ook de Sonrhai en Peul-gemeenschappen in het noorden hun eigen milities hebben, respectievelijk de Ganda Koy en de Ganda Izo.
Het betreft in alle gevallen gewapende groepen die verschillende politieke en economische belangen (smokkel van drugs, wapens en mensen) hebben, die zich niet gemakkelijk laten scheiden. Veel van die politieke en economische belangen hebben weer te maken met hun etnische en clanafkomst. Net gesmede allianties kunnen zo weer uit elkaar vallen, met als voorbeeld de «samenwerking» tussen MNLA en MUJAO/Ansar edDin’ die in juni 2012 eindigde met het verdrijven van de MNLA van Malinees grondgebied. Persoonlijke vetes spelen een belangrijke rol bij de duurzaamheid van allianties.
De jihadistische groeperingen streven de invoering van een islamitische staat na, AQIM en MUJAO met name in het noorden. Ansar edDin heeft aangegeven de sharia in heel Mali te willen instellen.
De Nederlandse ambassade heeft een goed beeld van deze complexe situatie, waarvan de verdere ontwikkeling niet te voorspellen is.
De nieuw verkozen Malinese president heeft duidelijk gesteld dat van onafhankelijkheid of autonomie geen sprake kan zijn. Ook dient Mali een seculiere staat te blijven. De minister van Buitenlandse Zaken heeft daaraan toegevoegd dat een vredesakkoord geen nadelige gevolgen mag hebben voor buurlanden en dat de te bereiken vrede duurzaam moet zijn.
De eisen van Toearegrebellen en de regering lijken elkaar uit te sluiten. Niettemin heeft de MNLA al eerder aangegeven de eenheid van Mali eventueel toch te willen erkennen, mits er een verregaande autonomie zou worden verleend aan de drie noordelijke regio’s (Timboektoe, Gao en Kidal). Voor de rebellengroeperingen is bewegingsruimte en gebiedscontrole van groot belang, mede om hun (criminele) economische basis veilig te stellen.
Een belangrijk element in de onderhandelingen zal zijn de erkenning dat in Noord-Mali een rechtsstaat gevestigd moet worden. De wijze waarop die wordt vormgegeven is bespreekbaar voor de regering, maar niet het beginsel van de rechtsstaat. Dit betekent dat ontwapening onderdeel zal moeten zijn van een akkoord. Een periode waarin veiligheid en stabiliteit gewaarborgd wordt is nodig om de eisen van de noordelijke bevolking te kunnen bespreken.
De bereidheid van de regering om ook echt in het noorden te investeren, waarbij ontsluiting door wegenaanleg, energievoorziening en communicatielijnen belangrijke elementen vormen, biedt zeker perspectief, maar ontmoet vooralsnog ook veel wantrouwen. De internationale gemeenschap zal hier waarschijnlijk een rol moeten spelen door met actieve steun de geloofwaardigheid van de regeringsinzet te vergroten.
De jihadistische agenda laat in het algemeen geen marge tot onderhandelen. Daarnaast treden de groeperingen regionaal en soms internationaal op, hetgeen in geval van onderhandelingen een regionale aanpak en onderhandeling zou vergen. Met de HCUA wordt nu wel in het kader van het interim-akkoord van Ouagadougou gesproken door de regering. Erkenning van de eenheid van Mali en het seculiere karakter van de staat zijn ook in dit kader de harde voorwaarden die president Keïta heeft gesteld.
Vraag 10
Kunt u toelichten in welke staat het Malinese regeringsleger verkeert?
Antwoord
De Malinese regering heeft zich voorgenomen ingrijpende hervormingen van de krijgsmacht door te voeren. Het Malinese regeringsleger ontvangt een militaire basisopleiding van de Europese Unie via de EU Trainingsmissie (EUTM).
Vraag 11, 141, 221, 222 en 283
Vraag 11
Levert het feit dat nog slechts 6.000 van de verhoogde 12.000 troepen lijken te zijn toegezegd problemen op voor het gebied waar de Nederlanders opereren? Of is de vulling rondom Gao reeds verzekerd?
Vraag 141
Bestaat er een kritieke ondergrens van vulling van de VN-missie MINUSMA voor de veiligheid van de Nederlandse militairen en politiemensen die een bijdrage leveren aan de VN missie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar ligt die grens?
Vraag 221
Wat betekent het voor de Nederlandse bijdrage als MINUSMA bij aanvang van onze bijdrage nog niet voldoende ingevuld is?
Vraag 222
Heeft het kabinet een ondergrens ten aanzien van de internationale invulling van
MINUSMA, of zal Nederland wat het kabinet betreft in alle instanties optreden?
Vraag 283
Is de personele vulling van de VN-missie MINUSMA van invloed op de kans van slagen van de Nederlandse bijdrage aan de missie? Welke doelstellingen zijn moeilijker haalbaar door personele tekorten?
Antwoord op vraag 11, 141, 221, 222 en 283
Het optreden van de Nederlandse bijdrage is in beperkte mate afhankelijk van de hoeveelheid ontplooide eenheden. Nederland levert een samenhangende en zelfredzame bijdrage. Nederlandse militairen zijn daardoor zo min mogelijk afhankelijk van anderen voor het uitvoeren van hun taken en voor hun bescherming. Wel neemt het rendement van de Nederlandse bijdrage toe naarmate de vulling van de voorziene inlichtingencapaciteit toeneemt.
De veiligheid van de Nederlandse troepen is afhankelijk van verschillende omstandigheden. De omvang van MINUSMA is daarbij niet het belangrijkste aspect. Het kabinet heeft geen ondergrens voor de Nederlandse bijdrage vastgesteld, maar zal de ontwikkelingen in Mali voortdurend evalueren, en waar nodig actie, ondernemen. Frankrijk is in resolutie 2100 geautoriseerd om MINUSMA te ondersteunen. De Franse parallel force staat niet onder gezag van MINUSMA (zie verder vraag 99).
Bij de opbouw van logistieke capaciteiten is de VN in belangrijke mate afhankelijk van de ontplooiing van eenheden van aan MINUSMA deelnemende landen. De vooralsnog beperkte logistieke ondersteuning van MINUSMA heeft invloed op de snelheid waarmee Nederland kan ontplooien. Hierdoor zal Nederland (tijdelijk) zelf logistieke ondersteuning moeten inzetten.
MINUSMA hanteert een stapsgewijze opbouw. Eerst wordt ontplooid in de prioritaire gebieden en bevolkingscentra en daarna wordt verder uitgebreid. In Bamako is de opbouw ver gevorderd, in Gao komt deze nu op gang.
Vraag 12
In Mali worden verschillende lokale talen gesproken. Hoe houdt MINUSMA rekening met de mogelijk ingewikkelde communicatie met de lokale bevolking?
Antwoord
VN-personeel krijgt met lokale overheden en de bevolking te maken. Daarom is Franse spreekvaardigheid in het veld belangrijker dan op het hoofdkwartier. MINUSMA houdt hier rekening mee bij de werving van personeel. In het uiterste noorden, waar het Frans minder wordt gesproken, zet de VN tolken in.
Vraag 13, 14, 22 en 315
Vraag 13
Op welke manier houdt men rekening met taalbarrières binnen MINUSMA, onder meer naar aanleiding van de ervaringen in Tsjaad? In hoeverre wordt, indien dit een probleem kan vormen, voorzien in eventuele vertaling, bijvoorbeeld door de inzet van tolken?
Vraag 14
Hoeveel van de uit te zenden militairen spreken Frans, dan wel lokale talen? Hoe ondervangt u eventuele hiaten in communicatie op de grond?
Vraag 22
In hoeverre is de beheersing van de Franse taal, of het gebrek daaraan, door Nederlandse militairen een probleem? Hoe wordt hiermee omgegaan?
Vraag 315
Spreken de Nederlandse militairen voldoende Frans (of de Franse militairen voldoende Engels) om op alle niveaus goed samen te kunnen werken? Zo nee, hoe wordt dit probleem opgelost?
Antwoord op vraag 13, 14, 22 en 315
De officiële taal binnen MINUSMA is Engels. De Engelse taalvaardigheid van de Nederlandse militairen is voldoende. De Franse taalvaardigheid van de Nederlandse militairen is over het algemeen beperkt.
Hiaten in communicatie worden ondervangen door inzet van eigen personeel met vreemde talen kennis. Ook wordt onderzocht of en hoe er lokaal tolken, al dan niet door tussenkomst van de VN, kunnen worden ingehuurd.
Vraag 15, 237, 238, 239, 240, 241, 242 en 243
Vraag 15
Hoeveel tolken is het kabinet van plan in te huren? Kunt u aangeven hoe het kabinet omgaat met het gebruik van tolken?
Vraag 237
Zal er gebruik gemaakt worden van tolken? En zo ja, hoeveel tolken denkt u nodig te hebben voor de missie?
Vraag 238
Hoe zullen de (eventuele) voor deze missie benodigde tolken opgeleid worden?
Vraag 239
Waar gaat u de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken werven?
Vraag 240
Welke afspraken zullen er met de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken gemaakt worden?
Vraag 241
Waar komen de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken in dienst?
Vraag 242
Onder wiens directe leiding staat de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken?
Vraag 243
Welke bescherming genieten de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken? Wie is hiervoor verantwoordelijk?
Antwoord op vraag 15, 237, 238, 239, 240, 241, 242 en 243
Er worden initieel vier tolken ingeschakeld. Lokaal worden mogelijk aanvullend tolken ingehuurd. Het aantal is afhankelijk van operationele omstandigheden. De bij defensie aangestelde tolken doorlopen bijbehorende opleidingstrajecten, waaronder een missie-gerichte opleiding. Waar nodig wordt maatwerk geleverd om de tolken goed voor te bereiden.
Er worden naast de bestaande richtlijnen en regelgeving geen bijzondere afspraken gemaakt met aan te stellen tolken. Wanneer blijkt dat het bestand nationale tolken niet in de behoefte kan voorzien worden nieuw aangestelde tolken in beginsel bij de Landmacht in dienst genomen, als regulier militair of als reservist.
Voordat tolken worden aangenomen, zullen zij eerst een militaire keuring doorlopen. De tolken staan onder leiding van de commandant van de eenheid waarbij ze zijn ingedeeld. Qua bescherming worden ze tot de eigen troepen gerekend. De commandant van de eenheid draagt zorg voor de bescherming van ingedeelde tolken.
Vraag 16
Welke deskundigen hebben zich al uitgesproken over de missie? Hoe beoordeelt u de analyses van deze deskundigen?
Antwoord
Het kabinet houdt niet bij welke deskundigen zich hebben uitgesproken over de missie en beoordeelt hun analyses niet.
Vraag 17, 344 en 346
Vraag 17
Worden de langeafstandsverkenningen die troepen gaan uitvoeren in tijd en afstand beperkt door het zogenaamde «golden hour»?
Vraag 344
Zullen de gangbare normen ten aanzien van medevac (het «golden hour») in acht worden genomen in Mali? Zo nee, welke termijn voor medische hulp en evacuatie wordt dan als kritieke grens in acht genomen?
Vraag 346
Gesteld wordt dat medevac «in de regio Gao» gegarandeerd is door operatie Serval. Kan die garantie niet gegeven worden voor andere regio's, en welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse inzet?
Antwoord op vraag 17, 344 en 346
Bij de planning van operaties wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van geavanceerde traumahulp binnen een uur.
Vraag 18
Zijn er landen die «long range fuel tanks» aan MINUSMA zullen bijdragen? Zo ja, welke landen zijn dit? Welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Antwoord
Het kabinet doet geen uitspraken over operationele capaciteiten van andere landen. De VN acht het wenselijk dat de aan MINUSMA geleverde bewapende helikopters zijn uitgerust met «long range fuel tanks».
Vraag 19
Klopt het dat de missie (mede) gemotiveerd is om inlichtingen te verzamelen over terroristische netwerken in Europa?
Antwoord
Nee. MINUSMA is een stabilisatiemissie die naast het stabiliseren van de belangrijkste bevolkingscentra ook is gericht op ondersteuning van het politieke proces, verzoening, bescherming van burgers, bescherming van mensenrechten, ondersteuning van gerechtigheid, ondersteuning van humanitaire hulp en de bescherming van cultureel erfgoed.
Vraag 20
Wat is de reactie van het kabinet op het feit dat de MNLA het Malinese leger opnieuw heeft aangevallen na mislukte vredesonderhandelingen?
Antwoord
Het kabinet betreurt het dat de MNLA en het Malinese leger slaags zijn geraakt. Beide partijen beschuldigen elkaar ervan met beschietingen te zijn begonnen. Eens te meer tonen deze nieuwe geweldsuitbarstingen aan dat het voorlopige akkoord van Ouagadougou broos is. Niettemin houdt het akkoord stand en lijkt de weg vrij om met de feitelijke vredesbesprekingen te beginnen.
Vraag 21
Worden er Malinese vluchtelingen, indien nodig, opgevangen en zo ja, is een beleidswijziging omtrent aantallen aanstaande?
Antwoord
Nederland kent geen bijzonder beleid voor asielzoekers uit Mali. Eventuele asielverzoeken worden op individuele basis beoordeeld. Een beleidswijziging is vooralsnog niet voorzien.
Vraag 23
Welke mortiercapaciteit krijgen de Nederlandse militairen mee?
Antwoord
Nederlandse militairen krijgen de beschikking over lichte mortieren.
Vraag 25
In hoeverre wegen internationale politieke aspecten mee in de besluitvorming van deze missie?
Antwoord
De deelname aan deze missie is gebaseerd op de belangen en overwegingen zoals verwoord in de brief aan uw Kamer van 1 november 2013 (Kamerstuk 29521–213).
Vraag 26
Hoeveel Mali-experts heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Bamako telt in totaal tien Nederlandse en Malinese beleidsmedewerkers die zich dagelijks vanuit diverse invalshoeken (voedselzekerheid, water, gezondheidszorg/SRGR, consulair, handel) met de Malinese problematiek bezighouden. Naast de Malinese medewerkers heeft ook een aantal Nederlandse ambassademedewerkers in Bamako langjarige ervaring in de Sahelregio.
Daarnaast is er op het ministerie ongeveer een zelfde aantal medewerkers bij directies werkzaam die de ontwikkelingen in Mali nauwlettend volgen. Ook hieronder bevinden zich medewerkers die kunnen bogen op jarenlange ervaring met de problematiek in Mali en de bredere Sahelregio. Bovendien zijn er, door het roulatiesysteem, verschillende beleidsmedewerkers in dienst van Buitenlandse Zaken die zich op dit moment niet met Mali bezig houden, maar het land wel goed kennen. Ook van hun kennis en expertise wordt gebruik gemaakt door de medewerkers die op dit moment verantwoordelijk zijn voor het dossier.
Vraag 27
Hoeveel van de 70 personen inlichtingenpersoneel hebben ervaring met Mali?
Antwoord
Inlichtingenpersoneel wordt intensief voorbereid op een uitzending. Hierbij komen onder meer regionale dynamiek, cultuur, groeperingen, weer en terrein aan bod. De militairen hebben geen eerdere ervaring opgedaan in Mali.
Vraag 28
Wat wordt precies bedoeld met «de eerste fase» van de missie? Wat betekent het precies dat Nederland de missie «in de eerste fase» ondersteunt? Wat houdt de eerste fase van de VN-missie precies in, wanneer kan men spreken van een afgeronde eerste fase en hoe lang denkt men voor deze eerste fase nodig te hebben?
Antwoord
Met «de eerste fase» van de missie wordt geen strak afgebakende periode bedoeld, maar de fase totdat de missie in al zijn aspecten, maar in het bijzonder de inlichtingeneenheid, goed functioneert. Voor de Nederlandse bijdrage betekent dat het opbouwen van de inlichtingencapaciteit tot een geïntegreerd geheel. Daarnaast moet er een goed basisbeeld worden opgebouwd van de situatie in Mali: inzicht in de complexe Malinese stammenstructuren, belangen, bewegingen, handelsroutes, etc. Zo krijgt de missie de mogelijkheid om goede operationele keuzes te maken in het opereren.
Vraag 29
Kwalificeert u de situatie in Mali als een pre-conflictfase of als een post-conflictfase?
Antwoord
De situatie in Mali valt op dit moment te kwalificeren als zowel pre- als post-conflict. De intensiteit van het conflict in het Noorden is sinds begin dit jaar afgenomen. Het is dan ook de taak van MINUSMA om de trend van toenemende stabiliteit door te zetten en te bestendigen. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat Mali niet opnieuw afglijdt richting een vrijhaven voor terrorisme en georganiseerde criminaliteit.
Vraag 30 en 313
Vraag 30
Mogen andere landen een beroep doen op onze Apaches?
Vraag 313
Kunnen Nederlandse militairen te allen tijde een beroep doen op de Nederlandse Apache gevechtshelikopters voor hun ondersteuning, of zijn er ook andere landen die een beroep kunnen doen op bescherming door de Nederlandse Apaches?
Antwoord op vraag 30 en 313
De Apaches staan onder commando van de commandant van MINUSMA. Net zoals Nederlandse MINUSMA eenheden een beroep mogen doen op de andere eenheden van MINUSMA, mogen MINUSMA eenheden geleverd door andere landen bij de Force Commander een beroep doen op Nederlandse Apaches.
Vraag 31
Kunt u de operationele gereedheid garanderen van 368 militairen voor de periode die de artkel-100 brief bestrijkt?
Antwoord
Ja.
Vraag 32, 33 en 236
Vraag 32
Wat zijn per categorie de precieze uitzendregels voor de volgende militairen: de analisten, het inlichtingenpersoneel, de verkenningseenheid, het detachement voor de Apaches, de militairen ter ondersteuning van voorgaande, en de extra functionarissen?
Vraag 33
Kunt u het standaard-rotatieschema garanderen voor de militairen gedurende de hele periode die de artikel-100 brief bestrijkt?
Vraag 236
Hoe zal er worden omgegaan met de uitzendbescherming?
Antwoord op vraag 32, 33 en 236
De meerderheid van de militairen wordt uitgezonden conform de normale regelgeving. Er zijn ook militairen met een afwijkende VN-vergoeding en verlofregeling, onder meer diegenen die als Individual Police Officers bij UNPOL en diegenen die op een VN hoofdkwartier te werk worden gesteld. Dit is inherent aan het werken met de VN.
Er zijn verschillende rotatieschema’s als gevolg van voortzettingsvermogen, opleidingseisen en uit te voeren werkzaamheden. In beginsel genieten militairen uitzendbescherming in de verhouding van 1:2; zij worden dus tweemaal maal de duur van de uitzending niet uitgezonden.
Vraag 34
Kunt u per rang aangeven welke manschappen die momenteel aanwezig zijn in Adana voor de Patriotmissie zullen worden ingezet voor de voorgenomen missie in Mali?
Antwoord
Er wordt voorzien dat militairen in Adana niet zullen worden ingezet in Mali.
Vraag 35, 36, 39, 83 en 336
Vraag 35
Kunt u aangeven wat de personele en materiële gevolgen in de jaren 2014 en 2015 zijn voor de operationele capaciteit van Defensie als deze missie doorgang vindt en alle lopende missies verlengd worden?
Vraag 36
Kunt u aangeven wat de gevolgen in de jaren 2014 en 2015 zijn voor de operationele capaciteit van Defensie als deze missie doorgang vindt en alle lopende missies verlengd worden?
Vraag 39
Over hoeveel «combat ready» Apache-piloten beschikt Nederland op dit moment? Zijn er genoeg reserveonderdelen en munitie om de Apaches eventueel twee jaar lang in te zetten?
Vraag 83
Hoe lang verwacht het kabinet dat Nederland de huidige geplande bijdrage kan blijven leveren aan MINUSMA? Kan in het antwoord op deze vraag de operationele inzetbaarheid van zowel het personeel als materieel worden betrokken?
Vraag 336
Kan worden toegelicht dat Nederland over 1) voldoende capaciteit en 2) voldoende voortzettingsvermogen beschikt om deelneming voor langere tijd te garanderen? Welke periode wordt bedoeld met «langere tijd»?
Antwoord op vraag 35, 36, 39, 83 en 336
Er is voldoende capaciteit en voortzettingsvermogen. De huidige geplande bijdrage kan ten minste voor twee jaar worden voortgezet. De operationele capaciteit van eenheden wordt door de deelneming aan MINUSMA en de verlenging van lopende missies niet aangetast. De inzet van de capaciteit ligt binnen het gestelde ambitieniveau van defensie.
Defensie beschikt over 45 Apache-piloten die ten behoeve van MINUSMA kunnen worden ingezet. Personeel en materieel dat wordt ingezet binnen MINUSMA is niet meer beschikbaar voor opleiding- en trainingsprogramma’s. Deze programma’s worden hier op aangepast. Dit is de standaard procedure voor defensie.
Indien nieuwe missies zich voordoen wordt het commitment aan MINUSMA betrokken in de beoordeling wat Nederland wel of niet kan. Elke missie vereist een zorgvuldige afweging van de mogelijkheden en de situatie zoals die er op dat moment voor staat.
Vraag 37
Kunt u aangeven wat de financiële gevolgen in de jaren 2014 en 2015 zijn voor de operationele capaciteit van Defensie als deze missie doorgang vindt en alle lopende missies verlengd worden?
Antwoord
Het doorgang vinden van deze missie en het verlengen van alle lopende missies heeft geen financiële gevolgen voor de operationele capaciteit. Financiering van missies vindt plaats, op basis van additionele uitgaven, vanuit het BIV en komt niet ten laste van de reguliere defensiebegroting.
Vraag 38
Is de personele capaciteit op de Nederlandse ambassade in Bamako in kwalitatieve en kwantitatieve zin geharmoniseerd met het kabinetsvoornemen?
Antwoord
In reactie op de recente gebeurtenissen in Mali is de bezetting van de Nederlandse ambassade in Bamako versterkt en verder in lijn gebracht met de Nederlandse 3D-inzet in Mali.
Vraag 40 en 362
Vraag 40
Rekent u op versnelde slijtage in verband met de klimatologische omstandigheden?
Vraag 362
Wat zijn de effecten van de geografische en klimatologische omstandigheden op het materieel, in het bijzonder de Apaches? Wordt rekening gehouden met slijtage en vervangingskosten?
Antwoord op vraag 40 en 362
Als gevolg van hoge temperaturen, stof en harde wind zal er sprake zijn van extra slijtage, gezien de eerdere ervaringen in Irak, Eritrea en Afghanistan,. Wat betreft extra kosten zie de antwoorden op de vragen 375 en 376.
Vraag 41 en 215
Vraag 41
Zal er sprake zijn van de inzet van zogeheten «Polads», «Rolads», «Osads», «Culads»? Kunt u aangeven waar ze worden ingezet? Worden aan de Nederlandse militaire bijdrage aan MINUSMA in het Noorden ook diplomaten toegevoegd, de zogenaamde Polads?
Vraag 215
Hoeveel diplomaten zal Nederland inzetten ter ondersteuning van MINUSMA en welke doelstellingen heeft hun inzet?
Antwoord op vraag 41 en 215
De voorgenomen Nederlandse bijdrage zal worden ingepast in de organisatiestructuur van de VN-missie. Nederland heeft bij de VN gesteld dat er een aantal deskundigen van Buitenlandse Zaken met goede kennis van de lokale omstandigheden zal worden toegevoegd aan de militaire bijdrage, onder andere ter ondersteuning van de inlichtingenanalyse. Verder heeft Defensie een Project Attaché te werk gesteld op ZMA Bamako.
Daarnaast biedt Nederland kandidaten aan voor functies binnen de civiele component van MINUSMA, onder andere op het gebied van gender, rechtsstaatontwikkeling, verzoeningsprocessen en strategische planning. Hierbij wordt, naast de inzet van de deskundigen uit de pool van civiele experts, ook naar de mogelijkheid gekeken om Nederlandse diplomaten te detacheren. De VN is verantwoordelijk voor de werving en selectie van die kandidaten.
Vraag 42
Zal MINUSMA gebruik maken van bewapende of onbewapende drones? Zo ja, om hoeveel bewapende of onbewapende drones gaat het?
Antwoord
MINUSMA maakt op dit moment nog geen gebruik van drones. Het is niet voorzien dat MINUSMA gebruik gaat maken van bewapende drones. De VN heeft wel gevraagd om onbemande verkenningsvliegtuigen. Nederland heeft onbemande verkenningsvliegtuigen aan MINUSMA aangeboden.
Vraag 43
Zijn er verschillen tussen de deelnemende staten ten aanzien van de rules of engagement voor de internationale militairen?
Antwoord
Nee.
Vraag 44
Welke Malinese en andere internationale militairen zijn gelegerd in Bamako en Gao?
Antwoord
In Bamako zijn (nagenoeg) alle deelnemende landen vertegenwoordigd. MINUSMA heeft op dit moment ongeveer 2700 militairen gestationeerd in en om Gao afkomstig uit meer dan 25 landen. De landen die in en rond Gao de meeste militairen leveren zijn Niger, Senegal en Ivoorkust. Frankrijk concentreert zijn eenheden in Gao. Mali heeft militairen gelegerd in en rondom bevolkingscentra, inclusief Bamako en Gao.
Daarnaast is het hoofdkwartier van de EU-trainingsmissie (EUTM) gevestigd in Bamako.
Vraag 45
Welke voorwaarden worden gesteld aan journalisten die ter plekke verslag willen doen?
Antwoord
Aan journalisten worden geen voorwaarden gesteld, maar wel wordt hen advies gegeven door de ambassade. Het advies luidt dat voor reizen naar het noorden bescherming wordt gevraagd bij MINUSMA dan wel operatie Serval. Het hangt van het reisdoel af of journalisten afhankelijk zijn van vervoer via MINUSMA of niet. Om bescherming door operatie Serval of MINUSMA moet specifiek worden gevraagd en in dat geval zijn de aanwijzingen van beveiligers leidend. Voor embedded journalisten geldt dat zij onder dezelfde voorwaarden moeten gaan werken als in andere missies, te weten een check op operationele veiligheid van hun stukken (bijvoorbeeld het niet herkenbaar in beeld brengen van commando’s).
De ambassade geeft aan alle reizigers die naar het Noorden gaan specifiek advies. Het reisadvies voor Mali ontraadt – behalve naar Bamako indien essentieel – reizen in Mali. Journalisten die desondanks naar het Noorden willen reizen, worden gebriefd over specifieke gevaren en dreigingen, verbonden aan het reisdoel, alsmede basisregels om de eigen veiligheid te bevorderen.
Vraag 46
Heeft de beslissing tot uitzending geleid tot nieuwe verwachtingen van het kabinet ten aanzien van de ontvoerde Nederlander dhr. S. Rijke?
Antwoord
In het belang van de zaak worden geen mededelingen gedaan over deze ontvoering.
Vraag 47, 70, 72 en 300
Vraag 47
Waarom wordt het verzamelen van inlichtingen bestempeld als een «niche-capaciteit»? Waarin verschilt juist de Nederlandse ervaring en expertise op dit terrein van die van andere landen?
Vraag 70
Hoe heeft Nederland de niche (militaire niche-capaciteit) bepaald van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA?
Vraag 72
Hoe realistisch is de overdraagbaarheid van de Nederlandse bijdrage gericht op een militaire niche capaciteit die voorziet in een «kritieke VN behoefte» aan andere landen? Welke andere landen zouden in staat zijn de Nederlandse bijdrage over te nemen?
Vraag 300
Waardoor zal de Nederlandse bijdrage – bijvoorbeeld aangaande het verzamelen van inlichtingen – gemakkelijk over te nemen zijn door een andere lidstaat? Welke maatregelen zijn genomen om hier voor te zorgen?
Antwoord op vraag 47, 70, 72 en 300
De VN wil dat MINUSMA de operaties informatiegestuurd plant en uitvoert. MINUSMA dient daarom volgens de VN te beschikken over een hoogwaardige inlichtingencapaciteit. Vanuit het perspectief van de VN is die hoogwaardige inlichtingencapaciteit, die Nederland samen met andere landen levert, een niche capaciteit waarin andere deelnemende landen op dit moment niet voorzien. Er zijn verschillende landen met een hoogwaardige inlichtingen capaciteit die in staat zijn de Nederlandse bijdrage over te nemen.
Vraag 48
Zijn er andere landen dan Nederland die wel een specifieke gebiedsverantwoordelijkheid dragen? Zo ja, welke landen en voor welk gebied? Zo nee, wie wordt dan verantwoordelijk geacht voor gebieden en waarom is voor deze opzet, die afwijkt van eerdere missies, gekozen?
Antwoord
De VN is gebiedsverantwoordelijk. Er zijn binnen MINUSMA geen landen die gebiedsverantwoordelijkheid dragen. Daardoor kunnen eenheden van landen relatief eenvoudig worden afgelost.
Vraag 49, 50, 312 en 318
Vraag 49
Welk deel van de 70 militairen de voor de All Source Information Fusion Unit (ASIFU) werkzaam zullen zijn, zal als analist aan de slag gaan en welk deel maakt deel uit van het inlichtingenpersoneel?
Vraag 50
Welk deel van de 70 militairen zal werkzaam zijn op en vanuit de hoofdkwartieren in Gao? En welk deel van de 70 militairen zal werkzaam zijn op en vanuit hoofdkwartieren in Bamako?
Vraag 312
Met welke landen werkt Nederland samen in de «All Sources Information & Fusion Unit» (ASIFU)? Welke andere landen nemen deel aan ASIFU? Maakt Amerikaans personeel deel uit van ASIFU?
Vraag 318
Van wie zijn de onbemande vliegtuigen die de inlichtingen voor ASIFU verzorgt?
Antwoord op vraag 49, 50, 312 en 318
De ASIFU zal bestaan uit een hoofdkwartier te Bamako en twee inlichtingencompagnieën, een in Gao en een, nog niet gevuld, in Timboektoe. De ASIFU bestaat voor het grootste deel uit inlichtingenpersoneel, aangevuld met enkele personeelsleden in algemene, ondersteunende of staffuncties.
Het ASIFU-hoofdkwartier in Bamako is multinationaal. Nederland levert de commandant van dit hoofdkwartier en diverse functionarissen. Noorwegen en Finland hebben gesteld ook functionarissen voor dit hoofdkwartier te willen leveren. Het hoofdkwartier richt zich op de aansturing van de inlichtingeneenheden in Mali en op de verwerking van de inlichtingen vanuit deze eenheden. De kern van dit hoofdkwartier bestaat onder andere uit een robuuste analysesectie. Nederlandse analisten maken hier deel van uit.
De aan de VN aangeboden Nederlandse inlichtingencompagnie in Gao beschikt over eigen inlichtingensensoren: een human terrain analysis team en onbemande vliegtuigen. Ook de inlichtingencompagnie beschikt over een eigen analysecapaciteit.
Van de 70 militairen zullen vooralsnog 53 in Gao en zeventien in Bamako werkzaam zijn. Er is op dit moment niet voorzien dat Amerikaans personeel deel uit gaat maken van het ASIFU.
Vraag 51 en 52
Vraag 51
Hoeveel militairen zijn er in totaal nodig voor de (voorlopige) duur van de missie om de inzet van 90 militairen als Special Forces mogelijk te maken?
Vraag 52
Hoeveel militairen zijn er in totaal nodig voor de (voorlopige) duur van de missie om de inzet van 60 militairen met vier Apache helicopters mogelijk te maken? Welk deel van de 60 militairen zijn ondersteunend aan de Apaches en welk deel maakt deel uit van de bemanning?
Antwoord op vraag 51 en 52
Om de aan MINUSMA deelnemende militairen uitzendbescherming te kunnen bieden, is minimaal driemaal het ingezette aantal militairen nodig. In de praktijk zullen de rotaties veelal over meer militairen verdeeld worden.
De groep van 60 militairen voor de Apaches bestaat voor het grootste deel uit ondersteuners. Daarnaast zijn er vliegers opgenomen, voor de planning, aansturing en uitvoering van de vluchten.
Vraag 53 en 68
Vraag 53
Hoe ziet de verdeling van de 128 militairen ter ondersteuning er over de verschillende eenheden uit? Welk deel van de 128 militairen ter ondersteuning zijn voor het nationaal ondersteuningsdetachement?
Vraag 68
Kunt u de taken van de 128 ondersteunende militairen toelichten?
Antwoord op vraag 53 en 68
De samenstelling van de Nederlandse bijdragen berust op een mate van centralisatie en clustering van de eenheden en de benodigde ondersteuning. Ook is uitgegaan van een bepaalde mate van logistieke ondersteuning door de VN. Nog niet alle details hierover zijn beschikbaar. De uitwerking, in samenspraak met de VN en MINUSMA, is nog gaande.
Binnen de verschillende bijdragen is specifiek voor elke bijdrage een beperkte logistieke capaciteit opgenomen. Voor de overkoepelende logistiek is dubbeling van capaciteit zo veel mogelijk vermeden. De 128 militairen van het ondersteuningsdetachement werken dus niet specifiek voor een bepaalde eenheid, maar ondersteunen alle eenheden. Deze militairen worden ingezet voor een breed spectrum aan taken zoals beveiliging, lokaal transport, materieel en ICT beheer, bevoorrading, lokale verwerving, catering, water- en nutsvoorzieningen en «welfare».
Vraag 54 en 69
Vraag 54
Hoeveel extra militairen zijn er nodig bij de aanvang van de missie? Waaruit bestaat hun takenpakket?
Vraag 69
Hoeveel extra militairen zijn noodzakelijk bij zowel de aanvang als de beëindiging van de missie?
Antwoord op vraag 54 en 69
Er worden ongeveer 100 militairen ingezet voor de bouw van de accommodatie en de aanleg van de ICT. Afhankelijk van de beschikbaarheid van diensten van de VN en/of lokale contractanten zullen naar verwachting tijdelijk nog extra militairen worden ingezet, met name voor de ondersteuning van de verplaatsing van Nederland naar Mali en voor de opbouw/assemblage van systemen zoals de Apache helikopter.
Uitgaande van overname van de door Nederland gebouwde accommodatie door de VN, wordt het aantal extra militairen benodigd voor de beëindiging van missie geschat op 125. Als de accommodatie niet wordt overgenomen, zal aanvullend personeel moeten worden ingezet om de accommodatie te ontmantelen en de grond schoon op te leveren.
Vraag 55
Hoeveel functionarissen voor de politie component zijn er in totaal voor de (voorlopige) duur van de missie nodig, onderverdeeld naar de KMar en politieagenten?
Antwoord
Vooralsnog is de Nederlandse bijdrage aan UNPOL ongeveer 30 functies. Daarvoor zal de Nationale Politie circa tien en de KMar circa twintig functionarissen leveren. Uitgaande van een uitzending van een jaar en een mandaat tot eind 2015 betekent dit dat in totaal twintig civiele politiefunctionarissen nodig zijn. Uitgaande van een uitzendtermijn van zes maanden en een mandaat tot eind 2015 dient de Kmar in totaal 80 marechaussees te leveren.
Vraag 56, 57 en 308
Vraag 56
Hoeveel civiele deskundigen zendt Nederland uit en wat is hun specifieke taak? Hoeveel civiele deskundigen zijn in totaal onderdeel van de MINUSMA-missie? Hoeveel civiele deskundigen verwacht het kabinet dat er nodig zijn voor de (voorlopige) duur van de missie?
Vraag 57
Wat is de achtergrond van deze civiele deskundigen?
Vraag 308
Hoe groot wordt de civiele component in mankracht/FTE’s?
Antwoord op vraag 56, 57 en 308
De civiele component van MINUSMA bestaat momenteel uit 1.598 personen, bestaande uit 672 internationale medewerkers, 781 Malinese medewerkers en 145 United Nations Volunteers. Deze component van de missie bestaat uit specialistische functies, maar ook uit administratieve en andere ondersteunende functies. De invulling van de deskundige posities wordt onder meer bepaald door de gezamenlijke plannen van MINUSMA en de Malinese autoriteiten. Deze plannen worden momenteel ontwikkeld. Nederland streeft naar een bijdrage van civiele deskundigen op het terrein van onder meer bescherming van burgers, rechtsstaatontwikkeling, hervorming van de veiligheidssector, gender en de bescherming van cultureel erfgoed. Nederland heeft daartoe een aantal experts aangeboden aan MINUSMA. Het is nog niet duidelijk hoeveel civiele deskundigen Nederland zal uitzenden, aangezien op de werving en aanstelling van civiele deskundigen de reguliere VN-selectieprocedures van toepassing zijn.
Vraag 58
Wanneer is er duidelijkheid over de locaties waar de functionarissen van de politiecomponent en de civiele deskundigen zullen worden geplaatst?
Antwoord
De VN zal eerst de Nederlandse kandidaten voor politiefuncties en de civiele component van MINUSMA moeten selecteren. Daarna zal de VN, in overleg met Nederland, bepalen waar de geselecteerde functionarissen worden geplaatst. Naar verwachting zal er begin 2014 meer duidelijkheid zijn over de locatie. In lijn met de planning voor het opbouwen van de civiele en politiecomponent richt MINUSMA zich in de beginfase op het vullen van de functies op het hoofdkwartier in Bamako en zal de aanwezigheid in de regio’s geleidelijk worden uitgebreid.
Vraag 59
Op welke terreinen heeft de Malinese overheid begeleiding van VN gevraagd om te komen tot een functionerende overheid?
Antwoord
In de brief van 25 maart 2013 aan de Secretaris-Generaal van de VN heeft de toenmalige Malinese interim-regering verzocht om een VN-operatie ter stabilisering en herstel van de autoriteit en de soevereiniteit van de Malinese staat over het gehele grondgebied. De VN Veiligheidsraad heeft daarop in april 2013 besloten tot de instelling van een geïntegreerde vredesmissie. Mali heeft de VN niet specifiek gevraagd om ondersteuning bij de totstandkoming van een functionerende overheid.
Vraag 60
Hoe definieert de Malinese overheid zelf een functionerende overheid? Is de door de VN gehanteerde definitie hieraan gelijk?
Antwoord
Voor de term functionerende overheid of «good governance» bestaat geen algemeen aanvaarde formele definitie. Wel noemt de VN acht karakteristieken van goed bestuur: accountable, transparant, responsive, participatory, effective and efficient, consensus oriented, equitable and inclusive, follows the rule of law. Het is niet bekend of, en zo ja welke definitie de Malinese overheid hanteert.
Vraag 61
Wie bepaalt of het doel van een functionerende Malinese overheid die veiligheid en andere diensten aan de bevolking levert in het hele land, is behaald?
Antwoord
Op het moment dat het mandaat van MINUSMA afloopt, zullen alle betrokken partijen een gezamenlijke appreciatie van het functioneren van de Malinese overheid maken, die ten grondslag zal liggen aan het besluit van de Veiligheidsraad om het mandaat wel of niet te verlengen.
Vraag 62
Wat zijn de andere diensten die de Malinese overheid aan de bevolking in het hele land beoogt te gaan leveren?
Antwoord
Over het algemeen wordt met «andere diensten» in ieder geval gedoeld op onderwijs, gezondheidszorg, water en een operationele lokale overheid. Gezien de achterliggende oorzaken van het conflict geldt dat in dit geval ook voor de verbetering van de toegang tot justitie en de kwaliteit van de politie.
Vraag 63
Wat wordt bedoeld met «een kritieke behoefte van de VN»?
Antwoord
Hiermee wordt bedoeld dat de VN behoefte heeft aan een specifieke capaciteit die essentieel is voor het uitvoeren van de missie, waarin nog niet is voorzien.
Vraag 65
Ambieert Nederland een rol in de Mali Group of Friends? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Er is geen Mali Group of Friends: wel bestaat de Groupe de soutien et de suivi sur la situation au Mali, een internationaal politiek overlegorgaan waarin de VN, EU, AU, ECOWAS, P5 en enkele Europese landen, waaronder Nederland, zijn vertegenwoordigd.
Daarnaast maakt Nederland deel uit van de Groupe de Suivi des donateurs (follow-up donorconferentie Brussel van mei 2013) waar met name met de Malinese autoriteiten wordt gesproken over plannen, uitvoering en monitoring van wederopbouw- en ontwikkelingsplannen.
Vraag 66
Is Nederland voornemens een Speciale Gezant Mali te benoemen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet ziet geen aanleiding om een Speciale Gezant voor Mali te benoemen. Nederland is zowel bij diverse fora als de Groupes de Suivi en in Brussel op voldoende niveau vertegenwoordigd. Er is op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat de benoeming van een Speciale Gezant zou resulteren in een meer efficiënte Nederlandse inzet ten aanzien van de Mali-problematiek.
Vraag 67
Gaat Nederland in het Noorden van Mali Quick and Visible projects of Quick Impact Projects uitvoeren? Zo ja, hoe zien deze er uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee. Nederland heeft een bilateraal ontwikkelingsprogramma dat zich, ook in het noorden, richt op de speerpunten water, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en veiligheid en rechtsorde. MINUSMA zelf beoogt wel «quick win projects» uit te voeren in het noorden. Als de VN in dit kader specifieke projectvoorstellen voorlegt die aansluiten bij het Nederlands profiel, dan zal Nederland deze serieus in overweging nemen.
Vraag 71
Nederland zal bijdragen aan de politiemacht om training te geven. Is binnen deze politiemacht ook specifieke aandacht en ruimte voor gendertrainingen? Wordt de capaciteit opgebouwd van de politie op het gebied van gender-based violence? Zo nee, waarom niet en zal Nederland zich hard maken om dit wel te integreren?
Antwoord
Het adresseren van seksueel geweld en gender-based violence heeft specifieke aandacht van MINUSMA (zie antwoord vraag 181). Wat betreft de specifieke politiecomponent draagt UNPOL zelf zorg voor de gendertrainingen van het personeel. De Nederlandse deelnemers aan UNPOL zullen in het opwerktraject extra aandacht besteden aan het thema gender. Daarnaast zet Nederland in op de plaatsing van een gender expert in de MINUSMA brede gender eenheid alsmede in het gender team van UNPOL. Verder draagt Nederland via UN Women bij aan gendertraining van het Malinees leger en politie.
Vraag 73
Bent u bereid de EU- en VN-Sahelstrategie met kabinetsreactie voor het aankomende artikel-100 debat naar de Kamer te zenden?
Antwoord
De EU Sahelstrategie (Europese Dienst voor Extern Optreden, Strategy for Security and Development in the Sahel) – die publiekelijk toegankelijk is – dateert uit maart 2011, dus van vóór de onrust in Mali. De strategie wordt op dit moment herzien naar aanleiding van de recente gebeurtenissen. De VN Sahelstrategie (VN Veiligheidsraad, Report of the Secretary-General on the situation in the Sahel region, S/2013/354, 14 juni 2013) is eveneens publiek toegankelijk. Deze strategie kan een nuttige bijdrage leveren aan de internationale inspanningen om te komen tot een oplossing van de problemen in de Sahelregio. Positief element hierbij is dat de strategie bijzondere aandacht schenkt aan consultaties met de bewoners van de Sahelregio. Belangrijk is ook dat de strategie zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij de activiteiten van de landen in de regio en regionale en internationale organisaties als ECOWAS, de EU en de Afrikaanse Unie.
Omdat Nederland het belangrijk acht dat doublures worden voorkomen en beide strategieën goed op elkaar afgestemd, worden ten einde zoveel mogelijk synergie te behalen, geeft het kabinet er de voorkeur aan beide strategieën met kabinetsreactie naar de Kamer te sturen als de EU Sahelstrategie herzien is.
Overigens heeft het kabinet beide strategieën in hun huidige vorm op hoofdlijnen in diverse fora ondersteund.
Vraag 74
Heeft u zelf een Sahelstrategie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u deze voor het aankomende artikel-100 debat naar de Kamer zenden?
Antwoord
Nederland beschikt niet over een specifieke Sahelstrategie. In de artikel-100 brief wordt aangegeven hoe het kabinet invulling wil geven aan de 3D-inzet in Mali. Voorts is Nederland betrokken bij de discussies over de actualisering van de EU-Sahelstrategie (april 2011), die voorziet in een geïntegreerde benadering van veiligheid en ontwikkeling in de Sahel-regio. Ten slotte is er ook een VN-strategie die afgelopen zomer werd gepubliceerd. Het kabinet hecht er aan dat de EU- en VN-Sahelstrategie zo goed mogelijk op elkaar afgestemd worden om doublures te voorkomen.
Vraag 76 en 98
Vraag 76
Het kabinet stelt dat de missie gebaseerd is op een 3D-benadering. Welke rol speelt het element diplomacy in de Nederlandse bijdrage? In hoeverre is er daarnaast sprake van een reële development-component?
Vraag 98
Door samenhang tussen de Nederlandse inzet in MINUSMA en het bilaterale
ontwikkelingsprogramma wordt het geïntegreerde karakter van de Nederlandse
inspanningen verder versterkt». Hoe ziet die samenhang eruit? Op welke onderdelen gaan de missie en het bilaterale ontwikkelingsprogramma precies samen? Kan worden toegelicht op welke wijze er sprake is van samenhang tussen de Nederlandse inzet binnen MINUSMA en het bilaterale ontwikkelingsprogramma? Hoe gaan deze programma’s elkaar versterken?
Antwoord op vraag 76 en 98
Het diplomatieke element in de Nederlandse inzet in Mali is belangrijk en van wezenlijk belang voor het succes van de inzet op andere terreinen. Nederland zoekt daarbij aansluiting bij andere partners zoals de EU en de VN. Zo neemt Nederland onder andere deel aan de Groupe de soutien et de suivi sur la situation au Mali. Het geïntegreerd karakter van de Nederlandse inspanningen krijgt verder vorm door de koppeling tussen de bijdrage aan MINUSMA en het bilaterale ontwikkelingsprogramma. Het Veiligheid en Rechtsorde-deel van dat bilaterale programma zal zich gaan richten op de toegang tot rechtspraak en decentralisatie van de justitieketen. Dit is enerzijds relevant voor activiteiten in andere sectoren van het bilaterale programma, zoals voedselzekerheid en SRGR (seksuele en reproductieve gezondheid en rechten). Anderzijds is politiecapaciteit, waar Nederland in MINUSMA-verband aan bijdraagt, een belangrijke voorwaarde voor een goed functionerend rechtssysteem en voor «human security». De civiele experts die Nederland bijdraagt aan MINUSMA zullen zoveel als mogelijk ingezet worden om deze koppeling te versterken op thema’s als gender en duurzame hervorming van de veiligheidssector.
Vraag 84
Wat zijn de consequenties van een situatie waarin Nederland zich na 2015 terugtrekt uit de missie en geen ander land bereid is de inlichtingentaak over te nemen?
Antwoord
De VN is verantwoordelijk voor vervanging van de Nederlandse bijdrage op het moment dat Nederland besluit haar bijdrage te beperken of te beëindigen.
Vraag 85
Zullen er externe partijen betrokken worden bij de evaluatie? En zo ja, welke? En zo nee, waarom niet en wie zal dan de tussentijdse evaluatie uitvoeren?
Antwoord
Dit zal te zijner tijd worden bepaald. Op dit moment kan nog niet worden vastgesteld welke vorm van evaluatie het meest wenselijk is.
Vraag 86
Waarom wordt voor het creëren van escalatiemogelijkheden gekozen voor Apaches en niet voor F-16’s?
Antwoord
De VN heeft om bewapende helikopters gevraagd, niet om gevechtsvliegtuigen.
Vraag 87, 125, 310, 334 en 359
Vraag 87
In hoeverre kan men met vier Apaches spreken van een zelfredzame missie in het geval van evt. hevige gevechten?
Vraag 125
Wat gebeurt er als de Nederlandse speciale eenheden onder vuur liggen en de Fransen niet in staat blijken of bereid zijn vuursteun te leveren? Welke rol kunnen de Apachehelikopters hierin spelen? Klopt het dat de Apaches gebiedsgebonden zijn (en bovendien langzamer dan gevechtsvliegtuigen) en de Nederlandse speciale eenheden niet in alle gebieden te hulp kunnen schieten?
Vraag 310
Kunt u toelichten hoe de Apache-ondersteuning precies is geregeld? Welke taken gaan de Apache-helikopters uitvoeren en hoe is de commandostructuur rondom deze helikopters geregeld? Kan de minister voorts toelichten hoe de Apaches bewapend zijn?
Vraag 334
Hoe snel kan Nederland de «force dominance» escaleren wanneer de situatie op de grond snel en drastisch wijzigt?
Vraag 359
Wat wordt bedoeld met de zin «als Nederlandse eenheden door gewapende groepen worden aangevallen, zijn ze in eerste instantie robuust genoeg om zichzelf te kunnen beschermen»? Wat betekent «robuust»? Wat betekent in dit geval «in eerste instantie»?
Antwoord op vraag 87, 125, 310, 334 en 359
Met hun kwalitatief hoogwaardige sensoren zijn de Apaches zeer geschikt om inlichtingen te verzamelen voor de ASIFU. De vier helikopters versterken de inlichtingenketen aanzienlijk. Ook kunnen ze worden ingezet om gewapende groeperingen af te schrikken en om vuursteun te leveren. De Apaches leveren een bijdrage aan de bescherming van Nederlands personeel en vertegenwoordigen de escalatiedominantie van de Nederlandse bijdrage.
Waar nodig kan uiteraard ook een beroep worden gedaan op andere MINUSMA-eenheden (waaronder de QRF) en de Franse operatie Serval. De Apaches zijn daarmee niet de enige middelen die de Nederlandse eenheden kunnen ondersteunen.
Bij de samenstelling van de Nederlandse speciale eenheid (SOF) is rekening gehouden met de kans dat zij worden blootgesteld aan geweld of bij gevechtshandelingen betrokken zullen zijn. De Nederlandse speciale eenheden zijn onder meer voorzien van persoonlijke wapens, voertuigbewapening en mortieren. Als Nederlandse eenheden door gewapende groepen worden aangevallen, zijn ze dus in eerste instantie in staat om zichzelf te kunnen beschermen. Indien deze zelfbescherming niet voldoende is om de dreiging af te wenden, kan de eenheid een beroep doen op de zogenaamde Quick Reaction Force (QRF) die MINUSMA heeft ingericht voor dit soort situaties. Daarnaast kunnen de aanwezige Nederlandse gevechtshelikopters worden ingezet ter ondersteuning van de Nederlandse eenheden. Mochten al deze middelen niet voldoende zijn, dan kan MINUSMA een beroep doen op de Franse operatie Serval die in Gao eveneens over een QRF en gevechtshelikopters beschikt. Het aanvragen van steun verloopt volgens procedures die voorafgaande aan elke operatie van speciale eenheden worden vastgelegd in het operatieplan. De Apaches zijn gestationeerd in Gao maar zijn niet gebonden aan dat gebied. De Apaches zijn uitstekend in staat de Nederlandse speciale eenheden te voorzien van vuursteun.
De Nederlandse speciale eenheden zullen zich er in de planfase van een operatie van vergewissen dat steun van gewapende helikopters (bijvoorbeeld de Nederlandse Apaches) en/of QRF waar nodig is verzekerd. Mochten deze niet beschikbaar zijn dan wordt het optreden aangepast of gaat de operatie niet door.
Afhankelijk van de locatie, dreigingsniveau en omstandigheden kunnen de ASIFU sub eenheden zelf in force protection voorzien, treden ze op met force protection van MINUSMA-eenheden uit de sector (met eventueel bij hen ingedeelde Franse vuurgeleiders ten behoeve van helikopter of vliegtuiginzet), of zijn ze geïntegreerd in de SOF.
De Apaches worden aangestuurd door de Force Commander van MINUSMA. De bewapening van de Apaches is afhankelijk van de missie op het moment van inzet.
Vraag 88
Wat zijn de directe en indirecte Nederlandse belangen in Mali?
Antwoord
Het kabinet verwijst voor een beschrijving van de Nederlandse belangen in Mali graag naar de brief aan Uw Kamer over de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA.
Vraag 89, 100, 105, 106, 107 en 108
Vraag 89
Wat zijn de economische belangen van Nederland in Mali.
Vraag 100
Kunt u het Nederlands economisch belang bij beschikbaarheid van de grondstoffen in de Sahel-regio toelichten? Kunt u dit economisch belang cijfermatig onderbouwen?
Vraag 105
Wat is voor de Malinese bevolking vanuit het economische perspectief het belang de grondstoffen en energiebronnen in de regio bereikbaar en beschikbaar te houden? Wat is het belang hiervoor voor de Malinese industrie en handel?
Vraag 106
Welke regio wordt bedoeld in de zinsnede «van belang de grondstoffen en energiebronnen in de regio bereikbaar en beschikbaar te houden» en kunt u een overzicht geven van de grondstoffen en energiebronnen in de regio?
Vraag 107
Kunt u een overzicht geven van de betrokken bedrijven en industrie bij de bedoelde grondstoffen en energiebronnen in deze regio?
Vraag 108
Kunt u aangeven welke grondstoffen de Nederlandse overheid inkoopt in Noord-Afrika?
Antwoord op vraag 89, 100, 105, 106, 107 en 108
De Sahelregio beschikt over diverse voorraden grondstoffen en energiebronnen die van belang zijn voor Europa en Nederland. Nederland betrekt een deel van zijn energiebehoefte uit Noord- en West-Afrika; daarnaast is Nederland gemiddeld de vijfde handelspartner in West-Afrika. De regio beschikt over grote nog onontgonnen voorraden aan onder andere fosfaat en diamant, ijzererts, bauxiet, lood, koper, zink, lithium en uranium. De brede Sahelregio is voor Nederland een belangrijke grondstoffenpartner. De Nederlandse overheid koopt geen grondstoffen in, maar het Nederlandse bedrijfsleven betrekt bijvoorbeeld fosfaat uit Marokko en gas uit Algerije. In de toekomst zal het belang van de regio als grondstoffenpartner waarschijnlijk toenemen wegens toekomstige uitputting van de Nederlandse reserves en de behoefte aan diversificatie aan energiebronnen bij leveranciers. Mali is de derde Afrikaanse goudproducent; daarnaast beschikt het land onder andere over voorraden fosfaat en diamant, alsmede onontgonnen voorraden aan onder andere bauxiet, chromium, koper, graniet, gips, ijzererts, lood, lithium, mangaan, nikkel, palladium, zilver, tin, titanium, uranium en zink. De mijnbouwsector is verantwoordelijk voor naar schatting 6,4% van het Malinese BNP. Ongeveer 95% van de mijnbouw betreft de productie van goud. Het merendeel van de mijnindustrie in Mali is op het ogenblik in handen van Zuid-Afrikaanse, Canadese, Australische en Britse bedrijven. Sinds kort zijn ook Chinese en Indiase bedrijven actief.
Hoewel binnen de Nederlands-Malinese relatie de nadruk nog altijd op ontwikkelingssamenwerking ligt, worden ook de handelscontacten langzaam uitgebreid. Zo bezocht begin november een Nederlandse handelsmissie Bamako, vooral gericht op de agrarische- en de dienstensector.
Vraag 94
Welke bijdrage levert de Nederlandse missie aan bestrijding van internationale criminaliteit en terrorisme?
Antwoord
MINUSMA richt zich onder meer op het stabiliseren van (noord-)Mali waarmee naar verwachting een bijdrage wordt geleverd aan het ontzeggen van een operatiegebied aan terroristische organisaties en criminele netwerken. De inzet op het gebied van politie door UNPOL, waar Nederland aan bijdraagt, is bedoeld ter vergroting van de capaciteit van Mali om op te treden tegen internationale criminaliteit.
Vraag 97
Welke prioritering geldt er bij de gronden voor deelname aan de missie, welke grond is het belangrijkste en waarom?
Antwoord
Het bevorderen van internationale veiligheid, stabiliteit en een goed functionerende rechtsorde in de nabijheid van Europa is een belangrijke grond voor deelneming aan de missie. Voorts is het in economisch perspectief van belang de grondstoffen en energiebronnen in de regio bereikbaar en beschikbaar te houden voor de industrie en handel. Solidariteit met de burgerbevolking van Mali, die hard wordt getroffen door de armoede, instabiliteit, onveiligheid en mensenrechtenschendingen, vormt een andere belangrijke overweging.
Vraag 99, 123, 124, 277, 278, 279, 337, 347 en 356
Vraag 99
Binnen welk tijdsbestek kunnen de Fransen steun leveren en welk materieel hebben zij daarvoor beschikbaar?
Vraag 123
Hoe hard zijn de garanties voor hulp vanuit de Franse operatie Serval, in het bijzonder als het gaat om prioriteitsstelling? Hoe groot acht u het risico dat Fransen de prioriteit leggen bij hun eigen operatie Serval?
Vraag 124
In hoeverre staat de Franse parallel force onder het gezag van MINUSMA? In hoeverre kunnen de VN-troepen een beroep op de Franse strijdkrachten doen? Hoe is deze commandostructuur geregeld? Is er een scenario denkbaar waarin de Franse parallel force weigert gehoor te geven aan een verzoek van de VN-missie?
Vraag 277
Welke afspraken zijn er precies gemaakt met Frankrijk om eventueel transportvliegtuigen in te zetten of extra steun op de grond te bieden?
Vraag 278
In welke situaties kan Nederland rekenen op Franse ondersteuning?
Vraag 279
Hoe garandeert u de Franse ondersteuning?
Vraag 337
Kan worden toegelicht op welke wijze de operatie Serval specifiek de Nederlandse
militairen in Bamako of Gao zal kunnen ondersteunen?
Vraag 347
Wat is naar uw mening de minimale capaciteit die Frankrijk dient te leveren om de rol zoals expliciet aangegeven in VNVR-2100 «to intervene in support of elements of MINUSMA when under imminent and serious threat»?
Vraag 356
Heeft Nederland een liaison bij de Franse militaire missie? Zo ja, kan deze direct, zonder de VN, om steun vragen? Hoe zijn de afspraken tussen de Franse parallel force en MINUSMA precies vormgegeven? In hoeverre is resolutie 2100 leidend en bepalend bij de daadwerkelijke inzet van deze troepen in geval van nood? Hoe gaat de bevelvoering dan in zijn werk?
Antwoord op 99, 123, 124, 277, 278, 279, 337, 347 en 356
De Franse parallel force staat niet onder het gezag van MINUSMA. Frankrijk is in resolutie 2100 geautoriseerd om MINUSMA te ondersteunen: «to intervene in support of elements of MINUSMA when under imminent and serious threat». De precieze uitvoering van deze afspraak is vastgelegd in een technische overeenkomst tussen Frankrijk en de VN. Hierin is onder meer bepaald dat de Force Commander van MINUSMA namens de Secretaris-Generaal van de VN de hulp van de Franse troepen direct kan inroepen. De Fransen zullen steun leveren voor zover hun middelen en operatiegebied dat toelaten. De Franse helikopters zijn in Gao gestationeerd.
MINUSMA en Frankrijk zullen liaison officieren uitwisselen, zowel op het niveau van het missie hoofdkwartier als de sector hoofdkwartieren.
Voor de logistieke ondersteuning is Nederland bezig een overeenkomst met Frankrijk op te maken.
Het optreden van de Nederlandse eenheden is niet afhankelijk van de steun van operatie Serval. Wel geeft deze steun meer operationele armslag.
Vraag 101
Kunt u toelichten via welke landen en kanalen wapens terechtkomen in Mali? In hoeverre maakt Libië deel uit van deze doorvoerroutes?
Antwoord
Als gevolg van gewezen conflicten in West-Afrika circuleren wapens in Mali. Daarnaast zijn wapens uit Libië terechtgekomen in Mali.
Vraag 102
Klopt het dat een groot deel van de financiering van jihadistische terroristen mede komt uit gestolen olie uit Niger? Zo ja, wat wordt daar aan gedaan?
Antwoord
Hoewel er in de Sahelregio sprake is van een nexus tussen terrorisme en georganiseerde criminaliteit beschikt het kabinet niet over concrete aanwijzingen dat er olie wordt gestolen in Niger waarmee terroristen worden gefinancierd.
Vraag 103
Uit de artikel 100-brief wordt niet geheel duidelijk in hoeverre er sprake is van een relatie tussen grondstoffen, wapen- en mensenhandel en terrorisme. Zijn deze factoren volgens het kabinet aan elkaar gerelateerd? Zo ja, hoe?
Antwoord
Ja, terroristen gebruiken wapens verkregen van wapenhandelaren. Het is mogelijk dat de terroristen deze wapens deels uit de opbrengsten van onder andere ontvoeringen en beveiliging van illegale transporten betalen.
Vraag 104
Waarom wordt er verwacht dat een bijdrage aan MINUSMA de effectiviteit van de totale Nederlandse inspanningen in Mali een impuls kan geven? Wat zijn de verwachte effecten van deze impuls?
Antwoord
Zoals Kofi Annan al zei in het World Development Report in 2000: er kan geen ontwikkeling zijn zonder veiligheid en geen veiligheid zonder ontwikkeling. Een bijdrage aan de stabiliteit in Mali geeft daarmee automatisch een positieve impuls aan de overige inspanningen van Nederland.
Vraag 109
Wanneer is de centrale doelstelling van stabilisering van bevolkingscentra bereikt? Welke bevolkingscentra worden hiermee bedoeld?
Antwoord
Een van de doelstellingen van MINUSMA is om de belangrijkste bevolkingscentra, specifiek diegene in het noorden van Mali, te stabiliseren. Het gaat hier om grote bevolkingscentra in het noorden, te weten Gao, Timbuktu, Kidal, Menaka en Tessalit.
Deze doelstelling is bereikt als de veiligheid voor de bevolking in deze centra in voldoende mate is hersteld.
Vraag 111
Is er onderzoek gedaan naar het huidige draagvlak van de bevolking voor de doelstellingen van de VN-missie? En zo ja, wat was het resultaat? Kunt u deze per afzonderlijke doelstelling toelichten?
Antwoord
Er zijn geen onderzoeken bekend die zich specifiek richten op het draagvlak van de VN-missie. Wel voert de Friedrich Ebert Stiftung geregeld onderzoek uit naar het draagvlak voor de aanwezigheid van MINUSMA en operatie Serval samen. Uit het laatste onderzoek van 16-25 september 2013 volgt dat 90,7% van de bevolking de aanwezigheid om een of andere reden ondersteunt.
Vraag 112
In hoeverre zijn 12.000 militairen van MINUSMA in staat orde te handhaven in Mali? Hoe verhoudt dit aantal zich tot het aantal NAVO-militairen in Afghanistan?
Antwoord
Het is niet de taak van MINUSMA de orde te handhaven in heel Mali. Centrale doelstellingen zijn de stabilisering van belangrijke bevolkingscentra, steun voor het herstel van het staatsgezag in heel Mali, bemiddeling bij politieke dialoog en verzoening, steun bij de organisatie van verkiezingen, bescherming van burgers en ondersteuning bij humanitaire hulp. De militaire component van MINUSMA richt zich met name op het dunbevolkte noorden van Mali.
De missie in Mali is niet vergelijkbaar met de NAVO-missie in Afghanistan. Het aantal NAVO-militairen in Afghanistan is groter en zowel de missie als de situatie in Afghanistan zijn significant anders.
Vraag 113
Wordt onder steun voor herstel van het staatsgezag ook verstaan het blokkeren van de smokkelroutes van mensen en drugs in Mali?
Antwoord
Nee, maar herstel van het staatsgezag zal de Malinese autoriteiten wel beter in staat stellen hier iets aan te doen.
Vraag 114, 321 en 328
Vraag 114
Is een doel van de Nederlandse missie om terroristische groepen uit te schakelen of hier in ieder geval een bijdrage aan te leveren?
Vraag 321
U stelt dat «andere taken van de militairen van de verkenningseenheid denkbaar zijn». Valt hieronder ook het uitschakelen en/of doden van terroristen onder en Forward Air Controller-taken ter ondersteuning van luchtaanvallen?
Vraag 328
U stelt dat «andere taken van de militairen van de verkenningseenheid denkbaar zijn, maar vergen per operatie instemming van de Commandant der Strijdkrachten». In hoeverre werpt Nederland hiermee een caveat op?
Antwoord op vraag 114, 321 en 328
Counter terrorism is belegd bij operatie Serval en nadrukkelijk uitgesloten voor MINUSMA. De primaire taak van de verkenningseenheid is het verzamelen van inlichtingen door middel van langeafstandspatrouilles. Dit vereist een grote mate van zelfredzaamheid. De verkenningseenheid is daarmee een van de sensoren voor de ASIFU. De analyse van de inlichtingen door de ASIFU vormt de basis voor de plannen van de staf van de Force Commander. Andere taken van de militairen van de verkenningseenheid zijn denkbaar, maar vergen per operatie de instemming van de Commandant der Strijdkrachten (CDS). Hierbij kan worden gedacht aan operaties die de risico’s voor andere MINUSMA-eenheden verminderen, zoals het ontmantelen van verdekte wapen- en logistieke opslagplaatsen en het aanhouden van opponenten.
Het terugkoppelen met de CDS voorafgaand aan speciale operaties is een standaardwerkwijze, geen caveat.
Vraag 115, 219, 276, 281, 282
Vraag 115
Wat zijn de belangrijkste redenen dat MINUSMA nog niet beschikt over de benodigde 12.000 militairen? Wat is de verwachting wanneer deze militairen er wel zijn en welke landen zullen deze naar verwachting leveren?
Vraag 219
Wanneer verwacht het kabinet dat MINUSMA op volledige sterkte is? Gaat het kabinet uit van 11.200 militairen en 1440 politie-justitie-functionarissen, zoals geautoriseerd door de VN?
Vraag 276
Kunt u aangeven hoe het ervoor staat met de vulling van MINUSMA? Wanneer wordt is volgens uw verwachting volledige vulling bereikt?
Vraag 281
Welke landen hebben toegezegd een bijdrage te zullen gaan leveren aan MINUSMA? Hoe ziet deze bijdrage er per land uit?
Vraag 282
Op welke termijn verwacht het kabinet volledige personele vulling van de VN-missie MINUSMA?
Antwoord op vraag 115, 219, 276, 281 en 282
De VN is voor de personele invulling van MINUSMA afhankelijk van de bijdragen van lidstaten. Het is nog niet bekend wanneer volledige invulling van de missie zal worden bereikt, maar de VN verwacht dat de militaire component van MINUSMA in voorjaar 2014 grotendeels gevuld is.
Op dit moment zijn 5.098 van de 11.200 militairen geworven, 883 van de 1.120 Formed Police Units, 59 van de 320 Individual Police Officers, 300 van de 392 internationale civiele staf en 600 van de 900 civiele lokale staf. De SRSG blijft actief zoeken naar nieuwe troepenleveranciers. Door de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA worden mogelijk andere westerse landen geïnspireerd om ook een bijdrage te leveren.
Over de inhoud van deze bijdrage wordt bilateraal onderhandeld met de VN. Het is ondoenlijk hiervan een uitputtend overzicht te geven omdat dit van land tot land verschilt en tijdens het verloop van de missie kan worden bijgesteld. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de VN over lopende gesprekken voor aanvullende bijdragen geen informatie verschaft. Dit om de potentiële bijdragen niet in gevaar te brengen.
Vraag 116, 127, 235, 299, 302, 324, 325, 326 en 327
Vraag 116
Kunnen de door Nederland verzamelde inlichtingen ook gebruikt worden voor gerichte aanvallen op vermeende terroristen al dan niet met het oogmerk deze te doden (targeted killings), eventueel uitgevoerd door Franse militairen of commando’s die niet onder MINUSMA vallen?
Vraag 127
Welke afspraken zijn gemaakt over het delen van door Serval vergaarde intelligence met MINUSMA en met Nederland?
Vraag 235
Hoe het organogram met betrekking tot de informatie-uitwisseling eruit en wie zijn hier bij betrokken? Hoe ziet het organogram eruit met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen alle lopende en missies (zowel militair als civiel) die in Mali plaatsvinden?
Vraag 299
Welke afspraken zijn er gemaakt met de Fransen, Amerikanen en andere partners over het wederzijds delen van inlichtingen?
Vraag 302
Welke grenzen worden gesteld aan het gebruik door anderen van door Nederland
verzamelde inlichtingen?
Vraag 324
Onder welke voorwaarden deelt Nederland door Nederlandse militairen vergaarde intelligence met MINUSMA?
Vraag 325
Deelt Nederland door Nederlandse militairen vergaarde intelligence direct of indirect met Serval, zo nee waarom niet, zo ja onder welke specifieke voorwaarden?
Vraag 326
Onder welke voorwaarden deelt Nederland door Nederlandse militairen vergaarde
intelligence met MINUSMA?
Vraag 327
Deelt Nederland door Nederlandse militairen vergaarde intelligence direct of indirect met Serval, zo nee waarom niet, zo ja onder welke specifieke voorwaarden?
Antwoord op vraag 116, 127, 235, 299, 302, 324, 325, 326 en 327
De Nederlandse bijdrage aan de ASIFU verwerft, analyseert en produceert inlichtingen namens, voor en ten behoeve van MINUSMA. Hieraan zijn geen restricties verbonden, met uitzondering van bronbescherming. Nederland deelt deze inlichtingen binnen MINUSMA. Deze inlichtingen staan ter beschikking van de Force Commander, de Head of Mission, de MINUSMA-brigades, de regionale VN-hoofdkwartieren en de civiele componenten van MINUSMA. De ASIFU gebruikt voor het produceren van geïntegreerde inlichtingen ook informatie afkomstig van de civiele componenten van MINUSMA.
De VN hebben een overeenkomst met de Franse operatie Serval. In de context van die overeenkomst wisselt MINUSMA inlichtingen uit met de Franse operatie Serval. Deze inlichtingen kunnen bijdragen aan het inlichtingenbeeld dat de operatie Serval voor hun contraterrorisme operaties hanteert.
Over samenwerking op het gebied van inlichtingen met andere landen worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Vraag 117 en 128
Vraag 117
Wijkt het mandaat van de parallel force van de Franse militairen af van dat van MINUSMA? Indien ja, hoe?
Vraag 128
Wat is het concrete mandaat van Serval?
Antwoord op vraag 117 en 128
Ja. Het mandaat van de Franse troepen is opgenomen in Veiligheidsraad Resolutie 2100. Frankrijk is geautoriseerd om MINUSMA te ondersteunen: «to intervene in support of elements of MINUSMA when under imminent and serious threat».
Vraag 118
«Bemiddeling bij politieke dialoog en verzoening» is een doelstelling van de missie. Hoe krijgt die bemiddeling vorm? En hoe worden lokale gemeenschappen daarbij betrokken?
Antwoord
De bemiddeling door MINUSMA krijgt allereerst vorm door het voorzitterschap van SRSG Koenders bij de onderhandelingen ter opvolging van het interim akkoord van Ouagadougou van juni jl. Deze onderhandelingen moeten tijd en veiligheid bieden voor een proces van verzoening dat de regering van Mali zal uitvoeren en waarmee met de Assises sur le Nord van 1–3 november jl. een eerste begin is gemaakt. Deze «assises» zullen vanaf nu in de regio’s gaan plaatsvinden, de eerstvolgende is voorzien voor eind november in Gao. MINUSMA faciliteert indien nodig het transport voor hen die van ver moeten komen.
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de onderhandelingen in het kader van het interim-akkoord die tot doel hebben een veilige omgeving te creëren voor de verzoening en de verzoening zelf, die uiteindelijk met een integraal akkoord afgesloten moet worden. De verzoeningsgesprekken zullen worden gevoerd door de Commissie voor Dialoog, Waarheid en Verzoening en met de gemeenschappen in noord- en zuid-Mali. De lokale VN-kantoren zullen een belangrijke rol spelen in het faciliteren van verzoening en dialoog tussen bevolkingsgroepen op gemeentelijk niveau.
De Commissie voor Dialoog, Waarheid en Verzoening is oorspronkelijk door de transitieregering in het leven geroepen. De huidige regering heeft samenstelling en mandaat fors gewijzigd, o.a. door opname van waarheidsvinding waarmee de mogelijkheid is ontstaan om in het kader van de verzoening ook straffeloosheid aan de orde te stellen. De Commissie wordt in haar werk bijgestaan door MINUSMA.
Vraag 119 en 121
Vraag 119
Op welke wijze sluit deelname aan bij de actieve rol die Nederland speelt bij de internationale discussie over het grote belang van human security, wat is het grote belang van human security en hoe is dit belang verankerd in de uitvoering van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA?
Vraag 121
Nederland benadrukt het belang van «human security». Hoe wordt human security binnen deze missie opgevat, en op welke wijze draagt de Nederlandse bijdrage bij aan human security? Kunt u specificeren naar doelgroep?
Antwoord op vraag 119 en 121
Human security, oftewel menselijke veiligheid, is nauw gerelateerd aan het concept van bescherming van burgers (protection of civilians). Bescherming van burgers is zowel uitdrukkelijk onderdeel van VNVR-Resolutie 2100 als een integraal hoofddoel van de missie en dus van de bijdrage van Nederland aan MINUSMA. Het gaat hierbij zowel over acute menselijke veiligheid, het wegnemen van geweld en respect voor mensenrechten, als over menselijke veiligheid in bredere zin, dat wordt gevormd door bijvoorbeeld fatsoenlijk bestuur en basisvoorzieningen. De Nederlandse civiele en militaire bijdragen aan MINUSMA zetten zich in voor realisatie van dit mandaat, zowel richting etnische minderheden als vrouwen en kinderen.
Vraag 122
MINUSMA’s mandaat is onder andere het beschermen van de humanitaire toegang. Hoe zal MINUSMA zorgen dat de delicate balans tussen humanitair-militair wordt gewaarborgd zodat humanitaire spelers op basis van neutraliteit, onpartijdigheid en objectiviteit hun werk kunnen doen? En wat zal de bijdrage van Nederland hieraan zijn? Zal Nederland ingrijpen wanneer deze balans wordt overschreden, en hoe?
Antwoord
UNOCHA is belast met coördinatie van de humanitaire hulp, inclusief de pleitbezorging voor de toepassing van de humanitaire principes van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. UNOCHA communiceert ter plaatse met MINUSMA over de toepassing van de humanitaire principes. In de «Guidelines on Military and Civil Defence Assets (MCDA) to Support United Nations Humanitarian Activities in Complex Emergencies» (de zogenaamde MCDA-guidelines) zijn de internationale richtlijnen voor de inzet van militaire middelen tijdens humanitaire operaties in conflictsituatie vastgelegd. Uitgangspunt is dat militaire capaciteit alleen wordt ingezet voor het verlenen van humanitaire hulp als er geen andere mogelijkheid meer is om dit door een civiele organisatie te laten doen (het «last resort»-principe). Daarnaast moet de leiding van de humanitaire operatie in civiele handen blijven. Gebeurt dit niet, dan kan er verwarring ontstaan over neutraliteit van de hulpverleners en kunnen zowel de humanitaire hulpverleners als de getroffen bevolking in gevaar worden gebracht. Nederland is een groot voorstander van het «last resort»-principe omdat alleen daardoor de geloofwaardigheid van humanitaire hulp bewaard blijft. Derhalve is Nederland voorstander van een duidelijke afbakening tussen humanitaire hulpverlening en MINUSMA. Als één van de partijen hiervan afwijkt, zal Nederland als deelnemer aan MINUSMA de betreffende partij hierop aanspreken.
Vraag 126, 288 en 289
Vraag 126
Kunt u nader ingaan op de gevolgen van de verkleining van de omvang van de Franse troepenmacht in het kader van operatie Serval voor de ondersteuning aan en het welslagen van MINUSMA? Klopt het dat de Fransen hun troepenmacht verkleinen van 3000 tot 1000 militairen?
Vraag 288
In welk tempo en tot welk aantal militairen wordt de Franse operatie Serval afgebouwd? In hoeverre is de afbouw afhankelijk van een verandering in de veiligheidssituatie?
Vraag 289
Hoe verhoudt de afslanking van de Franse operatie Serval zich met de mogelijkheden een beroep te doen op de Fransen in geval van nood?
Antwoord op vraag 126, 288 en 289
Frankrijk is bezig operatie Serval af te bouwen van 3200 naar ongeveer 1000 tot 1500 militairen begin volgend jaar. Dit zou mogelijk ten koste kunnen gaan van de Franse logistieke ondersteuning. De gemaakte afspraken over gevechtssteun (zie vraag 99) en medevac blijven van kracht. Frankrijk gaat zich concentreren op Gao, en dus zullen de faciliteiten daar beschikbaar blijven. Mocht Frankrijk zich toch terugtrekken uit Gao dan zal de VN moeten voorzien in de invulling van de ontstane tekorten (met name vliegvelddiensten) en zal de VN een beroep doen op de op Gao aanwezige troepenleveranciers.
Vraag 129
In hoeverre houden de islamistische rebellen in Mali banden met terreurnetwerken als Al Qaida, Boko Haram en Al Shabaab?
Antwoord
Islamistische rebellen in Mali hebben contact met al-Qa’ida, Boko Haram, al-Shabaab en al-Qa’ida op het Arabisch Schiereiland.
Vraag 130 en 131
Vraag 130
Door welk deel van de Malinese bevolking is de komst van de Fransen verwelkomd?
Vraag 131
Is er ook een deel van de Malinese bevolking die de komst van de Fransen niet verwelkomde?
Antwoord op vraag 130 en 131
Op aanhangers van jihadistische groeperingen na is vrijwel de gehele bevolking positief over de Franse interventie.
Vraag 132, 145, 150, 151 en 253
Vraag 132
Tegen welke rebellengroepen richt MINUSMA zich?
Vraag 145
In welke oplossingen voor de etnische en overige interne conflicten voorziet MINUSMA indien het verzoeningsproces, dat volgens de Malinese bevolking zelf van onderaf moet groeien, minder voorspoedig loopt dan gewenst?
Vraag 150
Is decentralisatie van de politieke macht in Mali onderdeel van de vredesonderhandelingen met rebellengroepen?
Vraag 151
Hoe ziet een vredesregeling met rebellengroepen in Mali er mogelijk uit?
Vraag 253
Wordt MINUSMA betrokken bij de onderhandelingen tussen de Malinese regering en de rebellen? Zo ja, wat is haar exacte mandaat?
Antwoord op vraag 132, 145, 150, 151 en 253
Op dit moment wordt nog onderhandeld over de voorwaarden voor onderhandelingen, zoals kantonnering en ontwapening van MNLA. Het is echter duidelijk dat de regering decentralisatie zal aanbieden als één van de oplossingen voor het conflict. Dit is in het verleden ook gebeurd, maar daarna is de decentralisatie niet volledig uitgevoerd. Tijdens de Assises sur le Nord, die op 1–3 november jl. in Bamako werden gehouden, was decentralisatie één van de drie hoofdthema’s, naast verzoening en economische ontwikkeling.
Voorlopig wordt vooral overleg gevoerd over de condities voor een vredesoverleg. Het betreft onderwerpen als kantonnering, wapenbezit en gevangenenuitruil. Een algeheel vredesakkoord zal gestoeld moeten zijn op dialoog met noordelijke gemeenschappen en zal verder gaan dan de onderhandelingen naar aanleiding van het interim akkoord van Ouagadougou. Op de contouren van een definitief akkoord kan niet worden vooruitgelopen.
Het formele mandaat van MINUSMA richt zich niet op het verdrijven van specifieke rebellengroepen, maar op het ondersteunen van de overheid om weer staatsautoriteit in het hele land uit te oefenen. Het mandaat van MINUSMA omvat onder andere het ondersteunen van de implementatie van de roadmap inclusief technische ondersteuning voor de nationale politieke dialoog, het verzoeningsproces en de verkiezingen. VNVR-resolutie 2100 roept Sahel en Maghreb-staten op om de interregionale samenwerking te versterken teneinde de activiteiten van AQIM, MUJAO en Ansar Eddine te bestrijden.
Vraag 133
Welke groepen verzetten zich in Mali tegen het centrale gezag? Hoe omvangrijk zijn deze groepen? Heeft Nederland een goed beeld van deze groepen?
Antwoord
Het is vooral een deel van de Toeareg gemeenschap – met ongeveer 6% van de bevolking de vierde in omvang in het noorden van Mali – die via de wapens onafhankelijkheid nastreefde. Maar ook de Arabische gemeenschap (6%), de Sonrhaï (7%) en de Peul (17%) zoeken een grotere zeggenschap in de vorm van verdergaande decentralisatie. De in 1991 grondwettelijk vastgelegde decentralisatie is in de praktijk nooit echt van de grond gekomen. Dit leidde tot steeds meer frustratie, vooral (maar niet uitsluitend) in het Noorden.
Nederland heeft in het verleden programma’s uitgevoerd in het oostelijk deel van de regio Gao en was bij een aantal programma’s in de regio Timboektoe betrokken. In Kidal ligt geen geschiedenis van de Nederlandse OS. Met alle noordelijke groeperingen is altijd goed contact geweest. Deze groeperingen zijn ook volop vertegenwoordigd in Bamako. Niettemin betrof dit medestanders van de regering, waardoor een scherp inzicht in processen van radicalisering in het noorden ontbrak.
Vraag 134
Welke rebellengroepen bestaan geheel of gedeeltelijk uit buitenlandse strijders? Hoe groot schat u het aandeel buitenlandse strijders in Mali?
Antwoord
De islamistische rebellengroepen AQIM, MUJAO en al-Muwaqi’un Bil-Dima (de laatste twee zijn gezamenlijk bekend als al-Murabitun) bestaan gedeeltelijk of zelfs voornamelijk uit buitenlandse strijders. Het betreft hier merendeels strijders uit landen in de regio.
Vraag 137
Zijn groepen en individuen die op een terrorismelijst staan uitgesloten van onderhandelingen?
Antwoord
Op personen die op de VN-lijst behorende bij VNVR-resolutie 1267 staan, zijn onder andere visumrestricties van toepassing en moeten de tegoeden bevroren worden. Doel van de visumrestricties is te voorkomen dat personen die op de lijst staan, toegang krijgen tot het territorium van een land. Het VN-sanctiecomité onder VNVR-1267 kan van geval tot geval besluiten om een uitzondering op deze visumrestricties te verlenen, bijvoorbeeld voor het deelnemen aan vredesonderhandelingen.
Vraag 138
Welke concrete initiatieven zijn er genomen om te komen tot een noodzakelijke hervorming en decentralisatie van de overheid, wat zijn hierbij de grootste obstakels, hoe draagt Nederland bij aan het wegnemen van deze obstakels?
Antwoord
Van 22 tot 25 oktober jl. zijn in Mali de Staten Generaal bijeengekomen over decentralisatie. Aan deze bijeenkomst namen honderden afgevaardigden uit het lokale bestuur deel uit Noord- en Zuid-Mali. Tijdens de bijeenkomst stonden getuigenissen en lessen centraal die op eerdere momenten waren getrokken, zoals die van het Forum sur la Décentralisation dans la Gestion de Crise van november 2012 dat door Nederland werd gefinancierd. De regering zal conclusies formuleren op grond van eerdere studies en deze Staten Generaal. Deze worden meegenomen in vredesonderhandelingen en verzoeningsgesprekken.
Vraag 139
Klopt het dat de Malinese autoriteiten voornemens waren om de presidentsverkiezingen te verplaatsen naar oktober 2013? Klopt het dat de Franse regering deze verplaatsing ongedaan heeft gemaakt?
Antwoord
In de formele besprekingen met de Malinese autoriteiten, onder meer in EU-kader, is daar niets van gebleken.
Vraag 140
Op basis van welke informatie en analyse is de situatie in het noorden van Mali te kwalificeren als «relatief kalm»? Is er een ontwikkeling te duiden in de veiligheidssituatie? Wat verandert het incident waarbij twee Franse journalisten werden vermoord aan de situatie?
Antwoord
De afgelopen periode hebben zich geen grote incidenten, zoals aanslagen met een aanzienlijk aantal dodelijke slachtoffers, voorgedaan. De veiligheidssituatie is de laatste maanden niet gewijzigd. De recente moord op twee Franse journalisten is illustratief voor de veiligheidssituatie in het noorden van Mali en past in het dreigingsbeeld.
Vraag 142
Kunt u de kritiek op de ministerbenoemingen toelichten?
Antwoord
Vanuit de bevolking kwam kritiek op benoemingen van personen die in het verleden ook reeds minister waren geweest. Voor sommigen was dit een teken dat president Ibrahim Boubacar Keïta onvoldoende ruimte gaf voor nieuwe ideeën en inzichten, anderen uitten zorg over het gebrek aan resultaten van sommige ministers op hun eerdere posten. Een andere zorg betrof het feit dat de president een zwager en een neef in het kabinet heeft benoemd.
Vraag 143, 154, 155, 178 en 301
Vraag 143
Hoe verhoudt zich de trainingsmissie EUTM Mali met MINUSMA? Op welke onderdelen zal worden samengewerkt en op welke wijze zal die samenwerking plaatsvinden?
Vraag 154
Hoe verloopt de EU-trainingsmissie EUTM tot nu toe? Welke resultaten zijn reeds geboekt? Wat zijn de verwachtingen voor de komende periode?
Vraag 155
Draagt Nederland ook bij aan EUTM? Waarom (niet)?
Vraag 178
Waren er door de EU-missie getrainde militairen betrokken bij de mensenrechtenschendingen van het leger in reactie op de muiterij van september, waarover Amnesty International rapporteerde in oktober?
Vraag 301
Overweegt Nederland een bijdrage aan de verlenging van de EUTM- missie?
Antwoord op vraag 143, 154, 155, 178 en 301
EUTM Mali is een trainingsmissie gericht op de training en reorganisatie van het Malinese leger, inclusief de commandostructuur. Een sterk Malinees leger zal zelf de territoriale integriteit kunnen handhaven, burgers beter kunnen beschermen en binnen de Malinese landsgrenzen terrorisme en criminaliteit kunnen aanpakken. In de tussentijd richt MINUSMA zich op taken als stabilisering van de belangrijkste bevolkingscentra en de bescherming van burgers. De samenwerking in het noorden tussen het Malinese leger, MINUSMA en operatie Serval verloopt goed. MINUSMA en het leger onderhouden in dat verband nauw contact. MINUSMA is niet primair gericht op het trainen van het Malinese leger, afgezien van cursussen inzake de omgang met mijnen, wapens en ammunitie. Deze trainingen worden afgestemd met EUTM Mali.
De EU Trainingsmissie verloopt goed. Twee Malinese bataljons hebben hun trainingen inmiddels voltooid. Zij zijn op dit moment ingezet in noord-Mali. De militairen worden gemonitord door personeel van de Franse operatie Serval. Volgens MINUSMA en de Franse strijdkrachten ter plaatse opereren de opgeleide militairen naar tevredenheid.
In september dit jaar vond muiterij plaats op een legerbasis in Kati. Amnesty International rapporteerde in oktober 2013 dat elementen uit het Malinese leger een aantal van de muitende soldaten zouden hebben geëxecuteerd. De op dit moment beschikbare informatie geeft verder niet aan dat – door EUTM Mali opgeleide – militairen betrokken waren bij deze actie. Op het moment dat op de legerbasis in Kati (1.200 kilometer verderop) werd opgetreden, was het laatste bataljon al twee dagen uit Koulikouro vertrokken richting Gao.
Op dit moment wordt het derde bataljon getraind en zijn de voorbereidingen voor de training van het vierde bataljon in gang gezet. Naast basistraining vindt ook specialistische training plaats en is er aandacht voor mensenrechten en gender-aspecten. De Malinese Commandant der Strijdkrachten heeft tijdens een bijeenkomst in Brussel op 12 november zijn tevredenheid uitgesproken over de resultaten van EUTM Mali en nogmaals het belang van deze missie voor Mali onderstreept. Naar verwachting zal de EU binnenkort spreken over verlenging van het huidige mandaat, dat loopt tot mei 2014.
Zoals gecommuniceerd aan uw Kamer (Kamerstuk 29 521, nr. 209 d.d. 24 juni 2013) draagt Nederland bij aan EUTM Mali met een onderofficier die is geplaatst in de staf van het Belgische detachement. Op een eventuele verlenging van de Nederlandse deelname aan EUTM Mali loopt het kabinet niet vooruit.
Vraag 144
Kunt u de omvang van de etnische conflicten tussen en binnen de Arabische, Toeareg en Peul gemeenschappen nader toelichten? Welke hindernissen levert dit op voor het welslagen van MINUSMA?
Antwoord
Veel conflicten in Mali zijn terug te voeren op toegang tot natuurlijke hulpbronnen zoals water en land. Deze conflicten ontstaan vooral (maar niet alleen) tussen sedentaire en nomadische bevolkingsgroepen. Vaak zijn dit jaren, zo niet decennia oude conflicten. Deze conflicten zijn vaak latent, en kunnen op ieder moment losbarsten. De omvang is meestal erg beperkt.
Daarnaast zijn er in toenemende mate conflicten ontstaan over controle over criminele routes en middelen. Deze laatste conflicten vinden vooral plaats in Noord-Mali, dat zich vanwege de uitgestrektheid het best leent voor grensoverschrijdende criminaliteit, en tussen nomadische bevolkingsgroepen, die vanwege hun kennis van de omgeving het vaakst bij die criminaliteit betrokken zijn.
De opeenstapeling van verschillende conflicten en de toename van de (meestal economische) belangen, hebben de omvang en de frequentie ervan doen toenemen. Daarnaast hebben de verschillende soorten conflicten de opkomst van het jihadisme in Noord-Mali mede gefaciliteerd. De conflicten zijn daarmee eerder de basis van de problematiek die tot de instelling van MINUSMA heeft geleid, dan dat zij een hindernis zouden opleveren voor het welslagen van de missie. Via duurzame ontwikkelingsinterventies op het gebied van justitie- en veiligheidssectorhervorming, maar ook via decentralisatie zal verder worden gewerkt aan de preventie en resolutie van conflicten.
Vraag 146
Wat verwacht de internationale gemeenschap van Mali t.a.v. de spanningen die zijn ontstaan doordat achterblijvers terugkerende ontheemden van collaboratie met jihadisten beschuldigen, en m.b.t. de disputen over land?
Antwoord
De internationale gemeenschap verwacht dat bestuur en traditionele leiders zullen bemiddelen bij terugkeer. Hierbij spelen landdisputen een belangrijke rol waarvoor in de lokale gemeenschappen oplossingen gevonden zullen moeten worden. Ook verwacht de internationale gemeenschap handhaving van mensenrechten en bij schending, vervolging. De internationale gemeenschap draagt zelf bij door humanitaire hulp en door het bevorderen van veiligheid.
De regering heeft een verzoeningsproces gestart, waarin ook waarheidsvinding een plaats heeft. Dit verzoeningsproces heeft ook betrekking op teruggekeerde en terugkerende vluchtelingen en spijtoptanten.
Vraag 147
«Veel Malinezen zijn van mening dat het verzoeningsproces, waarbij de aanpak van straffeloosheid een basisvoorwaarde is, van onderaf moet groeien en niet van bovenaf moet worden opgelegd.» Kunt u aangeven wat de Nederlandse bijdrage is aan dit proces? Hoe gaat het kabinet uitvoering geven aan deze wens van de Malinezen?
Antwoord
Nederland financiert via de Malinese Vereniging van Gemeenten (Association des Municipalités du Mali, AMM) de organisatie van verzoeningsdebatten op lokaal niveau. De methodologie voor deze debatten is met Duitse hulp (GIZ) ontwikkeld en afgestemd met de Malinese overheid.
Daarnaast heeft Nederland aan de Malinese regering meegedeeld bij te willen dragen aan de regionale concertations die de zeer binnenkort in te stellen Nationale Commissie voor Waarheid en Verzoening (een doorstart van de tijdens de Transitie ingestelde Nationale Commissie voor Dialoog en Verzoening) tot taak zal hebben te organiseren. Hiervoor zijn nog geen concrete voorstellen ontvangen.
Vraag 148
Welke groepen vertegenwoordigen de vertegenwoordigers uit het noorden?
Antwoord
De gewapende groepen die in september jl. vertegenwoordigers naar Bamako hebben gestuurd om met de President te overleggen waren de MNLA, HCUA en de MAA.
Vraag 149
Ziet u decentralisatie van de politieke macht als een oplossing voor de geschillen tussen vertegenwoordigers van de Malinese staat en rebellengroepen?
Antwoord
Decentralisatie heeft een bestuur tot doel dat beter beantwoordt aan de wensen en eisen van de bevolking in Mali en daarmee een onderdeel vormt van de oplossing van het conflict.
Vraag 152
U geeft aan dat «banditisme» een veiligheidsprobleem is voor de terugkeer van ontheemden. MINUSMA heeft geen mandaat op zulke zaken. Wat zal de Nederlandse bijdrage aan de aanpak van dit probleem zijn?
Antwoord
De terugkeer van ontheemden is een op zichzelf staand probleem, dat naast banditisme en drugssmokkel bestaat, zoals gesteld in de Kamerbrief (Kamerstuk 29521–213). Voor zover er een relatie tussen deze drie problemen bestaat, is het mandaat van MINUSMA gericht op het stabiliseren van key population centers, herstel van staatsautoriteit, bescherming van burgers, bevordering en bescherming van mensenrechten en ondersteuning van het justitieapparaat. Dit houdt in dat MINUSMA geautoriseerd is om op te treden indien terugkerende ontheemden het slachtoffer dreigen te worden van illegale handel en banditisme. Via zijn deelname aan MINUSMA zal Nederland bijdragen aan het in kaart brengen van de lokale situatie. Daarnaast draagt Nederland middels het zenden van 30 politieambtenaren bij aan het versterken van het politieapparaat, dat lokaal voor veiligheid en gerechtigheid zorgt. Bilateraal draagt Nederland bij aan het herstellen van de rechtsorde door middel van steun aan hervorming van de justitiesector.
Vraag 153
Welke concrete initiatieven zijn er genomen om te komen tot een noodzakelijke politieke dialoog en verzoening, wat zijn hierbij de grootste obstakels, hoe draagt Nederland bij aan het wegnemen van deze obstakels?
Antwoord
Het is van belang onderscheid te maken tussen enerzijds de politieke dialoog met de gewapende groepen, die moet leiden tot een staakt het vuren en ontwapening van die groepen, en anderzijds het verzoeningsproces dat de verschillende bevolkingsgroepen weer dichter bij elkaar moet brengen. De politieke dialoog, onder bemiddeling van president Compaoré van Burkina Faso, en met betrokkenheid van de VN, de Afrikaanse Unie, ECOWAS, Frankrijk en de Europese Unie (de Groupe de Suivi des Accords de Ouagadougou), is een fragiel proces. Recentelijk hebben de vertegenwoordigers van de MNLA in Ouagadougou toegezegd het lokale bestuurscentrum en het radiostation in Kidal, die nog steeds in hun handen waren, over te dragen aan de Malinese autoriteiten. Het verzet tegen dit besluit in Kidal laat het gebrek aan eenheid binnen de MNLA zien, wat het belangrijkste obstakel is bij de onderhandelingen. Nederland speelt slechts in indirecte zin een rol bij deze onderhandelingen, via meningsvorming binnen de EU en MINUSMA. Nederland maakt geen deel uit van de Groupe de Suivi des Accords de Ouagadougou.
Wat betreft het verzoeningsproces is de veiligheidssituatie het grootste obstakel. Zolang er groepen vluchtelingen en ontheemden zijn die niet durven terug te keren, zal het moeilijk zijn een echt inclusieve dialoog op lokaal niveau te voeren. De veiligheid zal voor een deel gegarandeerd moeten worden door MINUSMA. De Nederlandse deelname aan MINUSMA is daarmee een bijdrage aan de randvoorwaarden voor verzoening. Daarnaast zal Nederland door financiële ondersteuning aan het verzoeningsproces ook eventuele financiële obstakels helpen wegnemen.
Vraag 156
Hoe verlopen de activiteiten van UNPOL tot nu toe? Welke resultaten zijn reeds geboekt? Wat zijn de verwachtingen voor de komende periode?
Antwoord
De politiecomponent van MINUSMA, UNPOL – in het bijzonder de FPU’s – heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het goed verlopen van de presidentsverkiezingen. Op dit moment wordt UNPOL verder uitgerold en richt zich op ondersteuning van de parlementsverkiezingen.
UNPOL heeft voor elke fase van opbouw en uitvoering al redelijk ver uitgewerkte doelstellingen, tussendoelen en indicatoren uitgewerkt (onder andere op het gebied van gender, stabilisatie, uitwerking routekaart, capaciteitsopbouw en bescherming van burgers) in strategische documenten. De komende periode ligt de nadruk op het bespreken van deze strategische documenten met de Malinese autoriteiten zodat zij door hen worden ondersteund en in een lange termijn perspectief worden omgezet. Nadruk wordt daarbij gelegd op het herstel van de openbare orde en training van personeel.
In lijn met de planning voor het opbouwen van de civiele en politiecomponent richt MINUSMA zich in de beginfase op het vullen van functies op het hoofdkwartier in Bamako en zal de aanwezigheid in de regio’s geleidelijk worden uitgebreid.
Verwacht wordt dat UNPOL gestaag verder groeit en in 2014 geheel operationeel wordt.
Vraag 157
Hoe verhoudt zich de lezing dat het noorden van Mali tot een broedplaats geworden is van extremisme en een vrijplaats voor het opleiden van terroristen tot de constatering dat buitenlandse jihadisten Mali naar verluidt grotendeels hebben verlaten?
Antwoord
Operatie Serval heeft een deel van de jihadisten uitgeschakeld of verjaagd. Hoewel buitenlandse jihadisten Mali naar verluidt grotendeels hebben verlaten, zijn Malinese jihadisten deels opgegaan in de bevolking. Volgens berichten werven zij nieuwe rekruten in de gemeenschappen waar ze verblijven. Andere jihadisten hebben zich teruggetrokken in onherbergzame gebieden in noord-Mali. De recente aanslagen in Mali tonen aan dat jihadisten nog altijd de intentie hebben en over middelen beschikken om hun plannen tot uitvoering te brengen. Als het noorden van Mali opnieuw zou vervallen tot een wetteloos gebied, zullen jihadisten weer vrij spel krijgen. Dit zal buitenlandse strijders aantrekken en de kans op aanslagen in de regio, voorbereid vanuit Mali, vergroten.
Vraag 159
Veel Malinese jihadisten zijn opgegaan in de bevolking. Op welke wijze worden jihadisten opgespoord? Wat zullen de vervolgstappen zijn indien duidelijk is dat een persoon een jihadist is?
Antwoord
De eerste analyses van de operatie Serval gaven aan dat de jihadisten flink zijn teruggedrongen doordat het leiderschap is gevlucht, veel rebellen zijn omgekomen en vooral de lagere rangen zijn opgegaan onder de bevolking. Juist in deze lagere rangen zitten veel opportunisten, die voor het geld hebben gevochten voor de jihadistische bewegingen en minder uit overtuiging.
Het opsporen van jihadisten die zijn ondergedoken, gebeurt vooral in samenwerking met de lokale bevolking. Hiervan is ook door operatie Serval en MINUSMA met regelmaat melding gemaakt, bijvoorbeeld recent bij raketbeschietingen op Gao. Het was de bevolking die de lanceerbuizen vond en MINUSMA en operatie Serval informeerde. Belangrijke bronnen zijn ook moskeeën en moskeebesturen.
Indien informatie beschikbaar is, worden arrestaties vaak door het Malinese leger uitgevoerd, maar ook operatie Serval en MINUSMA verrichten arrestaties. Arrestanten worden overgedragen aan de Malinese justitie en al dan niet na een korte periode van gevangenschap in Gao, overgebracht naar Bamako. Alle aanklachten over mensenrechtenschendingen en mogelijke oorlogsmisdaden worden in Bamako behandeld door het tribunaal van Commune 3 in Bamako.
Vraag 160
Kunt u de «sterke aanwijzingen» dat groepen uit Noord-Mali banden hebben met terreurorganisaties zoals Boko Haram toelichten? Met welke andere terreurorganisaties hebben groepen uit Noord-Mali nog meer banden?
Antwoord
Groepen uit Noord-Mali hebben banden met Boko Haram. Overige groeperingen, waarmee de groepen in Noord-Mali banden hebben, zijn onder andere al-Qa’ida, al-Shabaab en al-Qa’ida op het Arabisch Schiereiland.
Vraag 161, 162 en 163
Vraag 161
De binnenlandse veiligheidsdiensten van Mali functioneren matig tot slecht, zijn in sommige regio’s onzichtbaar en waar wel aanwezig, zijn ze corrupt. Mali is jarenlang de «donor darling» van het Westen geweest. Kunt u toelichten hoe het kan dat deze hulp niet heeft geleid tot een goed functionerende rechtsstaat?
Vraag 162
Zijn er bewijzen voor de corruptie in de justitiesector? Welke stappen worden ondernomen om die te bestrijden?
Vraag 163
Raakt de corruptie in de justitiesector de centrale regering?
Antwoord op vraag 161, 162 en 163
De afgelopen jaren heeft de hulp zich vooral gericht op sectoren als onderwijs, voedselzekerheid en gezondheidszorg. Hierbij was minder aandacht voor het functioneren van de veiligheidsinstituties en het justitieapparaat die door nepotisme en corruptie van binnenuit uitgehold werden. Daarmee bleef de schijn van een functionerend systeem bestaan en is het grote destabiliserend effect te laat onderkend. Er zijn sterke vermoedens dat gedurende de regeerperiode voorafgaand aan de meest recente crisis en coup de corruptie tot hoog in de justitiesector is doorgedrongen. De nieuwe regering heeft zich scherp uitgesproken tegen de corruptie en lijkt serieus met de bestrijding ervan. De tijd zal leren hoe effectief de nieuwe regering hierin is, maar het begint met het bestrijden van straffeloosheid. Toegang tot het rechtssysteem en decentralisatie van de justitieketens, waar Nederland de Malinese overheid bij wil ondersteunen, zijn hierbij belangrijke onderdelen. Nederland zal de Malinese regering hierbij, ook in internationaal verband, kritisch blijven volgen.
Vraag 164
Wat wordt verstaan onder de «humanitaire situatie»?
Antwoord
Een situatie waarin een bevolking zich bevindt in levensbedreigende en/of mensonterende omstandigheden.
Vraag 165
Wat wordt verstaan onder de «transitie van humanitaire hulp naar ontwikkelingssamenwerking?
Antwoord
Dit betekent de fase waarin wordt overgegaan van primaire focus op levensreddende activiteiten naar het opbouwen van duurzame basisvoorzieningen en vrede en veiligheid. Vaak lopen «fases» overigens geografisch en in tijd door elkaar.
Vraag 166
Welke mensenrechtenverdragen heeft Mali nog niet geratificeerd of nog niet omgezet in nationale wetgeving? In hoeverre zal Mali aangespoord en geassisteerd worden om dit alsnog te doen?
Antwoord
Mali is partij bij alle negen VN-mensenrechtenverdragen. Waar nodig zal Nederland de Malinese autoriteiten wijzen op de mensenrechtensituatie en op internationale verplichtingen, die in deze verdragen bindend zijn vastgelegd.
Vraag 167 en 194
Vraag 167
Is de 2 miljoen euro die Nederland dit jaar extra vrijmaakt voor humanitaire hulp in de Sahel, geheel bestemd voor Mali? Zo nee, waarom niet en welk deel is bestemd voor Mali?
Vraag 194
Hoe groot is de Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulp in Mali in 2013 en gedurende de gehele periode waarin Nederland bijdraagt aan MINUSMA?
Antwoord op vraag 167 en 194
De bijdrage van 2 miljoen euro is bestemd voor de bestrijding van humanitaire noden in de Sahel-landen, inclusief Mali. Om redenen van effectiviteit is de bijdrage niet voor een specifiek land geoormerkt. Met de Nederlandse bijdrage kunnen dus ook de humanitaire noden van vluchtelingen uit Mali in de buurlanden worden gelenigd. Aangezien het een ongeoormerkte bijdrage betreft is niet aan te geven welk deel naar Mali en welk deel naar Malinese vluchtelingen en andere hulpbehoevenden in andere Sahel-landen gaat: het geld is bestemd om daar te worden ingezet waar dit het hardste nodig is. Een extra bijdrage van 2 miljoen euro is momenteel in voorbereiding.
Vraag 168
Wat zij de verwachtingen ten aanzien van de vulling van het VN fonds voor humanitaire hulp voor 2013, 2014, 2015?
Antwoord
Het VN-Noodhulpverzoek («VN-fonds voor humanitaire hulp») voor Mali 2013 is thans voor 48% gefinancierd (bron OCHA FTS 14 november 2013). Voor 2014 en voor 2015 zal de VN een nieuw noodhulpverzoek publiceren. Pas daarna kan in de loop van de tijd een indicatie worden gegeven van de financiering van die noodhulpverzoeken.
Vraag 169, 170 en 209
Vraag 169
Wat zijn de mogelijke gevolgen van de vulling van 35% van het VN fonds voor humanitaire hulp voor het functioneren van de VN missie MINUSMA in 2013, 2014, 2015?
Vraag 170
Wat zijn de mogelijke gevolgen van de vulling van 35% van het VN fonds voor humanitaire hulp voor het slagen van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA in 2013, 2014 en 2015?
Vraag 209
Wat is de impact op het succes van de missie nu nog maar slechts 35% van de humanitaire hulp is gefinancierd? Wat zijn de vooruitzichten?
Antwoord op vraag 169, 170 en 209
Een tekort aan humanitaire hulp kan leiden tot verhoogde spanning bij de behoeftige bevolking (dat kunnen vluchtelingen zijn, maar ook opvanggemeenschappen), wat een nadelig effect op de stabiliteit kan hebben. Thans is het dekkingspercentage 48%, hetgeen niet ongebruikelijk is.
Vraag 171 en 177
Vraag 171
Hoe gaat Nederland bijdragen aan de versterking en hervorming van het politie- en justitieapparaat?
Vraag 177
Hoe wordt het politie- en justitieapparaat hervormd?
Antwoord op vraag 171 en 177
Nederland zet in op toegang tot het rechtssysteem en decentralisatie van de justitieketen. Dat laatste zal zich, gezien de capaciteit, beperken tot een aantal regio’s waar Nederland ook met andere activiteiten actief is. De bijdrage aan het politieapparaat en de hervorming ervan zal in eerste instantie vorm krijgen door de bijdrage aan de UNPOL- component van MINUSMA. Daarnaast wordt actief onderzocht of, in een later stadium, nadere ondersteuning plaats kan vinden van een bredere politiehervormingsstrategie die momenteel door de Malinese overheid wordt voorbereid.
Vraag 172
Welke bijdrage gaat Nederland leveren op het gebied van gender based violence?
Antwoord
Nederland financiert de gendertraining van Malinese troepen ter preventie van genderbased violence door de Malinese strijdkrachten en politiediensten. Deze trainingen worden gegeven door UN Women. Verder heeft Nederland het verzoek van UNPOL om een personele bijdrage aan de gender-eenheid binnen UNPOL te leveren, in positieve overweging (zie tevens antwoord op vragen 71 en 181).
Vraag 173
Ziet MINUSMA het als taak de ruim 170.000 Malinese vluchtelingen in buurlanden terug te laten keren? Zo ja, op welke wijze denkt MINUSMA de conflicten omtrent voedsel, land en beschuldiging van collaboratie het hoofd te bieden? Zo nee, op welke wijze worden deze vluchtelingen in de buurlanden opgevangen en op welke wijze wordt voorkomen dat de vluchtelingen veranderen in jihadistische rekruteringskampen?
Antwoord
Het mandaat van MINUSMA zoals vervat in VNVR-Resolutie 2100 is onder meer, ter ondersteuning van de Malinese autoriteiten, het bijdragen aan een veilige omgeving voor de vrijwillige terugkeer van ontheemden en vluchtelingen, in nauwe samenwerking met humanitaire actoren.
MINUSMA ondersteunt de humanitaire hulpinspanningen van ontwikkelingspartners die assistentie verlenen aan de meest kwetsbare groepen, waaronder ontheemden en terugkerende vluchtelingen. MINUSMA levert quick impact projects aan door conflict geraakte gemeenschappen en de meest kwetsbare groepen om het verzoeningsproces te versterken en zo basisvoorzieningen te herstellen, economische groei te bevorderen en vredesdividend te creëren.
Vraag 174
De VN heeft in 2013 circa 477 miljoen dollar nodig voor humanitaire hulp, waarvan momenteel slechts 35 procent is gefinancierd. Kunt u een overzicht geven van de humanitaire bijdragen van OIC-landen aan Mali?
Antwoord
Het is niet mogelijk een overzicht te geven van de bijdragen van alle OIC-landen aan Mali. De OIC-landen kanaliseren in de regel hun bijdragen niet via de VN en er is buiten de VN geen centrale registratie van bijdragen. Dit is een van de redenen waarom het kabinet aandringt op registratie van bijdragen, ongeacht of ze wel of niet via de VN verlopen. Saoedi Arabië heeft in 2013 een bij de VN geregistreerde bijdrage aan humanitaire hulp van USD 4,9 miljoen beschikbaar gesteld, maar het is onduidelijk of dit de totale bijdrage voor 2013 betreft.
Vraag 175
Welke stappen onderneemt u om de voedselonzekerheid onder de Malinezen aan te pakken?
Antwoord
Voedselonzekerheid in Mali is een structureel probleem. Ondervoeding is deels een gevolg van onvoldoende beschikbaarheid van voedsel, deels van onvoldoende voedingswaarde en deels het gevolg van onvoldoende koopkracht.
In het noorden is als gevolg van het conflict sprake van acute voedseltekorten. In sommige regio’s zijn die tekorten zeer specifiek. In de eerste plaats gaat het om teruggekeerde vluchtelingen, die niet hebben kunnen zaaien en oogsten. Verder gaat het om gebieden waar het te gevaarlijk was om te zaaien. Ook zijn er soms tekorten op markten vanwege de nauwelijks ontsloten productiegebieden, zodat er geen voedsel kan worden gekocht.
Nederland heeft vanaf 2012 geïnvesteerd in tijdige distributie van landbouwinputs, vooral in de regio Timboektoe en in Mopti, Ségou, Gao en Koulikouro. In de doorlopende bilaterale programma’s investeert Nederland in betere voedselproductie in het Office du Niger en – vooral gericht op familieproductie – in de regio Mopti. Primair gaat het hierbij om vergroting en diversificatie van productie. Daarnaast werkt Nederland aan een programma ter versterking van productieketens (uien en vis) en financiert het een bredere inzet op ketenontwikkeling via IFDC. Ten slotte begeleidt de ambassade een aantal Nederlandse bedrijven dat met nieuwe variëteiten pioniert in de regio Timboektoe.
Uit centrale middelen wordt verder humanitaire hulp verleend in de regio in het kader van het «consolidated appeal van de VN», met specifieke aandacht voor de vluchtelingenkampen.
Vraag 176
Zal Nederland zich inzetten om de politieke dialoog met nationale autoriteiten om een efficiënte transitie van humanitaire hulp naar ontwikkelingssamenwerking te waarborgen, en zo ja, op welke manier?
Antwoord
Nederland zal zich in samenwerking met andere donoren en betrokken humanitaire- en ontwikkelingsorganisaties in de dialoog met de nationale autoriteiten inzetten om een efficiënte overgang van humanitaire hulp naar ontwikkelingssamenwerking te waarborgen.
Vraag 179 en 295
Vraag 179
Welk percentage van de noordelijke bevolking is teruggekeerd naar huis? Om hoeveel mensen gaat het?
Vraag 295
Hoeveel mensen zijn er op dit moment nog van hun woongebied verjaagd door het geweld in Mali?
Antwoord op vraag 179 en 295
Na het uitbreken van het conflict in Noord-Mali zijn naar schatting zo’n 450.000 personen vertrokken, zowel naar het buitenland (vluchtelingen) als binnen Mali (ontheemden). Volgens de laatste inschattingen zijn tussen de 135.000 en 160.000 vluchtelingen en ontheemden sindsdien weer teruggekeerd. De totale bevolking van Mali wordt geschat op ongeveer 16 miljoen inwoners. De bevolking in het noorden werd vóór het uitbreken van het conflict geschat op 1,5 miljoen inwoners. Het teruggekeerde deel betreft dus ongeveer 10% van de bevolking van het noorden en 1% van de totale bevolking van Mali.
Vraag 180
Kunt u een definitie en omschrijving geven van de «humanitaire ruimte»?
Antwoord
Humanitaire ruimte is geen geografisch begrip, het heeft betrekking op de mate waarin humanitaire hulp kan worden verleend conform de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid, en de mate waarin – op basis van die principes – humanitaire toegang wordt verleend.
Vraag 181
Er is een wens van de commandant van het Malinese leger om met UN Women samen te werken op het gebied van preventie van gender-based violence (GBV) door de Malinese strijdkrachten. Komt er binnen de missie of daarnaast ook een klachtenmechanisme voor slachtoffers van GBV, ook als dit wordt gedaan door MINUSMA-strijdkrachten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Nederlandse bijdrage hieraan?
Antwoord
De VN hanteert een zero tolerance beleid ten aanzien van seksuele uitbuiting en misbruik. Dit principe is tevens opgenomen in het mandaat van MINUSMA. De basis voor het VN beleid ten aanzien van gender-based violence (GBV) komt voort uit een bulletin van de SGVN uit 2003 («Special measures for protection from sexual exploitation and sexual abuse»).
DPKO heeft een omvattende strategie over seksuele uitbuiting en misbruik opgesteld die dient als basis voor het door MINUSMA uit te voeren beleid ten aanzien van GBV. De strategie is drieledig en bestaat uit preventie-, handhavings- en correctieve maatregelen. MINUSMA is op dit moment bezig een gender expert aan te stellen die, in overleg met alle betrokken partijen, in het veld en binnen de missie praktisch vorm zal moeten geven aan de uitvoering van de strategie.
MINUSMA zal daarnaast ondersteuning leveren aan troepenleveranciers zo dat deze verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het nemen van adequate maatregelen; mochten beschuldigingen van seksueel misbruik terecht blijken.
UN Women werkt reeds samen met de Malinese strijdkrachten op het gebied van GBV en vrouwenrechten onder internationaal humanitair recht, door het geven van training. Tevens zijn de Malinese strijdkrachten voorzien van een handleiding op het gebied van GBV en vrouwenrechten. Nederland draagt financieel bij aan deze gendertrainingen van UN Women.
Vraag 182
Kunt u in kaart brengen hoeveel ontwikkelingsgeld Nederland de afgelopen 40 jaar in Mali heeft gestoken? Zo nee, kunt u een indicatie geven om welk bedrag het ongeveer gaat? Hoeveel geld heeft Nederland sinds de jaren 1970 zowel bilateraal als multilateraal aan ontwikkelingshulp aan partnerland Mali gegeven?
Antwoord
Op basis van gegevens van OESO/DAC, waarvoor Nederland zelf deels het basismateriaal aandraagt, is voor de periode 1970–2011 in totaal voor USD 1,189 mld aan OS-middelen aan Mali besteed. OESO/DAC komt op basis van rapportages van multilaterale instellingen tot doorberekeningen aan landen.
Vraag 183
Bent u bereid de Nederlandse inzet op Ontwikkelingssamenwerking in Mali uit te breiden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Eerder dit jaar heeft het kabinet in de OS-brief Mali gesteld dat de hulp via de centrale overheid geleidelijk kan worden hervat. Daarbij staan voortgang in het politieke proces (institutionele hervormingen, onderhandelingen met de groepen in het noorden) en transparantie en monitoring van uitgaven en resultaten centraal.
De hervatting van het eerder geplande programma en de start van nieuwe activiteiten op het gebied van veiligheid en rechtsorde zullen de nodige tijd en energie vergen, mede ook omdat de absorptiecapaciteit in Mali nog niet van voldoende niveau is.
De vraag naar uitbreiding is derhalve op dit moment voor het kabinet niet aan de orde.
Vraag 184
Kunt u aangeven wat de zinsnede «dat in het OS-programma meer aandacht aan het noorden zal worden geschonken waarbij veiligheid een belangrijkere rol zal spelen» precies behelst?
Antwoord
Naast de inzet van OS-middelen in de regio’s Segou en Mopti waar de oorspronkelijk in 2011 geplande activiteiten zouden worden uitgevoerd, zullen in het kader van het nieuwe Meerjaren Strategisch Programma (MJSP 2014–2017) ook activiteiten in het kader van de speerpunten water en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) in de noordelijke regio’s Gao en Timboektoe worden gestart.
De ontwikkelingen in Mali zijn aanleiding geweest om al dit jaar een begin te maken met activiteiten in het kader van het nieuwe speerpunt veiligheid en rechtsorde. Deze activiteiten, die deels ook gerelateerd zullen zijn aan de inzet op MINUSMA, zullen in alle vier de regio’s worden uitgevoerd. In eerste instantie zal vooral worden ingezet op ondersteuning van de justitiesector op decentraal niveau. Centraal daarbij staan de strijd tegen corruptie en toegang tot recht voor de Malinese burger. Met de uitvoering van programma’s in alle drie de speerpunten wordt tevens beoogd zoveel mogelijk synergie te creëren (vb: rondom land en water veel conflictsituaties).
De mate waarin en de snelheid waarmee de projecten in de noordelijke regio’s gestalte kunnen krijgen, is vanzelfsprekend afhankelijk van de veiligheidssituatie ter plaatse.
Vraag 185
Kunt u, mogelijk schematisch, in personele en materiële zin aangeven hoe een accentverschuiving binnen het OS-programma naar het noorden zal uitwerken, zowel voor het noorden als voor gebieden waar de capaciteit vandaan zal worden gehaald?
Antwoord
De genoemde accentverschuiving zal resulteren in een grotere personele en materiële inzet binnen het OS-programma in de regio’s Gao en Timboektoe. Hoe deze precies zal uitwerken valt op dit moment nog niet te zeggen. Veel van de voorstellen die in het Meerjaren Strategisch Plan worden genoemd zullen nog concreet moeten worden uitgewerkt. Daarnaast zal rekening moeten worden gehouden met de veiligheidssituatie en de effecten hiervan op de implementatie van programma’s in met name de noordelijke regio’s.
Voor de medewerkers van de ambassade, die de programma’s begeleiden, blijft Bamako de standplaats. Wel zullen zij in verband met de uitvoering van het herziene programma 2014–2017 veelvuldiger in de regio’s Gao en Timboektoe verblijven zonder dat veel op tijdsbesteding aan de regio’s Segou en Mopti kan en zal worden ingeleverd. Het leveren van meer capaciteit is mogelijk door het aantrekken eerder dit jaar van een aantal Malinese beleidsmedewerkers.
Vraag 186
Wat bedoelt u met de zinsnede dat er «feitelijk al een begin is gemaakt» aan een accentverschuiving richting het noorden?
Antwoord
Dankzij operatie Serval kon in de eerste maanden van 2013 een groot deel van het noorden van Mali worden bevrijd van een de facto bestuur door jihadistische groeperingen en rebellenbewegingen.
Grote uitdaging van de toenmalige interim-regering en de huidige Malinese regering was en is om belangrijke sociale voorzieningen in het noorden te herstellen en toegankelijk te maken voor de lokale bevolking. De Nederlandse ambassade heeft de regering daarbij ondersteund via concrete financiële bijdragen op het gebied van landbouw en gezondheidszorg en het mogelijk maken van de terugkeer van bestuur in het noorden van het land.
Vraag 187
Hoe corrupt acht u de Malinese regering?
Antwoord
Gezien het verborgen karakter van corruptie is het erg moeilijk een goed geïnformeerde beoordeling te maken van de mate van corruptie in Mali in het algemeen en van de regering in het bijzonder. Met name onder president Amadou Toumani Touré (ATT) is de corruptie sterk toegenomen omdat er niet tegen werd opgetreden. De keuze voor Ibrahim Boubacar Keita tijdens de presidentiele verkiezingen was vooral gebaseerd op het feit dat hij in de ogen van de bevolking de beste garantie was om met het verleden te breken. De strijd tegen corruptie staat hoog op de agenda van de president en de minister van Justitie in het bijzonder. De huidige regering is nog maar enkele maanden geleden aangetreden, wat het erg vroeg maakt om conclusies te trekken over de behaalde resultaten in de strijd tegen corruptie.
Vraag 188
Hoe schat u de kans in dat het tot een politiek vergelijk komt met de separatistische elementen in Noord-Mali?
Antwoord
Veel zal afhangen van de eenheid die separatisten onderling zullen weten te bereiken. Vooralsnog is onduidelijk hoeveel controle de onderhandelaars hebben over hun strijders. Om die reden zijn onderwerpen als afzien van wapens en kantonnering van groot belang, vragen die voorafgaan aan de echte onderhandelingen en waar nog geen deelakkoord over kon worden gesloten.
Vraag 189
Hoe wordt aan de» D» van development in de missie invulling gegeven?
Antwoord
Nederland zal het lopende bilaterale OS-programma in aangepaste vorm voortzetten. Naast water/voedselzekerheid en SRGR wordt veiligheid en rechtsorde (V&R) het derde speerpunt. Hierbij zal in eerste instantie worden ingezet op de justitieketen; daarnaast zal synergie gezocht worden met onderdelen van de Nederlandse inzet bij MINUSMA. Activiteiten van het nieuwe V&R programma zullen net als de andere speerpunten in de regio’s Segou, Mopti, Gao en Timboektoe worden uitgevoerd om zoveel mogelijk synergie tussen de speerpunten en met MINUSMA te bereiken.
Vraag 190
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de 3D benadering de hulp niet politiseert?
Antwoord
De idee van de 3D benadering is om door samenwerking op diplomatiek, militair en ontwikkelingsvlak de totale effectiviteit van de inzet te vergroten, op het snijvlak van de drie beleidsterreinen.
Vraag 191
Wat is de stand van zaken aangaande de uitvoering van het door de Malinese interim-regering geformuleerde «Plan pour la Relance Durable du Mali (PRED) 2013–2014»? Wat zijn de belangrijkste uitdagingen bij de implementatie van PRED?
Antwoord
Tijdens de eerste follow-up bijeenkomst van de Conferentie in Brussel van 15 mei jl. inzake wederopbouw van Mali, die op 7 november jl. in Bamako plaatsvond, werd alom steun voor de ontwikkelingsplannen van de nieuwe Malinese regering uitgesproken.
De grootste uitdaging is om de plannen concreter te maken, voldoende vertrouwen bij donoren te herwinnen voor efficiënte hulpvormen en lokale uitvoeringscapaciteit te mobiliseren. Hiertoe hielden Mali en Frankrijk sterke pleidooien voor meer begrotingssteun en versoepeling van de procedures van donoren. Ook was er consensus over betere coördinatie, harmonisatie, monitoring en verantwoording over de hulp.
In de uitvoering gaat het vooral om Malinees leiderschap, lokale capaciteit en betrokkenheid van de bevolking. De hulp zal zichtbaar moeten zijn, duidelijk herkenbare resultaten moeten opleveren en relevant zijn in de ogen van de bevolking. Haar betrokkenheid bij de vormgeving van programma’s is daarom essentieel.
Vraag 192
Welke resultaten heeft Nederland geboekt met ontwikkelingssamenwerking in Mali sinds de jaren zeventig? Wat zijn de belangrijkste factoren die deze langjarige inzet nodig maken/rechtvaardigen?
Antwoord
De Nederlandse inzet in Mali richtte zich aanvankelijk, in samenwerking met Frankrijk, op rehabilitatie van het «Office du Niger», een omvangrijk irrigatiegebied voor de verbouw van rijst en groenten in de regio Segou. Nederland richtte zich vanaf 1978 op het verbeteren van het lot van de boeren, die tot dan toe door de irrigatiedienst «Office du Niger» als lijfeigenen werden beschouwd. Binnen korte tijd steeg de opbrengst per ha van 1,5 ton in 1982 naar 4,5 ton in 1992 (2007: 5,7 ton). Het inkomen van de boeren verzesvoudigde van 1978 tot 2006 naar USD 1.000 per jaar. Per saldo is in Mali het percentage mensen dat lijdt aan voedselonzekerheid van 32% in 2001 teruggebracht tot 22% in 2010.
Ondanks deze inspanningen zijn er toch regelmatig voedseltekorten in Mali als gevolg van slechte oogsten. Dit leidt tot prijsopdrijving. Door gebrek aan koopkracht hebben in sommige jaren miljoenen Malinezen onvoldoende toegang tot voedsel.
In de eerste helft van de jaren 90 stonden mensenrechten en decentralisatie centraal. Ten tijde van de rebellie van 1996 was Nederland ook actief in het Noorden van Mali. Eind jaren 90 voerde Nederland in Menaka een programma uit dat tot doel had de stabiliteit te bevorderen.
Nederland was ook nauw betrokken bij de katoensector. De Nederlandse inzet was vooral gericht op duurzame productie met grotere participatie van de bevolking- vooral vrouwen. Mede door de Nederlandse bijdrage, ook vanwege de strikte conditionaliteit in algemene begrotingssteun in de periode 2004–2008, waarbij NL nauw optrok met de Wereldbank en IMF, opereert het nationale katoenbedrijf nu marktconform.
Ook Nederlandse inspanningen t.a.v. basisonderwijs en gezondheidszorg hebben belangrijke resultaten geboekt: het aantal leerlingen in het basisonderwijs is mede dankzij de Nederlandse inzet gestegen van 500.000 in 2000 naar 2 miljoen in 2011. Overigens is het beeld niet alleen maar rooskleurig: de kwaliteit van het onderwijs is slechter geworden, een punt van grote zorg.
De moedersterfte nam de afgelopen 5 jaar met 5% af. Per jaar worden meer dan 360.000 vrouwen ondersteund op het gebied van family planning. Meer dan 650.000 jongeren krijgen seksuele voorlichting. Het lage (10%) gebruik van anticonceptiemiddelen door vrouwen is echter nog een belangrijk aandachtspunt.
Ook in de nieuwe dynamiek blijft ontwikkelingssamenwerking een belangrijk onderdeel van een geïntegreerde aanpak van de situatie in Mali. Uitgangspunt daarbij is dat de problemen in Mali die aan de huidige Nederlandse OS- inzet ten grondslag liggen, zoals demografische ontwikkeling, ongelijkheid en uitsluiting, klimaatverandering en instabiliteit, nog steeds actueel zijn. Deze vormen ook de basis van de toekomstige Nederlandse inzet, die is opgesteld na consultaties met de Malinese overheid en andere donoren. Wel zal hierbij meer aandacht worden gegeven aan interne, regionale en internationale (politieke) ontwikkelingen, zoals de fragiliteit van het Malinese democratische model en de opkomst van extremistische groepen en georganiseerde criminaliteit.
Vraag 193
Welke «geleerde lessen uit het verleden» worden door Nederland in de praktijk gebracht met de genoemde aanpak?
Antwoord
Achteraf kan worden vastgesteld dat de internationale gemeenschap in de OS-programmering in het verleden onvoldoende aandacht had voor interne, regionale en internationale (politieke) ontwikkelingen, zoals fragiliteit van het Malinese democratisch model, corruptie, en de opkomst van extremistische groepen en georganiseerde criminaliteit (mensen-, wapen- en drugssmokkel) in de bredere Sahelregio. Hieraan zal uitdrukkelijk aandacht moeten worden besteed.
Via het nieuwe bilaterale veiligheid & rechtsorde programma hoopt Nederland bij te kunnen dragen aan duurzame stabiliteit en veiligheid, onmisbaar voor duurzame economische groei.
Het nieuwe Meerjarig Strategisch Programma (MJSP) 2014–2017 richt zich op versterking van de justitie- en veiligheidsketens, die belangen van burgers dienen (inclusief toegang tot recht). Nederland wil hiermee bijdragen aan het oplossen van grondoorzaken van het conflict, de structurele straffeloosheid, de corruptie binnen de justitie- en veiligheidsketens, de kloof tussen burger en staat en de gebrekkige uitvoering van decentralisatieprocessen.
Er komt tevens meer aandacht voor het noorden van Mali met ondersteuning voor de terugkeer van het bestuur, landbouw en gezondheidszorg en het scheppen van alternatieve werkgelegenheid.
Vraag 195
Hoe wordt de veiligheid van de lokale uitvoerders en medewerkers van de door Nederland gesteunde ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s gegarandeerd?
Antwoord
Nederland financiert vooral programma’s van NGO’s en centrale en lokale overheid. Het aantal Nederlandse deskundigen dat wordt ingezet is zeer beperkt, zowel in aantal als in tijdsduur. Voor zover er sprake is van personele inzet geldt dat er specifieke veiligheidsinformatie aan personen wordt verstrekt, dat regelmatig contact met hen wordt onderhouden en dat er met regelmaat berichten van de ambassade worden toegezonden. Uiteraard houdt de ambassade ook de vinger aan de pols inzake inzet van (lokale) staf door NGO’s, maar de primaire verantwoordelijkheid voor hun veiligheid ligt bij de betreffende organisatie.
Ten slotte bezoekt de ambassade zoveel als mogelijk en binnen verantwoorde veiligheidsmarges de programma’s in uitvoering.
Vraag 196
Wat is de rol van het lokale maatschappelijk middenveld bij de door Nederland gesteunde ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s?
Antwoord
Binnen Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s vervult het Malinese maatschappelijk middenveld verschillende belangrijke rollen. Ze kunnen de overheid aanspreken op hun beleid en de uitvoering ervan (accountability), ze ondersteunen bij de capaciteitsopbouw van lokale actoren en bieden diensten aan die niet door andere partijen geleverd kunnen worden.
Vraag 197
In welke mate zijn vrouwenrechten een aandachtspunt bij de door Nederland gesteunde ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s?
Antwoord
«Weerbaarheid en inclusiviteit» is de rode draad van het Meerjaren Strategisch Programma voor Mali. De ambassade zal gebruik maken van de mogelijkheid om programma’s te financieren die specifiek gericht zijn op vrouwenrechten. Vrouwenrechten zijn essentieel voor het behalen van resultaten in alle OS thema’s die Nederland in Mali ondersteunt. Monitoring van relevante indicatoren en financiering van specifieke activiteiten op dit thema zijn daarom een belangrijk deel van het Nederlandse OS-programma in Mali.
Daarnaast heeft de ambassade in al zijn programma’s gendergelijkheid goed geïntegreerd: in voedselzekerheid zijn de programma’s gericht op familiebedrijven en vrouwelijke producenten, in SRGR worden naast vrouwenrechten ook seksuele rechten voor jongeren en gelijkheid tussen mannen en vrouwen nagestreefd, en binnen justitie wordt nagestreefd dat vrouwen extra toegang tot rechtspraak en rechtsadvies krijgen.
Vraag 198
Wanneer wordt het Veiligheid en Rechtsorde programma uitgerold, gericht op versterking van de decentrale justitie- en veiligheidsketens die de belangen van de burger dienen, inclusief vergroting van de toegang tot recht? Besteed het Nederlandse Rule of Law programma expliciet aandacht aan de bescherming en betrokkenheid van vrouwen in het justitiële systeem? Indien ja, kunt u het programma toelichten?
Antwoord
Enkele activiteiten van het Veiligheid en Rechtsorde programma zijn reeds van start gegaan. Dit betreft enkele studies die de inrichting van de meerjarige steun aan de justitiesector vanaf 2014 zullen gaan bepalen, de financiering van de terugkeer van rechters en procureurs naar het noorden, en de financiering van een project betreffende de identificatie van mensenrechtenschendingen en de ter beschikkingstelling van rechtshulp aan slachtoffers, met speciale aandacht voor vrouwen. In de verschillende op te zetten activiteiten zal aandacht worden besteed aan de gendercomponent.
Vraag 199 en 208
Vraag 199
Op welke wijze heeft Nederland gezorgd dat de OS-gelden werden verspreid over zowel Noord- als Zuid-Mali? Waarom heeft men niet eerder aandacht besteed aan Noord-Mali, terwijl de problemen al decennialang bekend waren?
Vraag 208
Op welke wijze heeft het Nederlandse OS beleid de afgelopen 10 jaar bijgedragen aan het tegengaan van marginalisering en uitsluiting van het Noorden van Mali?
Antwoord op vraag 199 en 208
De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in Mali is vooral thematisch georganiseerd, zowel in het verleden als nu. Het begin lag in de jaren 70 vanwege de toenmalige hongersnoden in het land. Nederland heeft vervolgens fors en met succes geïnvesteerd in geïrrigeerde landbouw in het kader van het Office du Niger om het voedselvraagstuk te adresseren. In een latere fase kwam daarnaast nadruk te liggen op versterking van de economie via steun aan de katoensector (in de zuidelijke regio Sikasso). De politieke ontwikkelingen eind jaren 80, die resulteerden in een aanvankelijk fragiele democratie in de eerste helft jaren 90 leiden tot een grotere aandacht voor bescherming van mensenrechten en decentralisatie. Vanaf 2000 is binnen het kader van de taakverdeling met de Bretton Woods instellingen gekozen voor inzet op onderwijs en gezondheidszorg.
De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in Mali heeft zich dus steeds aangesloten bij de heersende problematiek. Ten tijde van de rebellie van 1996 was Nederland ook specifiek actief in het Noorden van Mali. Eind jaren 90 voerde Nederland in Menaka (waar de de rebellie van 1996 was begonnen) een groot programma uit met als doel stabiliteit te bevorderen. Ook in Timboektoe werden specifieke programma’s uitgevoerd.
Binnen de gekozen thema’s is de aandacht van Nederland voor Mali de afgelopen jaren verschoven van het zuiden naar het centrale deel van Mali. Met het nieuwe meerjarenplan wordt verder doorgeschoven naar noordelijke regio’s. De binding met de rivier de Niger blijft bestaan. Waterbeheer in het klimatologisch kwetsbare Mali is een kernpunt van de Nederlandse samenwerking. In de voor samenwerking voorgestelde regio’s Segou, Mopti, Gao en Timboektoe bestaan goede contacten die nu benut kunnen worden bij de start van nieuwe programma’s. In Kidal bestaan dergelijke netwerken en contacten niet en acht Nederland zichzelf niet de eerst aangewezen samenwerkingspartner.
De laatste 10 jaar is gekozen voor additionele financiering via de begroting van Mali. Doel was de regering te stimuleren de economische inkomsten meer ten goede te laten komen aan sociaal beleid en om vanuit de begroting de financiering van lokaal bestuur te bevorderen. Thans wordt erkend dat eigenlijk alleen in die sectoren waarin ook Nederland actief was nog enige vooruitgang met de decentralisatie is geboekt.
De Malinese regering heeft middelen ter beschikking gesteld aan de noordelijke regio’s, die in omvang zeker overeenkwamen met de relatieve omvang van de bevolking. Niettemin is door afroming, logistieke problemen en hogere kosten van dienstverlening de effectiviteit ver achter gebleven bij de verwachtingen.
Meteen na de staatsgreep is gekozen voor programma’s op lokaal niveau met intensieve begeleiding door ngo’s. Dit kon als gevolg van de bezetting alleen in het zuiden plaatsvinden. In de bezette gebieden in het noorden waren weinig mogelijkheden, maar distributie van landbouwinputs in Timboektoe is van essentiële betekenis gebleken voor de beschikbaarheid van voedsel in die regio. In de gebieden die grensden aan de bestandslijn tussen noord en zuid, is extra geïnvesteerd in sociale dienstverlening zoals gezondheidszorg om vluchtelingen beter te kunnen opvangen. Afgelopen maanden is geïnvesteerd in de drinkwatervoorziening in Gao stad.
Vraag 200
Kunt u de uitkomsten van de internationale donorconferentie waar 3 miljard aan steun werd toegezegd naar de Kamer toezenden?
Antwoord
Ja.
Vraag 201
Is het kabinet zich ervan bewust dat de aanpak van de grondoorzaken van het conflict een langjarige ambitie is?
Antwoord
Ja.
Vraag 202
Hoe gaat het kabinet beoordelen of de Nederlandse inspanningen om de grondoorzaken van het conflict aan te pakken geslaagd zijn?
Antwoord
Daar waar het gaat om grondoorzaken die door MINUSMA worden geadresseerd, bijvoorbeeld herstel van het staatsgezag, zullen de inspanningen beoordeeld worden op basis van de reguliere rapportages van MINUSMA aan de Veiligheidsraad. Waar het gaat om de door Nederland gefinancierde ontwikkelingsprogramma’s, loopt dit via de contractuele afspraken over de monitoring en evaluatie van de programma’s.
Vraag 203
Welke rol speelt ontwikkelingssamenwerking in het aanpakken van de grondoorzaken van het conflict?
Antwoord
Ontwikkelingssamenwerking kan een belangrijke rol spelen bij de aanpak van de grondoorzaken van conflict (bijv. uitblijven van economische groei en werkloosheid) mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Daarbij valt te denken aan een conflictsensitieve benadering, langjarige inzet, aansluiting bij de vraag en behoefte in het ontvangende land en de koppeling met een constructieve politieke dialoog met de overheid.
Vraag 204
U noemt corruptie binnen de justitie- en veiligheidsketens en de kloof tussen staat en burger als grondoorzaken van het conflict. In hoeverre heeft de ontwikkelingshulp daar in het verleden aan bijgedragen en welke maatregelen staat u voor om niet in herhaling te vallen van eerder gemaakte fouten? Bent u bereid lessen te trekken en harde voorwaarden te koppelen aan het beschikbaar stellen van ontwikkelingsgelden aan Mali?
Antwoord
De justitie- en veiligheidsketens hebben in het verleden weinig aandacht gekregen in de ontwikkelingshulp. Voor zover er aandacht voor was, was de voortgang van overeengekomen hervormingen teleurstellend vanwege een gebrek aan politieke wil. De inschatting is dat er een omschakeling is gekomen voor wat betreft de politieke wil. De strijd tegen corruptie, en juist ook die binnen de strafrechtketen, staat hoog op de agenda van de nieuwe regering, en de regering heeft aangekondigd op korte termijn een nationale conventie over veiligheid te willen houden, waar de grote lijnen voor hervorming van de veiligheidssector overeengekomen zullen worden. MINUSMA en Nederland zullen bij de voorbereidingen voor die Nationale Conventie betrokken worden.
De Nederlandse ambassade stelt in zijn Meerjaren Strategisch Programma voor justitiehervormingen hoog op de agenda te zetten. De noodzaak van justitiehervorming voor de strijd tegen straffeloosheid en corruptie is essentieel, en gezien de politieke agenda van de nieuwe regering lijken er kansen te zijn. De Ambassade houdt in haar planning rekening met de noodzaak de uitvoering van het programma van zeer nabij te volgen, en een politieke dialoog te voeren op alle mogelijke en nodige niveaus. Het programma zal er ook op gericht zijn Malinese counterveiling powers zoals het maatschappelijk middenveld en de media te versterken. Mocht gaandeweg de uitvoering blijken dat er onvoldoende resultaten geboekt worden, dan zullen hier consequenties aan verbonden worden.
Ook de EU heeft een programma dat is gericht op de justitie sector als onderdeel van het in april aangenomen State Building Contract (SBC). Het SBC is gebonden aan condities en indicatoren voor de uitvoering van de feuille de route naar meer democratie en herstel van de rechtsstaat. Mede op aandringen van Nederland zijn de voorwaarden van het State Building Contract aangescherpt, en is de betaling van tranches sterker gekoppeld aan voortgang in het politieke proces (Kamerbrief OS Mali d.d. 25/4).
Vraag 205
Nederland ondersteunt de decentrale overheid en het maatschappelijk middenveld. Wat is hierin de rol van de Nederlandse ambassade? En hoe ondersteunt Nederland het lokale maatschappelijk middenveld?
Antwoord
De Nederlandse ambassade identificeert, financiert, monitort en evalueert activiteiten met zowel de overheid als het internationale en lokale maatschappelijk middenveld. De identificatie wordt gedaan op basis van een contextanalyse die eveneens door de ambassade wordt uitgevoerd. Verder voert de ambassade een politieke dialoog met de regering over de doelstellingen, strategieën en uitvoering van het beleid. Binnen het bilaterale programma, beheerd door de Nederlandse ambassade, spelen de decentrale overheid en het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol. Nederland staat bekend om zijn aandacht voor de rol van Malinese organisaties als actoren in zijn programma.
Vraag 206
Is er voorzien in een civil assessment, zo nee waarom niet, zo ja door wie, hoe en wanneer zal dit assessment plaatsvinden?
Antwoord
In het afgelopen jaar is bij beleids- en besluitvorming over de Nederlandse inzet in Mali veelvuldig gebruik gemaakt van beschikbare analyses en assessments. In sommige gevallen ging het daarbij om interne analyses en in andere gevallen om analyses van externe partners en organisaties. Er is dan ook niet voorzien in nog een apart civil assessment.
Vraag 207
Wat zijn de precieze doelstellingen van de OS-bijdrage aan MINUSMA?
Antwoord
Er is geen specifieke OS bijdrage voorzien aan MINUSMA. Wel is er een bilateraal OS-programma van Nederland in Mali. Bij de formulering van de deelname aan MINUSMA – en met name het civiele deel – is rekening gehouden met de doelstellingen van het bilaterale OS-programma. Waar mogelijk wordt complementariteit en synergie gezocht tussen de activiteiten van MINUSMA en die van het bilaterale OS programma. Dit vindt zijn meest concrete uitwerking op het gebied van training door Nederlandse politiemensen binnen MINUSMA aan de Malinese politiediensten op het gebied van hun rol in de strafrechtketen. Het Nederlandse bilaterale Veiligheid en Rechtsorde programma heeft tot doel via interventie in de Justitieketen die strafrechtketen te versterken.
Vraag 211
Kunt u concretiseren onder welke voorwaarden Nederland evt. zal aanhaken bij initiatieven gericht op de wijdere regio? Doelt u hierbij op militaire en/of financiële steun van dergelijke initiatieven? Wat is de maximaal bespreekbare inzet?
Antwoord
Zowel door de VN als door de EU worden activiteiten uitgevoerd om de regionale dimensie van de problematiek aan te pakken (onder andere UNODC, UNOWA, EUCAP Sahel Niger). Ook worden in het kader van de Sahelstrategieën (VN en EU) programma’s in de Sahellanden uitgevoerd. Het is op dit moment niet mogelijk concreet aan te geven onder welke voorwaarden Nederland eventueel bij dergelijke programma’s zal aansluiten; voor Nederland is het in elk geval belangrijk dat synergie wordt gezocht tussen veiligheid en ontwikkeling en dat de leidende rol van regionale actoren centraal staat.
Vraag 212
Welke bijdrage gaat Nederland concreet leveren om de stabiliteit en duurzame ontwikkeling in het noorden op gang te brengen?
Antwoord
MINUSMA heeft als mandaat de belangrijke bevolkingscentra te helpen stabiliseren. Voor een duurzame bijdrage aan de stabiliteit zal MINUSMA de Malinese regering eveneens gaan ondersteunen bij de hervorming van leger en politiediensten. De Nederlandse deelname aan MINUSMA is erop gericht de effectiviteit van MINUSMA te vergroten.
Het Nederlandse ontwikkelingsprogramma heeft een regionale focus rondom de Binnen Delta en de Niger Bocht. Dit gebied ligt voor een groot deel in het noorden van Mali. Daarnaast ondersteunt Nederland op verschillende manieren de terugkeer van de overheid naar het noorden. Voorbeelden zijn het leveren van landbouwinputs, toegang tot water in Gao en het herstel van de Justitiesector.
Vraag 213
Hoeveel en welke Afrikaanse landen nemen deel aan het ACOTA programma?
Antwoord
In totaal nemen 25 Afrikaanse landen deel aan het African Contingency Operations Training and Assistance programma: Benin, Botswana, Burkina Faso, Burundi, Djibouti, Ethiopië, Gabon, Ghana, Kameroen, Kenia, Malawi, Mali, Mauritanië, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Rwanda, Senegal, Sierra Leone, Tanzania, Togo, Uganda, Zambia en Zuid-Afrika.
Vraag 214
Nemen Nederlandse instructeurs deel aan het Amerikaanse ACOTA programma? Zijn er andere programma's of oefeningen zoals Flintlock, waaraan Nederlandse troepen deelnemen?
Antwoord
Ja. In 2013 verzorgden Nederlandse instructeurs trainingen in Burundi en Uganda. Daarnaast is de financiële bijdrage van Nederland aan ACOTA in 2013 geoormerkt voor training van soldaten uit onder andere Benin, Burundi, Burkina, Ethiopië en Senegal ten behoeve van inzet in de African Union Mission in Somalia (AMISOM), de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) en de United Nations Interim Security Force for Abyei (UNISFA, grens Sudan/Zuid-Sudan). Langs de West-Afrikaanse kust heeft Nederland met de Zr. Ms. Rotterdam deelgenomen aan het Africa Partnership Station-initiatief. Dit betreft een Amerikaans programma onder Africom (U.S. African Command) ter verbetering van de maritieme veiligheid in West-Afrika. Ook deed Nederland in 2013 mee aan de Flintlock-oefeningen in Burkina Faso en Mauritanië.
Vraag 216
Wat is de huidige bezetting van de Nederlandse ambassade in Bamako, zal deze bezetting tijdens de duur van de missie toenemen, zo ja op welke wijze, zo nee waarom niet?
Antwoord
De huidige bezetting van de Nederlandse ambassade in Bamako bestaat uit de Chef de Poste, Plaatsvervangend Chef de Poste/Hoofd Ontwikkelingssamenwerking, OS-themadeskundigen op het gebied van water, gezondheidszorg, voedselzekerheid/handel alsmede een politiek secretaris. Sinds enige tijd is een Defensie attaché aan de post toegevoegd. Daarnaast werkt op de ambassade een aantal Malinese beleidsmedewerkers plus consulaire/financiële staf. De personele capaciteit op het thema veiligheid en rechtsorde zal worden uitgebreid. De vertrekkende themadeskundige op het gebied van voedselzekerheid zal na vertrek niet meer worden opgevolgd.
Al naar gelang de actuele behoeften zal de bezetting van de ambassade nader worden aangepast.
Vraag 217
Waaruit bestaat de expertise van de civiel deskundigen die meegaan in de missie?
Antwoord
De vraag naar specifieke expertise van MINUSMA zal hierbij leidend zijn. NL heeft reeds aangeboden specifieke civiele expertise te kunnen leveren op het gebied van veiligheidssectorhervormingen, gender, rechtsstaatontwikkeling, bescherming van burgers (Protection of Civilians). Ook wordt gekeken naar de mogelijkheid een civiele bijdrage aan te bieden op het gebied van bescherming van cultureel erfgoed.
Vraag 218
«Op het gebied van menselijke veiligheid (human security) ondersteunt Nederland de verificatie van mensenrechtenschendingen door een lokale organisatie». Om welke lokale organisatie gaat het hier?
Antwoord
Het gaat om de Malinese NGO Clinique Juridique Deme So.
Vraag 220
Wanneer verwacht u dat de organisatiestructuur van MINUSMA is geformaliseerd?
Antwoord
Het resultaatgeoriënteerd budget voor medio 2013–medio 2014 bevat tevens de voorgestelde organisatiestructuur van MINUSMA. Dit voorstel ligt nu voor aan de Vijfde Commissie (Financiën) en zal waarschijnlijk eind dit jaar worden aangenomen in de AVVN. De VN verwacht dat MINUSMA in het voorjaar van 2014 grotendeels gevuld is.
De Chief Security Advisor en de Chief of Staff rapporteren rechtstreeks aan de Speciaal Gezant van of the Secretaris-Generaal (SRSG). Direct onder de SRSG zijn de Heads of Field Offices, Communication and Public Information Division, de Protection of Civilians Unit, en de Conduct and Discipline Unit geplaatst. Onder de SRSG vallen twee plaatsvervangend SRSG’s, de Force Commander, de Police Commissioner en de Mission Support afdeling.
Vraag 223
Kunt u het «wisselend succes» over de regionale aanpak toelichten en concretiseren? Op welke terreinen is sprake van succes en op welke terreinen loopt men tegen muren op?
Antwoord
Tijdens een recente top (14 november jl.) in Rabat (Marokko) over «border security» werd een verklaring aangenomen door ministers van 19 aanwezige Sahel- en Maghreblanden over de oprichting van een gezamenlijk trainingscentrum op het gebied van grensbeveiliging. Dit initiatief onderstreept eens te meer het groeiende bewustzijn bij landen in de regio dat de jihadistische dreiging alleen het hoofd kan worden geboden indien op veiligheidsgebied intensief wordt samengewerkt.
Samenwerkingsverbanden in de Sahelregio zijn tot heden weinig succesvol verlopen, met uitzondering van enige vooruitgang op het gebied van voedselveiligheid en economische samenwerking.
De EU- en VN Sahelstrategie bieden een kader voor regionale samenwerking, maar zullen nog nader moeten worden ingevuld. Uitdaging zal dan vooral zijn te komen tot daadwerkelijk regionale activiteiten, en niet slechts programma’s gericht op individuele lidstaten.
Vraag 224
Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de ineffectieve veiligheidssamenwerking tussen Algerije, Mali, Mauritanië en Niger, ondanks de oprichting van een joint chiefs of staff committee?
Antwoord
Op 21 april 2010 werd het Joint Military Staff Committee opgericht door Algerije, Mali, Mauritanië en Niger, met als basis Tamanrasset in Algerije. Doel was/is anti-terrorisme coördinatie en het tegengaan van ontvoeringen en smokkel.
De samenwerking is om verschillende redenen nooit goed van de grond gekomen. De geringe militaire input van Mali, Niger en Mauritanië tegenover relatieve grootmacht Algerije betekende dat een gemeenschappelijk commandocentrum maar weinig meerwaarde had. Ook de politieke wil tot militaire samenwerking ontbrak.
Vraag 225
Kunt u toelichten waarom Tunesië en Libië geen deel uitmaken van dit joint chiefs of staff committee? Op welke wijze worden Tunesië en Libië betrokken bij de pogingen de veiligheidssituatie van de gehele regio te verbeteren?
Antwoord
Tunesië maakt geen deel uit van het joint chiefs of staff committee (JCSC) omdat het de situatie in Mali (tot voor kort) als een extern probleem zag. Deelname aan de JCSC wordt momenteel echter heroverwogen. Voor Libië zijn de exacte redenen voor niet-deelname niet bekend. Aangenomen wordt dat de redenen voor niet-deelname te maken hebben met de beperkte capaciteit van leger, politie en veiligheidsdiensten die in de eerste plaats nodig is om de slechte veiligheidssituatie binnen de eigen grenzen te verbeteren.
Overigens wil dat niet zeggen dat Libië en Tunesië momenteel niet actief zijn in regionale veiligheidsinitiatieven. Onlangs (14 november jl.) hebben 19 Sahel en Maghrebstaten, waaronder Libië en Tunesië, besloten tot de oprichting van een gezamenlijk trainingscentrum voor grensbeveiliging. Voorts zijn Tunesië en Libië lid van het door de VS geleide TSCTP (Trans Saharan Counter Terrorist Partnership) en van de «5 + 5», een economisch en veiligheidsoverleg van 10 Europese en Arabische landen rond de Middellandse Zee.
Vraag 226
In hoeverre zijn de landen in de regio reeds betrokken in de voorbereidingen die getroffen worden voorafgaand aan de missie?
Antwoord
Nederland heeft de buurlanden reeds geïnformeerd over de voorgenomen missie. Samenwerking met deze landen is essentieel, niet alleen omdat landen als Senegal en Guinee grote contingenten aan MINUSMA leveren, maar ook omdat grensbewaking (bijvoorbeeld de grens Mauritanië-Mali) en vluchtelingenopvang een sterke regionale component hebben. Daarnaast is samenwerking met de buurlanden van belang vanwege logistieke steun (bijvoorbeeld het verkrijgen van overvliegvergunningen).
Vraag 227
Is het waar dat de grenzen van Mali niet overgestoken mogen worden door MINUSMA-militairen? Geldt dat ook voor de Franse militairen en commando’s die geen MINUSMA-militairen zijn?
Antwoord
De Area of Operations van MINUSMA is beperkt tot Mali. Over de Area of Operations van andere landen doet het kabinet geen uitspraken.
Vraag 228 en 229
Vraag 228
Ziet u een gevaar dat militaire interventie in Mali kan leiden tot onrust in naburige landen?
Vraag 229
Kunt u per buurland van Mali aangeven hoe zij aankijken tegen de MINUSMA-missie en de Franse parallel force? Hebben zij hier zorgen over geuit? Zo ja, welke?
Antwoord op vraag 228 en 229
Voor zover sprake is van onrust in naburige landen, is deze vooral gelieerd aan interne politieke processen in die landen, zoals in Burkina Faso, Mauritanië en Niger. Van een direct verband met de militaire interventie is tot heden niets gebleken. Wel heeft militair ingrijpen in het noorden van Mali ertoe geleid dat jihadistische strijders voor een deel naar naburige landen zijn uitgezwermd.
De landen in de regio hebben zowel het Franse militaire ingrijpen in januari als de opbouw van de Afrikaanse troepenmacht AFISMA (nu MINUSMA) verwelkomd. Daarnaast hebben veel landen in de regio bijgedragen aan AFISMA. Senegal, Burkina Faso en Niger dragen bij aan MINUSMA. Mauritanië overweegt een dergelijke bijdrage.
Vraag 230
Welke relatie ziet u tussen de burgeroorlog in Libië en de interventie van de NAVO daarin en de militaire strijd die na het instorten van het Libische regime is ontstaan in Mali?
Antwoord
De positie van de Toearegrebellen en terroristische groeperingen zoals AQIM en MUJAO werd versterkt door de terugkeer naar noord-Mali van zwaarbewapende Toearegs die voor het Khaddafi-regime hadden vochten. De strijd tegen het, toch al verzwakte, Malinese leger kon hierdoor in korte tijd worden beslecht. De crisis in Mali kent echter ook andere meer fundamentele oorzaken waaronder extreme armoede, hoge werkeloosheid, corruptie, een gebrekkig functionerende overheid, een mislukte decentralisatie en een grote kloof tussen burger en overheid als gevolg van een slecht functionerend democratisch systeem.
Vraag 231
Welke mogelijke scenario's ziet u in de voortgang van het vredesoverleg Ouagadougou?
Antwoord
Het vredesakkoord van Ouagadougou is een interim akkoord dat tot doel heeft verkiezingen mogelijk te maken. Het biedt tevens een kader voor vervolgstappen. Het verloop van de besprekingen is tot nu toe moeizaam en traag. De partijen bevinden zich in een voorfase waarin aan een aantal condities moet worden voldaan alvorens de partijen echt inhoudelijk kunnen gaan praten.
Het vredesoverleg in Ouagadougou vindt plaats met de MAA, HCUA en MNLA. Parallel wordt gesproken met zelfverdedigingsgroepen van andere noordelijke gemeenschappen. De genoemde drie groeperingen hebben geen jihadistische agenda. Het eerste scenario is dat van een overeenkomst, waardoor de drie groeperingen samen met de regering de stabiliteit en veiligheid in Noord-Mali kunnen bewaken. Het tweede scenario is dat er geen overeenkomst tot stand komt en behalve jihadistische groeperingen dus ook de genoemde drie groepen actieve strijd zullen blijven voeren. De taak van de regering om dan toch stabiliteit en veiligheid te garanderen zal dan heel zwaar worden.
Het meest waarschijnlijke scenario is het bereiken van een akkoord over een soort tijdelijke veiligheidsgarantie voor Noord-Mali (door internationale gemeenschap) om binnen een gestelde periode via een intensieve verzoeningsdialoog met gemeenschappen in het noorden afspraken te maken over een sociaal contract gebaseerd op een investeringsprogramma ter bevordering van economische groei, gefaciliteerd door een effectief gedelegeerd bestuursmodel en een door de overheid gegarandeerde rechtsstaat. Een dergelijk sociaal contract kan vervolgens leiden tot definitieve afspraken over veiligheid.
Vraag 232
Op welke wijze en in welke mate kan dit vredesoverleg het functioneren van de VN vredesmacht en specifiek door Nederland daarbinnen beïnvloeden?
Antwoord
Een centrale doelstelling van MINUSMA is de bemiddeling bij politieke dialoog. Wanneer het vredesoverleg met hulp van MINUSMA constructief verloopt, zal dit het maatschappelijk draagvlak voor MINUSMA verder vergroten. Indien, ingevolge vredesonderhandelingen, rebellengroeperingen afzien van geweld, dan neemt de stabiliteit in Mali toe. Dit zal een positief effect hebben op het realiseren van andere centrale doelstellingen van MINUSMA zoals ondersteuning van humanitaire hulp en ondersteuning van nationale processen zoals veiligheidssectorhervorming en verzoening. De Nederlandse militairen, politiefunctionarissen en civiele deskundigen zullen dan, afhankelijk van hun taken, effectiever kunnen opereren.
Vraag 233
«De ondersteuning van politieke processen moet worden gecombineerd met de «robuustere» inzet ten behoeve van stabilisering en met de ontwikkelingsprocessen langere termijn, zoals de hervorming van de veiligheidsinstituties.» Wat wordt bedoeld met een »robuustere» inzet?
Antwoord
Met robuuste inzet wordt bedoeld dat MINUSMA conform VNVR-Resolutie 2100 alle noodzakelijke middelen mag gebruiken, binnen zijn capaciteiten en gebied van ontplooiing, om zijn mandaat te implementeren, waaronder de bescherming van de burgerbevolking, en het stabiliseren van de belangrijkste bevolkingscentra en het nemen van actieve stappen om de terugkeer van gewapende elementen naar deze centra te voorkomen.
Vraag 234 en 252
Vraag 234
Hoe ziet het organogram van de commandovoering eruit inclusief de positie van de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten (CdS) en de (eventueel) voor deze missie benodigde tolken?
Vraag 252
Als MINUSMA nog geen formele organisatiestructuur heeft, betekent dit dat er geen bevelsketen is?
Antwoord op vraag 234 en 252
MINUSMA werkt volgens een organisatiestructuur die formeel nog moet worden bekrachtigd door het aannemen van de begroting 2013–2014. Ook heeft MINUSMA een bevelsketen.
De CDS behoudt Full Command over de Nederlandse eenheden. In de staf van de Force Commander wordt een aantal Nederlandse officieren op sleutelposities geplaatst. De hoogste officier is een kolonel, die aan het hoofd staat van de planning en uitvoering van alle militaire operaties. Hij treedt namens de CDS op als Red Card Holder. Deze officier spreekt vloeiend Frans en is het aanspreekpunt van de CDS.
Vraag 244 en 254
Vraag 244
Wat wordt bedoeld met een «multidimensionale en decentrale opzet van de organisatie» van MINUSMA? Op welke wijze kan een dergelijke organisatie van de missie bijdragen aan meer samenhang?
Vraag 254
Wat is de samenhang tussen de politieke en de militaire strategie binnen MINUSMA, staat de militaire strategie in dienst van de politieke strategie en zo ja, op welke wijze is dat gewaarborgd?
Antwoord op vraag 244 en 254
De multidimensionale opzet van MINUSMA komt tot uiting in de vier prioritaire doelstellingen van de missie: 1) politieke verzoening, 2) stabilisatie in het noorden, 3) burgerbescherming, mensenrechten en justitie en 4) early recovery in het noorden van Mali.
De decentrale opzet van de missie komt tot uiting in het opzetten van regionale hoofdkwartieren in de grotere steden in het noorden. De SRSG stuurt MINUSMA aan. Hij bevordert, in samenwerking met de regionale hoofdkwartieren, de samenhang en de realisatie van de verschillende doelstellingen van de missie.
Het mandaat van MINUSMA richt zich op het creëren van stabiliteit zodat de roadmap voor transitie ten uitvoer kan worden gebracht. De roadmap, voortvloeiend uit het Ouagadougou-akkoord, heeft als doel het herstellen van democratie en stabiliteit in het land. Twee sporen zijn daarbij van belang: a) de vredesonderhandelingen tussen regering en de groeperingen in het noorden van Mali en b) de hervorming van de Malinese staat. V.w.b. dit laatste kan gedacht worden aan hervormingen binnen leger, politie en justitie, maar ook aan hervormingen in het staatsbestel zelf.
De militaire component van MINUSMA draagt bij aan de benodigde stabiliteit voor uitvoer van de roadmap.
Vraag 246
Wat zijn de oorzaken en de aard van de gevaren waartegen burgers in Mali beschermd moeten worden? Zijn, mede vanwege het Protection of Civilians mandaat van MINUSMA, de oorzaken en de aard van de gevaren voor burgers in Mali onderzocht in de defensie verkenningen en assessment? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De aard van de dreiging tegen burgers in Mali wisselt, maar hangt veelal samen met het gewapend conflict dat in Mali gaande is. Hoewel geweld tegen de burgerbevolking is afgenomen met de komst van MINUSMA is er nog steeds sprake van geweld tegen burgers, zoals wraakacties, mensenrechtenschendingen en seksueel geweld. Ook worden burgers slachtoffer van aanslagen die tegen het Malinese leger of de internationale troepen gericht zijn. Deze problematiek is onderzocht in de interdepartementale verkenningsmissie naar Mali.
Vraag 247 en 306
Vraag 247
Op welke wijze gaat de Nederlandse militaire bijdrage aan MINUSMA een bijdrage leveren aan de bescherming van burgers?
Vraag 306
Hoe draagt de Nederlandse bijdrage aan de »inlichtingenketen» bij aan de »development» en de veiligheid van Malinese burgers?
Antwoord op vraag 247 en 306
De inlichtingenproducten stellen MINUSMA beter in staat haar doelstellingen te behalen. Eén van deze doelstellingen is bescherming van burgers. MINUSMA zet hier onder meer op in door het in kaart brengen van dreigingen en het opzetten van een early warning systeem. Een veiliger omgeving biedt daarnaast een betere uitgangspositie voor MINUSMA-activiteiten ten behoeve van politieke dialoog en verzoening.
Vraag 248, 250, 258, 259, 272 en 273
Vraag 248
Heeft MINUSMA een Protection of Civilians Strategie?
Vraag 250
Wat wordt er precies verstaan onder de inzet van «noodzakelijke middelen» als het gaat om de burgerbescherming door MINUSMA?
Vraag 258
Over welke capaciteiten in het kader van protection of civilians beschikken MINUSMA en de Malinese regering?
Vraag 259
Op welke wijze zal MINUSMA burgerslachtoffers monitoren, identificeren en (eventueel) compenseren en hierover publiceren?
Vraag 272
Wat is de taak en het mandaat van de «protection of civilians-eenheid»?
Vraag 273
Wat is de taak en het mandaat van de «protection of civilians risk advisor»?
Antwoord op vraag 248, 250, 258, 259, 272 en 273
De primaire verantwoordelijkheid voor burgerbescherming ligt bij de Malinese autoriteiten. De strategie van MINUSMA voor bescherming van burgers wordt op dit moment verder uitgewerkt.
MINUSMA werkt nu op basis van de algemene strategie voor bescherming van burgers voor VN-vredesmissies (operational concept Protection of Civilians 2010). Die strategie is gericht op drie domeinen:
• beschermen via het civiel-politieke domein (dialoog, verzoening);
• beschermen tegen fysiek geweld tegen burgers;
• creëren van een veilige omgeving (capaciteitsopbouw/institutionele hervorming).
Op basis van deze algemene uitgangspunten ontwikkelt elke vredesmissie met burgerbescherming in het mandaat een eigen, op maat gemaakte, missie-brede strategie, in overleg met belangrijke partners en met inachtname van het mandaat van reeds aanwezige actoren. De Protection of Civilians strategie van MINUSMA zal ook gelinkt worden aan de algehele strategie van de missie.
In het mandaat van MINUSMA is opgenomen dat de missie gautoriseerd is om «all necessary means, within the limits of its capacities and areas of deployment» te gebruiken om het mandaat, inclusief burgerbescherming, ten uitvoer te brengen.
Een Protection of Civilians Unit maakt onderdeel uit van MINUSMA en valt direct onder de SRSG. Deze eenheid ondersteunt de verschillende onderdelen van de missie om met een gedeelde strategie fysiek geweld tegen burgers te voorkomen. Tevens brengt deze eenheid de belangrijkste dreigingen in kaart en brengen teams van MINUSMA daarvoor bezoeken aan diverse steden in de regio. De unit wordt geleid door de Protection of Civilians Risk Advisor. Deze werkt ook nauw samen met de staf van de force commander, om te voorkomen dat de missie zelf tijdens operaties de bevolking schade berokkent (do not harm principe). Hiermee wordt op geïntegreerde wijze binnen de missie samengewerkt op het vlak van protection of civilians.
MINUSMA streeft naar het versterken van de capaciteiten van de Malinese autoriteiten om de door gewapend conflict getroffen burgerbevolking te beschermen en te reageren op conflict-gerelateerd seksueel geweld, gender based violence en grove schendingen van kinderrechten. MINUSMA zet in op het ondersteunen van Malinese overheid op het gebied van bewustwording, capaciteitsopbouw, aanwezigheid in afgelegen gebieden en terugkeer van de overheidsfunctie.
Vraag 249
Op basis van welke overwegingen heeft China besloten deel te nemen aan MINUSMA?
Antwoord
China wil actief blijven deelnemen aan VN-vredesmissies en wil de VN-vredesinspanningen bevorderen om vrede en veiligheid wereldwijd te handhaven. China’s deelname aan MINUSMA past in dit beeld. China is al geruime tijd actief in Afrika. Het is de belangrijkste handelspartner voor Mali, importeert Malinees katoen en is er actief in infrastructuur, landbouw en mijnbouw.
China draagt substantieel bij aan MINUSMA met voor de eerste keer een gevechtseenheid, een veldhospitaal en de bescherming van het regionale VN-hoofdkwartier. Dit is de grootste Chinese bijdrage aan een VN-vredesmissie ooit.
De ontplooiing van Chinese troepen staat gepland op 3 december 2013.
Vraag 251
Wat wordt er gedaan om mensenrechtenschendingen van het Malinese leger te voorkomen?
Antwoord
Nederland financiert sinds oktober 2012 een programma van UN Women dat tot doel heeft het Malinese leger (evenals politiediensten) te trainen op het gebied van preventie van Gender Based Violence. Dit programma ging van start vóór er sprake was van EUTM Mali. De bataljons die sinds 2013 door EUTM getraind worden, doorlopen eerst het UN Women programma. EUTM heeft een bredere mensenrechtenmodule in zijn curriculum, dat voortbouwt op de kennis die de militairen in de UN Women training hebben opgedaan.
Nederland overweegt een Security Sector Reform expert aan te bieden aan MINUSMA.
Vraag 255
Wat zijn de rules of engagement van de Nederlandse militairen en op welke wijze zijn deze afgestemd op protection of civilians?
Antwoord
Het kabinet doet om veiligheidsredenen geen uitspraken over de Rules of Engagement. Het mandaat van MINUSMA zoals opgenomen in Resolutie 2100 omvat onder andere als taak de bescherming van burgers, waarbij de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de autoriteiten van Mali. Het mandaat, inclusief deze taak, is vertaald in Rules of Engagement.
Vraag 256
Wat is de impact op het succes van de missie nu de missie nog kwantitatief en kwalitatief nog niet op sterkte is? Wat zijn de vooruitzichten?
Antwoord
De uitrol van een logistiek complexe missie als MINUSMA, in een land zo groot en onherbergzaam als Mali, vergt tijd. De missie is hier nu volop mee bezig. Het is dus nog te vroeg om van het succes van de missie te spreken. Niettemin heeft MINUSMA op het gebied van korte termijn doelstellingen een goede start gemaakt: de organisatie van verkiezingen is goed verlopen, ondersteuning van humanitaire hulp is direct van start gegaan en de ondersteuning van de politieke dialoog is voortvarend opgepakt.
Het feit dat de missie nog niet op volledige sterkte is, beïnvloedt de reikwijdte en de impact van de missie. MINUSMA werkt volgens het olievlekprincipe waarbij de missie zich eerst concentreert op stabilisering van de belangrijkste steden. Wanneer de capaciteit van de missie toeneemt, breidt de focus zich uit naar kleinere steden. De voortgang in militaire opbouw van MINUSMA bepaalt overigens mede het tempo waarop operatie Serval wordt afgeslankt: dit zijn communicerende vaten. Gezamenlijk zorgen MINUSMA en operatie Serval dus voor de militaire aanwezigheid die nodig is om te voorkomen dat de situatie in Mali opnieuw verslechtert. De VN is intussen druk doende om aanvullende militaire en civiele capaciteiten te werven voor MINUSMA.
Vraag 257 en 323
Vraag 257
Onder welke voorwaarden draagt Nederland gevangenen over aan de Malinese autoriteiten en hoe waarborgt Nederland een faire berechting en behandeling van deze gevangenen?
Vraag 323
Wat zijn de rules of engagement voor special forces? Zijn zij gemachtigd mensen gevangen te nemen? Op welke wijze is een adequate behandeling van deze gevangenen gegarandeerd?
Antwoord op vraag 257 en 323
De door de VN vastgestelde ROE gelden voor alle eenheden van MINUSMA, inclusief de special forces. Deze staan detentie toe. Detentie en overdracht van personen geschiedt in overeenstemming met de richtlijnen van de VN. Deze bevatten uitgebreide voorschriften over de behandeling van gedetineerde personen. Deze moeten onder alle omstandigheden op een humane manier worden behandeld. De richtlijnen schrijven ook voor dat gedetineerden zo snel mogelijk worden overgedragen aan de Malinese autoriteiten. Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin er zwaarwegende redenen zijn om aan te nemen dat mensenrechten van personen die worden overgedragen zullen worden geschonden. In een dergelijke situatie moeten gedetineerden worden vrijgelaten. De VN heeft met Mali een overeenkomst gesloten waarin garanties worden gegeven over de behandeling van overgedragen personen. Hierin heeft Mali zich onder andere verplicht om alle rechten te respecteren die zijn neergelegd in het VN Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten, waaronder het recht op een eerlijk proces. Ook is vastgelegd dat MINUSMA personeel en het ICRC toegang hebben tot overgedragen personen.
Vraag 260, 264 en 271
Vraag 260
Zijn gender-aspecten, de positie van vrouwen en de impact van het conflict op vrouwen in Mali meegenomen in de fact finding missie? Hoe relateert de artikel 100 brief aan de bevindingen op dit gebied?
Vraag 264
Tijdens het debat over het Budget Internationale Veiligheid op 11 november jongsleden zei de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat gender altijd in crisisbeheersingsoperaties wordt meegenomen. In hoeverre is dat ook in deze missie naar Mali het geval?
Vraag 271
Is een gender-adviseur onderdeel van het wensenlijstje van posities dat de minister aan de Verenigde Naties aanbiedt?
Antwoord op vraag 260, 264 en 271
Het mandaat van MINUSMA, zoals vervat in VNVR-Resolutie 2100, stelt expliciet dat de missie gender als een horizontaal onderwerp bij de uitvoering van het mandaat dient te behandelen. Voorts wordt MINUSMA geacht de Malinese autoriteiten te assisteren bij het zekerstellen van de participatie van vrouwen op alle niveaus en bij het stabilisatieproces, de nationale politieke dialoog en het verkiezingsproces. Het kabinet acht dit van groot belang en zal dan ook een genderadviseur aan MINUSMA aanbieden. Verder draagt Nederland via UN Women bij aan gendertraining van het Malinees leger en politie. Wat betreft de specifieke politiecomponent draagt UNPOL zelf zorg voor de gendertrainingen van het personeel. De Nederlandse deelnemers aan UNPOL zullen in het opwerktraject extra aandacht besteden aan het thema gender.
Vraag 261, 262, 265, 266, 267, 269
Vraag 261
Aangezien gender een vast en nadrukkelijk onderdeel is van het Toetsingskader uit 2009, hoe relateert de Nederlandse inzet van de commando's aan de participatie van vrouwen, impact op vrouwen en andere aspecten van genderbeleid?
Vraag 262
Aangezien gender een vast en nadrukkelijk onderdeel is van het Toetsingskader uit 2009, hoe relateert de Nederlandse inzet van het intelligence-contingent aan de participatie van vrouwen, impact op vrouwen en andere aspecten van genderbeleid?
Vraag 265
In hoeverre worden de commando’s in de voorbereiding van de missie getraind op genderspecifieke aspecten en de kansen voor de uitvoering van VNVRR 1325?
Vraag 266
In hoeverre wordt het intelligence-contingent in de voorbereiding van de missie getraind op genderspecifieke aspecten en de kansen voor de uitvoering van VNVRR 1325?
Vraag 267
In hoeverre worden marechaussee in de voorbereiding van de missie getraind op
genderspecifieke aspecten en de kansen voor de uitvoering van VNVRR 1325?
Vraag 269
Erkent u het belang dat de Marechaussee en Politie Nederland wat betreft gender dezelfde training moeten ontvangen in het opwerktraject naar de missie?
Antwoord op vraag 261, 262, 265, 266, 267, 269
Nederland levert een samenhangende bijdrage aan de inlichtingencapaciteit van MINUSMA. De Nederlandse bijdragen richten zich primair op het vergaren, verzamelen, verwerken en analyseren van informatie om de effectiviteit van de missie te vergroten. Gender aspecten maken hiervan deel uit. Daarnaast zijn er gender specialisten in de staf van MINUSMA opgenomen.
Gedurende de missiegerichte opleiding van de Marechaussees wordt aandacht besteed aan het genderbeleid van het Nederlandse kabinet en het belang van gender in operaties. Bij de opleiding van de functionarissen van de Nationale Politie voor de uitzending naar Mali worden twee dagen specifiek besteed aan genderaspecten.
Defensie en Veiligheid en Justitie onderschrijven het nut van nauwe samenwerking tussen de Koninklijke Marechaussee en de Nationale Politie in het opwerktraject naar een missie, ook op gendergebied. In de komende maanden worden tussen Koninklijke Marechaussee en de Nationale Politie afspraken gemaakt over thema’s waarbij samenwerking kan plaatsvinden.
Vraag 263 en 268
Vraag 263
Aangezien gender een vast en nadrukkelijk onderdeel is van het Toetsingskader uit 2009, hoe relateert de Nederlandse inzet van Politie Nederland aan de participatie van vrouwen, impact op vrouwen en andere aspecten van genderbeleid?
Vraag 268
In hoeverre worden de agenten van Politie Nederland in de voorbereiding van de missie getraind op genderspecifieke aspecten en de kansen voor de uitvoering van VNVRR 1325?
Antwoord op vraag 263 en 268
Bij de opleiding van de politiefunctionarissen voor de uitzending naar Mali wordt twee dagen specifiek aandacht besteed aan genderaspecten. Op grond van deze training kunnen alle Nederlandse civiele politiefunctionarissen in de missie worden ingezet op dit thema. De inzet van politiefunctionarissen en civiele functionarissen op het terrein van gender wordt op elkaar afgestemd.
Vraag 270
Erkent u de noodzaak dat alle (30) uit te zenden politiemensen gender, oftewel het voldoen aan de veiligheidsbehoeftes van mannen en vrouwen, standaard in het takenpakket van een politieagent thuishoort?
Antwoord
Ja.
Vraag 274
«Het wegnemen van de grondoorzaken van het conflict door middel van structurele ontwikkeling behoort niet tot de taken van MINUSMA.» En: «De Malinese autoriteiten zijn eerstverantwoordelijk voor de bescherming van burgers.» Als de missie niet verantwoordelijk is voor ontwikkeling en evenmin voor de bescherming van burgers, wat is dan de rol van de diplomatie en development in de 3D-benadering?
Antwoord
MINUSMA heeft een rol ten aanzien van de bescherming van burgers, namelijk in die gevallen wanneer de Malinese autoriteiten hiertoe niet in staat zijn. Het mandaat voorziet hier expliciet in. De structurele ontwikkeling van Mali is geen taak van de stabilisatiemissie MINUSMA maar van de bredere VN-familie in Mali, in het bijzonder het UN Development Program (UNDP). Om continuïteit en samenhang van de algehele VN-inspanningen te waarborgen is de plaatsvervangend Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal, verantwoordelijk voor civiele en humanitaire zaken van MINUSMA, eveneens de vertegenwoordiger van het UN Country Team in Mali. MINUSMA heeft een belangrijke rol op het terrein van diplomatie, te weten de bevordering van politieke dialoog en verzoening.
Vraag 275
Welke bijdrage moeten de civiele deskundigen leveren op het gebied van gender? Wat zijn de (concreet afrekenbare en verifieerbare) doelstellingen op gendervlak?
Antwoord
Dat is afhankelijk van de uiteindelijke selectie van de kandidaten die thans gaande is. Gedacht kan worden aan een bijdrage aan de missie van de gender-eenheid van MINUSMA. Deze richt zich onder andere op de beleidsvorming ter verbetering van de participatie van vrouwen in het politieke proces, op de gender-dimensie in transitional justice (meerwaarde van vrouwen in verzoeningsproces) en op de hervorming van de veiligheidssector. Nederland zal afhankelijk van de vraag en de mogelijkheden bezien of het een bijdrage kan leveren aan de gender-training van MINUSMA-troepen. Afrekenbare en verifieerbare doelstellingen op het gebied van gender zullen in overleg met MINUSMA worden uitgewerkt.
Vraag 280 en 332
Vraag 280
Gaat MINUSMA beschikken over Combat Search & Rescue (CSAR) capaciteit, zodat gewonden snel kunnen worden vervoerd? Zo ja, wie levert deze capaciteit?
Vraag 332
Wie verzorgt eventuele medische evacuatie voor Nederlandse militairen?
Antwoord op vraag 280 en 332
MINUSMA beschikt niet over Combat Search & Rescue (CSAR) capaciteit, maar de medische evacuatie (medevac) gebeurt in principe door de lucht. Daarbij zijn drie trajecten te onderscheiden:
– Voor Forward evacuation (van plaats verwonding naar een medische faciliteit) wordt gebruik gemaakt van de capaciteit van Serval.
– Voor Tactical evacuation (tussen medische faciliteiten in het gebied) zal ook gebruik worden gemaakt van Franse capaciteit of van VN vliegtuigen.
– Voor Strategic evacuation (van medische faciliteiten in het gebied naar Nederland) zal het CLSK (het Patient Evacuation & Coordination Center, PECC) worden ingeschakeld.
Vraag 284 en 285
Vraag 284
Welke landen heeft de VN actief benaderd met het verzoek een bijdrage te leveren aan de transporthelikoptercapaciteit voor militaire acties van MINUSMA? Welke van deze landen hebben toegezegd een bijdrage te zullen leveren aan de beschikbare capaciteit van transporthelikopters? Per wanneer zal de MINUSMA over voldoende transporthelikopter-capaciteit kunnen beschikken?
Vraag 285
Hoe groot is het tekort aan transporthelikopters en hoe lang verwacht de regering dat het duurt voordat dit tekort is weggewerkt? Heeft de VN Nederland daarvoor ook benaderd? Heeft Nederland op enig moment een aanbod gedaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 284 en 285
De VN heeft een behoefte gesteld van twee eenheden transporthelikopters van vier helikopters per eenheid. De VN heeft veel lidstaten, waaronder de meeste Europese landen (inclusief Nederland), opgeroepen transporthelikopter-capaciteit te leveren.
Tot op heden zijn vier landen voornemens (transport)helikopters te leveren, te weten Burkina Faso (1x), Niger (1x), Senegal (2x vanaf december 2013) en Bangladesh (3x vanaf februari 2014).
Aangezien MINUSMA ook behoefte heeft aan gevechtshelikopters heeft Nederland er, mede uit capaciteitsoverwegingen, voor gekozen deze aan te bieden.
De VN is voor de levering van transporthelikopters grotendeels afhankelijk van de bijdrage van VN-lidstaten. Voor civiele inzet worden ook wel helikopters geleased.
Vraag 286 en 293
Vraag 286
Welke aanzienlijke logistieke uitdagingen kent MINUSMA? Welke maatregelen worden getroffen om deze uitdagingen te verhelpen? Op welke termijn kunnen deze logistieke uitdagingen zijn opgelost?
Vraag 293
Kunt u de aanzienlijke logistieke uitdagingen en het tekort aan enablers toelichten? Wat zal dit betekenen voor Nederland als deze logistieke problemen niet voor aanvang van de Nederlandse bijdrage zijn opgelost?
Antwoord op vraag 286 en 293
De extreme geografische en klimatologische omstandigheden, de slechte infrastructuur en lange aanvoerlijnen stellen MINUSMA voor grote logistieke uitdagingen. Defensie heeft veel ervaring opgedaan tijdens missies in Irak, Eritrea en Afghanistan die onder vergelijkbare, moelijke omstandigheden moesten worden uitgevoerd. Deze ervaring wordt gebruikt bij de inrichting van het logistieke concept zoals het voorzien in extra voorraden aan bijvoorbeeld water, voeding, reservedelen en voldoende logistieke ondersteuning. Bij de inrichting van de accommodatie moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van insecten en andere schadelijke dieren, de hoge temperaturen, harde wind, stof en wateroverlast. Voor de Apache helikopters zullen extra voorzieningen voor stalling en onderhoud worden gerealiseerd. Het transportnetwerk binnen Mali wordt steeds beter ontwikkeld door de verdere uitrol van MINUSMA, maar blijft een zorg. Nader onderzocht wordt in hoeverre ook gebruik kan worden gemaakt van Franse transportmodaliteiten.
Het is nog onzeker wanneer MINUSMA over een een kwalitatief en kwantitatief toereikend transportnetwerk beschikt. Dit zou kunnen leiden tot vertraging van de ontplooiing. De schaarste aan enablers, zoals overslagcapaciteit en bulldozers in Mali kan leiden tot een extra behoefte om capaciteit uit Nederland mee te nemen. Hierover wordt thans overlegd met de VN.
Vraag 287
Wordt er voldoende vooruitgang geboekt aangaande de kwalitatieve capaciteit van MINUSMA? Waar liggen de belangrijkste uitdagingen? Wat zijn de mogelijke gevolgen van onvoldoende vooruitgang op dit terrein?
Antwoord
De kwalitatieve capaciteit van MINUSMA is grotendeels afhankelijk van de bijdragen van lidstaten. Tijdens de overgang van AFISMA naar MINUSMA heeft de VN zich ingezet om de VN-troepen aan de standaardeisen voor VN-personeel en materieel te laten voldoen. Het is gebruikelijk dat de VN desbetreffende troepen pre-deployment training geeft alvorens zij bij VN-vredesmissies worden ingezet.
Vraag 290
Hoe verhoudt de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich tot de inzet van UN WOMEN op gender en ontwikkeling?
Antwoord
De recente crisis heeft het belang van het onderwerp gender en ontwikkeling nogmaals onderstreept. De Nederlandse Ambassade en UN Women trekken samen op in de politieke dialoog op dit onderwerp. Nederland financiert een UN Women programma dat zich richt op vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van het conflict. Ook richt het programma zich op de deelname van vrouwen aan het vredesproces.
Vraag 291
Wanneer is er meer duidelijkheid over de samenwerking tussen de nieuwe regering en MINUSMA, bijvoorbeeld op het terrein van politie en justitiehervorming? Wanneer worden de betreffende strategische documenten gepubliceerd?
Antwoord
Tot op heden heeft de Malinese regering nog geen beleidsbrief aan het parlement aangeboden. Er is dus nog geen formele basis voor overleg. Desalniettemin is informeel overleg gaande. De geïntegreerde prioritaire beleidsdoelen die de in Mali opererende VN organisaties en MINUSMA gezamenlijk nastreven worden uitgewerkt in operationele plannen (zie beantwoording vraag 1). Vier Task Forces (bestaande uit het VN Country Team en verantwoordelijke onderdelen van MINUSMA) zijn belast met het opstellen en uitvoeren van deze plannen, die ook de politie- en justitiesector betreffen. De VN-organisaties en MINUSMA zullen de Malinese regering hierbij betrekken.
Overkoepelende samenwerking tussen MINUSMA en Malinese autoriteiten alsook tussen VN Country Team en de Malinese regering is gebaseerd op het door Mali onderschreven mandaat in resolutie 2100. Daarnaast werken specifieke afdelingen binnen MINUSMA aan een Memorandum of Understanding (MoU) met hun partners in de Malinese overheid.
Vraag 292
Welke landen moeten nog een besluit nemen over een mogelijke bijdrage aan MINUSMA?
Antwoord
Verschillende landen, waaronder een aantal Europese, overwegen een bijdrage aan MINUSMA. Het kabinet doet echter geen uitspraken over lopende besluitvormingsprocessen van andere landen.
Vraag 294
Hoeveel rebellen zijn er door de Franse interventie gedood en hoeveel zijn er gevangengenomen?
Antwoord
Franse eenheden zijn in het kader van de militaire operatie Serval sinds januari 2013 actief in Mali. Zij werken daarbij nauw samen met strijdkrachten uit Mali en andere landen. Zonder precieze aantallen te noemen, heeft Frankrijk aangegeven in die operatie enkele honderden terroristen te hebben gedood. Frankrijk houdt zelf geen gevangenen, maar draagt deze over aan Malinese autoriteiten. Tot op heden zijn er circa veertig gevangenen overgedragen.
Vraag 296
Wat is de exacte definitie van acute veiligheidsdreiging waarop Serval zich richt? Hoe verschilt die van de missie van MINUSMA?
Antwoord
De opmars van jihadistische rebellen naar het zuiden van Mali begin 2013 vormde de aanleiding voor de start van operatie Serval. Deze operatie heeft als doel de jihadistische rebellen in noord-Mali uit te schakelen. Voor deze contra-terrorisme activiteiten hebben Frankrijk en Mali een bilaterale overeenkomst afgesloten. MINUSMA is een stabilisatiemissie die naast het stabiliseren van de belangrijkste bevolkingscentra ook is gericht op ondersteuning van het politieke proces, verzoening, bescherming van burgers, bescherming van mensenrechten, ondersteuning van gerechtigheid, ondersteuning van humanitaire hulp en de bescherming van cultureel erfgoed.
Vraag 297
MINUSMA werkt nauw samen met een netwerk van vrouwenleiders. Welk netwerk wordt hier bedoeld?
Antwoord
Dit is een door de Gender sectie van MINUSMA opgezet netwerk van vrouwelijke leiders uit de politiek en het maatschappelijk middenveld, die zich bezighouden met vrede, veiligheid en vrouwenrechten.
Vraag 298
Heeft het kabinet de beschikking over de tekst van de bilaterale overeenkomst tussen Frankrijk en Mali? Zo ja, kan de Kamer daar inzage in krijgen?
Antwoord
Nee.
Vraag 303
Wat is in financiële zin de omvang van de drugseconomie in Mali?
Antwoord
Statistieken over de omvang van de drugseconomie zijn niet beschikbaar. Onderzoek geeft aan dat het zeer moeilijk is de omvang van de drugsstromen te schatten. Afgaande op vangsten wordt vermoed dat 10 à 15% van de cocaïne op de Europese markt via West-Afrika wordt getransporteerd. Schatting is dat tussen 2007 en 2009 jaarlijks zo’n 50 ton cocaïne in Europa terecht is gekomen.
Sindsdien gaat UNODC uit van een daling van dit volume naar zo’n 15–18 ton per jaar. Deze daling is echter niet zeker, omdat uitgegaan wordt van extrapolaties op basis van onderscheppingen van transporten, niet van de daadwerkelijk vervoerde drugs.
Vraag 304
Hoeveel politiemensen worden ingezet op de verschillende genoemde taken (community policing, grensbewaking, toegang tot justitie, etc.)?
Antwoord
Afhankelijk van de uitkomsten van de selectieprocedure van de VN en de uiteindelijke plaatsing zullen de politiefunctionarissen zich op de genoemde taken kunnen richten. Tijdens de opleiding van de politiefunctionarissen komen alle aspecten die zich kunnen voordoen in de missie aan de orde. Specialiteiten van de Nederlandse politie in missiegebieden zijn op grond van ervaring: gender, community policing, relatie politie-justitie, het geven van trainingen, waaronder trainingen volgens het train de trainer-concept, en curriculumontwikkeling.
Vraag 305
Wat wordt verstaan onder het genoemde community policing en wat is precies de Nederlandse rol daarbinnen?
Antwoord
Community policing in Mali betekent na vele jaren van onrust dat de relatie tussen politie en burger grotendeels opnieuw moet worden vormgegeven. Hierbij gaat het om de benaderbaarheid van de politie voor de burger, en de effectiviteit van de politie naar de burger toe. Het gedrag en de houding van de politie, maar ook de mate waarin de burger via de politie toegang heeft tot het rechtssysteem, spelen hierbij een belangrijke rol.
Community policing werkt toe naar een lokaal betrokken, service gerichte politie, die de burger een gevoel van veiligheid kan bieden.
De Nederlandse politiefunctionarissen dragen dit model uit via de instrumenten waarvoor UNPOL MINUSMA mandaat heeft: mentoring, monitoring, advisering en training. Community policing komt, in meer of mindere mate, aan de orde in alle posities die Nederland inneemt. Dit betreft staffuncties binnen MINUSMA, adviesfuncties binnen het Malinese Directoraat Generaal Politie, de opleidingsschool van de Police Nationale en overige functies in de regio.
De introductie van community policing is in hoge mate afhankelijk van de doelstellingen die MINUSMA in samenspraak met de Malinese autoriteiten voor de politie formuleert. Nederland kan hiervoor niet zelfstandig een traject opstarten.
Vraag 307
Het Budget voor Internationale Veiligheid (BIV) dient ontwikkelingsrelevant te zijn. Hoe dragen de uitgaven voor het vergaren van inlichtingen aan de ontwikkelingsrelevantie van het BIV?
Antwoord
De VN begeleidt Mali op weg naar een functionerende overheid die veiligheid en andere diensten aan de bevolking levert in het hele land. De Nederlandse bijdrage ondersteunt de VN- missie in de eerste fase en levert een specifieke bijdrage om de VN-missie op de rails te krijgen. Het vergaren van inlichtingen is een belangrijk onderdeel van de MINUSMA-missie die tot doel heeft de stabilisering van belangrijke bevolkingscentra, steun voor het herstel van het staatsgezag in heel Mali, bemiddeling bij politieke dialoog en verzoening, steun bij de organisatie van verkiezingen, bescherming van burgers en ondersteuning bij humanitaire hulp. Zonder goede «Intel-functie» is een geïntegreerde aanpak van de VN-missie in Mali – een enorm groot land – moeilijk te realiseren. In deze context is het daarmee een goed voorbeeld van een ontwikkelingsrelevante inzet van deze specifieke militaire capaciteit.
Vraag 309 en 372
Vraag 309
Houdt u rekening met de mogelijkheid dat één of meerdere Apache-helikopters in Mali uitvallen? Wat zijn de consequenties van een dergelijk scenario, zowel op militair als financieel vlak?
Vraag 372
Klopt het dat herstel, reparatie maar ook verlies uit het BIV gefinancierd gaan worden en dus niet ten koste gaan van de Defensiebegroting, noch uit materieel, noch uit personeel?
Antwoord op vraag 309 en 372
De VN verzoekt om drie helikopters. Om uitval van een helikopter te kunnen ondervangen worden in totaal vier helikopters meegenomen.
In de reactie op de motie Knops/Ten Broeke (TK 32 503, nr. 7) is uw Kamer geïnformeerd over welke uitgaven aan herstel, reparatie en vervanging onder het begrip additionele uitgaven vallen. Bij tijdelijke uitval van een systeem, waarbij deze weer inzetbaar kan worden gemaakt, geldt dat deze kosten ten laste kunnen worden gebracht van het BIV. Voor het in rekening brengen van de extra slijtagekosten tijdens en na de missie wordt verwezen naar de vragen 375 en 376. Op het moment dat verliezen zich voordoen, zal worden bepaald of, en zo ja hoe het verlies wordt gecompenseerd. Deze werkwijze geldt overigens voor alle hoofdwapensystemen.
Vraag 311
Kan worden gegarandeerd dat Nederlandse militairen te allen tijde – ondanks het huidige tekort aan transporthelikopters binnen MINUSMA – aanspraak kunnen doen op ondersteuning of vervoer middels transporthelikopters? Zo nee, welke gevolgen heeft dit voor de veiligheidssituatie van Nederlandse militairen?
Antwoord
Nee. Als de inzet van Nederlandse eenheden transporthelikopters vereist en deze niet beschikbaar zijn, past de commandant zijn plannen aan als dit vanuit het oogpunt van veiligheid nodig is.
Vraag 314
Op welke ervaring baseert het kabinet de veronderstelling dat samenwerking met de Franse eenheden op het gebied van operaties en logistiek goed mogelijk is?
Antwoord
In de voorbereiding van de Nederlandse deelneming aan MINUSMA zijn met de Franse generale staf en in het missiegebied afspraken gemaakt over de samenwerking op logistiek en operationeel gebied. Logistieke ondersteuning wordt in een afzonderlijke overeenkomst tussen Nederland en Frankrijk vastgelegd. Wat betreft de operationele ondersteuning vallen de Nederlandse eenheden terug op afspraken tussen Frankrijk en MINUSMA.
Vraag 316
Neemt personeel van 1 CIMIC commando deel aan de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA? Zo ja, wat is hun taak?
Antwoord
Ja. 1 Civiel en Militair Interactie Commando (CMI) levert een Stafofficier, CMI analisten en CMI operators ten behoeve van het ASIFU. Zij gaan contacten onderhouden met de civiele omgeving en internationale- en non-gouvernementele organisaties. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de situational awareness and understanding en aan de coördinatie- en informatiebehoefte van MINUSMA.
Vraag 317
Wat is de precieze relatie tussen AFRICOM en ASIFU, als die er is?
Antwoord
Die relatie is er niet.
Vraag 319
Vallen Apache gevechtshelikopters in hun gevechtsfunctie onder het MUNISMA mandaat?
Antwoord
Ja.
Vraag 320
Waarom zijn er problemen met de logistieke ondersteuning van de VN?
Antwoord
MINUSMA is nog in de opbouwfase. Nog niet alle benodigde logistieke capaciteit is aanwezig.
Vraag 322
Op welke wijze wordt voorkomen dat het vergaren van inlichtingen bijdraagt aan onveiligheid van burgers?
Antwoord
Bronbescherming is een vast gegeven bij het vergaren van inlichtingen Dit is ook het geval bij de inlichtingenvergaring ten behoeve van MINUSMA. Daarnaast worden de geproduceerde inlichtingen binnen MINUSMA gedeeld om bij te dragen aan de doelstellingen van MINUSMA. Een van die doelstellingen is het beschermen van de burgerbevolking.
Vraag 329 en 330
Vraag 329
Kunt u aangeven hoe de Nederlands «rode kaart-procedure» precies werkt? Hoe werkt dit bij andere landen? Welke rang heeft de officier die de rode kaart kan trekken?
Vraag 330
Hoeveel invloed krijgt de red card holder bij het afdwingen van (lucht)steun voor de Nederlandse troepen?
Antwoord op vraag 329 en 330
De hoogste Nederlandse militair in de staf van de Force Commander kan in opdracht van de CDS een opdracht aan de Nederlandse militairen verbieden. In de eerste rotatie betreft dit een kolonel. Deze zal zo nodig de rode kaart trekken, bijvoorbeeld als een Nederlandse eenheid een opdracht zou moeten uitvoeren zonder te beschikken over voldoende escalatiedominantie (bijvoorbeeld bewapende helikopters). Het rode kaarthouderschap wordt met de VN overeengekomen in een note verbale waarin de missiedeelneming formeel wordt aangekondigd. Nederland is het enige land dat dit bij de VN ter tafel heeft gebracht.
Vraag 331
Wie leveren de role 2-faciliteiten ((veld)hospitalen)? Waar komen deze faciliteiten te staan? Wie gaan deze faciliteiten bemannen? Indien de nationaliteit van het personeel doet vermoeden dat men geen tot weinig Engels spreekt, hoe wordt dan de communicatie met eventuele Nederlandse gewonden geregeld?
Antwoord
China, Nigeria en Togo leveren de Role2 faciliteiten (Level 2 in de VN organisatie). De faciliteiten worden gestationeerd op de vliegvelden van Timboektoe (Nigeria), Gao (China) en Kidal (Togo). Daarnaast kan worden gebruikgemaakt van de Franse Role2 (operatie Serval) op vliegveld Gao. In Bamako heeft de VN een Malinese medische kliniek ingehuurd, die voorziet in de Role2 faciliteiten.
Mogelijke taalproblemen zullen worden ondervangen door de Nederlandse patiënten te laten begeleiden door Nederlands geneeskundig personeel uit de Nederlandse Role1. Als zou blijken dat het om een structureel probleem gaat, kan dit aanleiding zijn voor een aanvullende behoefte aan Nederlands geneeskundig personeel.
Het Chinese hospitaal in Gao is nog niet is opgeleverd. De oplevering staat gepland in januari/februari 2014. De VN voorziet momenteel nog niet in medische evacuatie capaciteit (medevac). Zolang het Chinese hospitaal niet is opgeleverd en de VN niet beschikt over medevac capaciteit kan Nederland gebruik maken van de in Gao aanwezige Franse Role2 en medevac van operatie Serval.
Vraag 333
Hoe beoordeelt u de VN-commandostructuur, met een generaal uit Rwanda als Force Commander? Kunt u een appreciatie geven van de kwaliteiten van en ervaringen met de Force Commander?
Antwoord
De VN commandostructuur van de militaire component is vergelijkbaar met die van andere militaire missies. De militaire component wordt geleid door een generaal uit Rwanda, Kazura, die veel ervaring heeft met operaties binnen de VN. Dat bleek tijdens de verkenningen in het missiegebied waarbij uitvoerig met generaal Kazura is gesproken. Uit gesprekken met SRSG Koenders bleek dat hij volledig vertrouwen heeft in de generaal.
Vraag 335
Wie is de gebiedscommandant rond Gao?
Antwoord
De sectorcommandant van de oostelijke sector is de Senegalese brigade-generaal Mamadou Sembe. De commandant van Gao en directe omgeving is de commandant van het Nigeriaanse bataljon verantwoordelijk voor de deelsector Gao, de luitenant-kolonel Barmou Moussa Salaou.
Vraag 338
Wat zal de afslanking van operatie Serval betekenen voor de medische evacuatiemogelijkheden in de regio Gao?
Antwoord
Deze heeft geen invloed. Ook na de afslanking van operatie Serval zal Gao de hoofduitvalsbasis van de Franse troepen blijven. De medevac capaciteit blijft beschikbaar.
Vraag 339
Is scenario is het denkbaar dat een opdracht van de Force Commander aan de Nederlandse eenheden door de hoogste Nederlandse militair in de staf van de Force Commander wordt geblokkeerd?
Antwoord
Ja.
Vraag 340
Worden Nederlandse troepen alleen ingezet in regio Gao?
Antwoord
De Nederlandse troepen werken vanuit Gao en richten zich primair op de provincies Gao en Kidal. Inzet in andere regio’s is niet voorzien maar wordt niet uitgesloten.
Vraag 341
Is er een personeelsplafond ingesteld als het gaat om de Nederlandse inbreng in MINUSMA? Zo ja, waarom?
Antwoord
Het aantal functies berust op de initiële inschatting van de capaciteit die nodig is om de Nederlandse bijdrage te kunnen leveren. Daarnaast kunnen enkele militairen tijdelijk worden toegevoegd.
Vraag 342
Over welke capaciteiten op het gebied van medevac beschikt Nederland, respectievelijk MINUSMA en operatie Serval? Wat zijn de risico's van ontbrekende capaciteit, in het bijzonder als het gaat om transporthelikopters, voor de Nederlandse militairen?
Antwoord
Nederland beschikt niet over eigen lucht medevac capaciteit. MINUSMA beschikt nog niet over lucht medevac capaciteit. De VN planning is om op elke Level 2 faciliteit twee Air Medical Evacution Teams (AMET) beschikbaar te hebben. Operatie Serval beschikt over lucht medevac capaciteit met specialistische trauma teams. Deze voldoet aan de Nederlands eisen ten aanzien van reactietijd en medisch voorzieningen aan boord.
Vraag 343
Gesteld wordt dat er «geen caveats van toepassing zijn op de inzet van Nederlandse militairen». Mogen zij dan ook terroristen uitschakelen en/of doden als dat past binnen het mandaat van de operatie en zij daartoe opdracht krijgen? Waarom wel/niet?
Antwoord
Ja.
Vraag 345
Waarom levert Nederland geen bijdrage met transporthelikopters, terwijl de Chinook zeer geschikt is voor medevac en ondersteuning van speciale operaties?
Antwoord
Transporthelikopters maken niet direct deel uit van de inlichtingenketen. De inzet van transporthelikopters leidt tot een meerbehoefte aan personeel. Transporthelikopters kunnen ook door andere landen worden geleverd of civiel worden ingehuurd.
Vraag 348
Beschikken rebellengroeperingen in Mali over MANPADs? Zo ja, in hoeverre vormen deze een gevaar voor laagvliegende vliegtuigen en helikopters van de MINUSMA-troepen? In hoeverre zijn Apaches kwetsbaar voor deze MANPADs en op welke wijze zijn ze daartegen bestand? Staat het mandaat toe dat hierop anticipatoir kan worden ingegrepen?
Antwoord
Ja, rebellengroeperingen in Mali beschikken waarschijnlijk over MANPADs. Er zijn tot dusver geen incidenten geweest waarbij MANPADs zijn ingezet. MANPADs kunnen een gevaar vormen voor laagvliegende vliegtuigen en helikopters mits het systeem operationeel is en in handen is van een opgeleide persoon. Over de kwetsbaarheid van de Nederlandse Apaches ten opzichte van MANPADs worden om veiligheidsredenen geen mededelingen gedaan.
Resolutie 2100 autoriseert MINUSMA om alle noodzakelijke middelen te gebruiken om VN personeel, installaties en materieel te beschermen en om de veiligheid en bewegingsvrijheid van VN personeel te verzekeren. Deze bevoegdheid is begrensd door de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Vraag 349 en 360
Vraag 349
Hoe zijn de Nederlandse troepen uitgerust op de asymmetrische geweldsdreiging van bijvoorbeeld IED’s en zelfmoordterroristen?
Vraag 360
Waarom zal de capaciteit van «enige IED-deskundigen» niet direct, maar pas bij
toenemende dreiging worden versterkt, indien er nu al een matige dreiging is van het gebruik van IED’s? Dient niet alles op alles te worden gesteld eventuele slachtoffers te voorkomen, ook al is de dreiging «matig»?
Antwoord op vraag 349 en 360
Gewapende jihadistische groeperingen beschikken over de capaciteit om Improvised Explosive Devices (IED’s) te plaatsen. De MIVD oordeelt dat de dreiging van het gebruik van IED’s door jihadistische groeperingen vooralsnog matig is. Bij bezoeken aan het missiegebied is gebleken dat de bevolking helpt bij het zoeken naar IEDs. Er wordt afdoende personele en materiële capaciteit meegenomen om de IED-dreiging het hoofd te kunnen bieden. Indien de dreiging toeneemt, zal die capaciteit vanuit Nederland worden versterkt.
Het voorkomen van slachtoffers heeft hoge prioriteit, maar kan nooit worden gegarandeerd. De tot nu toe genomen maatregelen berusten op een risico afweging, waarbij de risico’s zo goed als mogelijk zijn verminderd en de resterende risico’s na beschouwing aanvaardbaar zijn bevonden. Bij het huidige dreigingsniveau is de aanwezigheid van aanvullende IED-deskundigheid niet noodzakelijk. Bij verandering in de dreiging zal een nieuwe risicoafweging worden gemaakt. Op uitrusting of wijze van optreden wordt vanwege veiligheidsredenen niet ingegaan.
Vraag 350
Waarom zei de minister van Defensie dat «het dreigingsniveau in Mali matig is», terwijl de brief stelt dat er geen sprake is «van een dreiging van een groot gewapend conflict», maar wel «een dreiging van terroristische activiteiten», waarbij «korte, hevige gevechtscontacten ... niet zijn uitgesloten?»
Antwoord
Het vredesproces heeft de kans op een groot gewapend conflict in Mali verkleind. De huidige dreiging bestaat voornamelijk uit de aanwezigheid en de activiteiten van terroristische groeperingen. Het dreigingsniveau «matig» geldt voor de terroristische dreiging in Bamako en Gao. In de directe omgeving van de steden is de dreiging hoger.
Vraag 351 en 352
Vraag 351
Is de term «matig» een term die gebezigd wordt door de AIVD en MIVD als zij spreken over situaties in andere landen? Is «matig» vergelijkbaar met het Nederlandse dreigingsniveau «beperkt»?
Vraag 352
Hoe verhoudt het feit dat de terreurdreiging in Nederland al een half jaar als «substantieel» wordt gekenmerkt zich tegenover het feit dat de inlichtingendiensten de dreiging in Mali «matig» vinden?
Antwoord op vraag 351 en 352
De MIVD gebruikt in het kader van militaire operaties de NAVO-terminologie voor de inschatting van dreigingen. Aan deze systematiek liggen deels andere parameters ten grondslag dan voor de vaststelling van het algemeen dreigingsniveau voor Nederland. De term «matig» komt niet geheel overeen met «beperkt.» De terreurdreiging in Nederland laat zich niet vergelijken met de veiligheidssituatie in Mali en de dreigingen aldaar.
Vraag 353
Hoe beoordeelt u het risico op «green on green» en «blue on blue» aanvallen?
Antwoord
De regering onderkent het risico «blue on blue». Er worden maatregelen getroffen. Over de aard van maatregelen worden om veiligheidsredenen geen mededelingen gedaan.
Vraag 354
Klopt het dat de Quick Response Force (QRF) voor de Nederlandse militairen geleverd zal worden door militairen die gelegerd zijn in Niger?
Antwoord
De QRF voor Sector East is gelegerd bij het Sector Hoofdkwartier in Gao.
Vraag 355
Hoe kwalificeert u het recente Nigeriaanse besluit om de troepen uit MINUSMA terug te trekken?
Antwoord
Het kabinet doet geen uitspraken over (de gronden voor) beslissingen van individuele landen om wel, niet of niet meer deel te nemen aan MINUSMA.
Vraag 357
Indien een Quick Reaction Force of snelle extractie van Nederlandse soldaten noodzakelijk zal blijken, wordt dan eerst MINUSMA aangesproken en daarna pas de Franse parallel force die niet onder VN-structuur opereert? Gaat dit eventueel geschakeld of is dit ter beoordeling van de commandant?
Antwoord
Dit gebeurt altijd eerst in de MINUSMA-lijn. MINUSMA is zelf verantwoordelijk om in noodsituaties op te treden. Pas als blijkt dat MINUSMA niet in staat is een noodsituatie het hoofd te bieden, zullen Franse eenheden worden ingeschakeld. MINUSMA en operatie Serval hebben liaisonofficieren in elkaars hoofdkwartieren geplaatst. De liaisonofficieren van operatie Serval zullen dus onmiddellijk over een noodsituatie binnen MINUSMA worden geïnformeerd. Als blijkt dat MINUSMA niet in staat is om adequaat te reageren, kan operatie Serval onmiddellijk om ondersteuning worden gevraagd.
Vraag 358
Kunt u toelichten hoe de zelfverdediging van Nederlandse troepen geregeld is? Welke afspraken zijn hieromtrent gemaakt?
Antwoord
Zelfverdediging is een recht; dit is als zodanig opgenomen in de Rules of Engagement.
Vraag 361
Hoe groot acht u het risico op zelfmoordaanslagen? Welke maatregelen worden hiertegen genomen?
Antwoord
In Mali worden regelmatig zelfmoordaanslagen gepleegd. Zelfmoordaanslagen worden meegenomen in de vaststelling van het terroristische dreigingsniveau.
Tegen zelfmoordaanslagen worden voorzorgsmaatregelen genomen. Over de inhoud hiervan doet het kabinet om veiligheidsredenen geen uitspraken.
Vraag 363
Kan het verband tussen het aantal door Nederland uit te zenden militairen (368) en de aard van de gekozen bijdrage worden toegelicht? Wordt hier slechts gedoeld op het zelfstandig kunnen opereren of zijn er ook andere redenen voor de keuze van het aantal Nederlandse militairen?
Antwoord
368 is het getal dat voortkomt uit de initiële beschouwing van de mogelijke Nederlandse bijdragen en inschattingen op het gebied van logistieke ondersteuning van de VN, klimatologische omstandigheden, dreiging en noodzakelijke zelfredzaamheid.
Vraag 365 en 366
Vraag 365
Hoe ziet de zorg voor militairen voor, tijdens en na de missie eruit?
Vraag 366
Welke zorg is er beschikbaar voor, tijdens en na de missie voor zowel militairen als overig personeel?
Antwoord op vraag 365 en 366
Voorafgaand aan de missie bestaat de zorg voor militairen uit een medische screening en (extra) vaccinaties conform het geneeskundige landenadvies Mali. Ook krijgen de militairen in het voorbereidingstraject een gedegen opleiding in de geneeskundige zelfhulp-kameradenhulp (als initiële zorg bij gewond raken) en gezondheidszorg- en preventielessen ten aanzien van ziektebeelden gerelateerd aan flora, fauna en hygiënische aspecten bij verblijf in Mali.
Tijdens de missie is de kwaliteit en de tijdigheid van medische hulp verzekerd door eigen medische capaciteit voor de eerstelijns gezondheidszorg. In de tweedelijns zorg is voorzien door een ziekenhuis, bekostigd door de VN, maar ook door ziekenhuisfaciliteiten uit Frankrijk en China. Tevens is medische evacuatie (medevac) gegarandeerd.
Verder geeft Defensie invulling aan haar zorgplicht door de aanwezigheid van een sociaal medisch team, dat de commandant adviseert over onder andere personele inzetbaarheid, repatriëring en (ernstige) incidenten en toeziet op het welzijn van de militair.
Na afloop van de uitzending volgt de militair een nazorgtraject dat vergelijkbaar is met de nazorg bij de actuele missies zoals in Afghanistan. Het nazorgtraject bestaat onder andere uit een operationele einddebriefing, waarmee de militair wordt voorbereid op terugkeer in de thuissituatie, en medische nazorg. Na terugkeer in Nederland zal een re-integratieoefening of een op maat gesneden programma worden uitgevoerd. Daarin ruimte is voor personele nazorg en een terugkeergesprek met een bedrijfsmaatschappelijk werker of een geestelijk verzorger.
Verder wordt na zes maanden de nazorgvragenlijst ingevuld. Bij een indicatie van mogelijke problemen wordt de arts van de betrokken militair geïnformeerd. De arts of bedrijfsmaatschappelijk werk neemt vervolgens contact op met de desbetreffende militair voor een nazorggesprek. In het nazorggesprek wordt geïnventariseerd of behoefte is aan aanvullende zorg en hoe hierin kan worden voorzien. Ook de relatie van de militair ontvangt een vragenlijst. Bij signalen van problemen als gevolg van de uitzending neemt het bedrijfsmaatschappelijk werk of een arts contact op met de relatie van de militair.
Indien een militair gewond terugkeert van de missie en later sprake is van invaliditeit met een dienstverband dan heeft de militair naast de inspanningen op het gebied van medische zorg en re-integratie aanspraak op de voorzieningen zoals opgenomen in de Kaderwet Militaire Pensioenen.
Vraag 367
Welke zorg is er voor het thuisfront geregeld en beschikbaar?
Antwoord
Relaties van uitgezonden militairen worden actief betrokken bij de opzet en de organisatie van thuisfrontactiviteiten. Hiermee wordt de betrokkenheid met de uitgezonden militairen en het begrip voor hun ervaringen vergroot. Ook ondersteunt Defensie een jaar na terugkeer, indien gewenst, reünies voor de betrokken militairen en hun thuisfront. Het initiatief hiervoor ligt bij de uitgezonden eenheid en haar Thuisfrontcomité. In het geval van verwonding of overlijden van de militair biedt Defensie professionele begeleiding met bedrijfsmaatschappelijk werk en, zo nodig, geestelijke verzorging.
Vraag 369
Zijn er naast het Veiligheid en Rechtsorde-programma nog andere projecten en programma’s die waarschijnlijk zullen doorlopen na beëindiging van de Nederlandse missie?
Antwoord
Ja. Momenteel wordt het nieuwe Meerjaren Strategisch Programma 2014 – 2017 van de ambassade beoordeeld. Naast het V&R programma staan daarin ook de plannen vermeld voor de verdere uitvoering van het water/voedselzekerheid- en het SRGR-programma. De uitvoering daarvan is mede als gevolg van de gebeurtenissen in Mali vertraagd. Deze programma’s zullen dan ook na de beëindiging van de huidige Nederlandse MINUSMA-bijdrage worden voortgezet.
Vraag 371
Wat wordt precies bedoeld met «additioneel» en «extra additioneel»?
Antwoord
In de reactie op de motie Knops/Ten Broeke (TK 32 503, nr. 7) is uw Kamer geïnformeerd over welke uitgaven onder het begrip «additionele uitgaven» vallen. Dit betreft de extra personele en materiële uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties die worden gedaan vanaf het moment dat Nederlandse militairen worden ingezet. De extra additionele uitgaven in 2014 betreffen uitsluitend de additionele uitgaven in de ontplooiingsfase.
Vraag 373
Van welke omstandigheden hangt de eventuele restitutie van logistieke kosten bij de VN af? Wanneer is bekend of restitutie mogelijk is? Acht de regering deze vergoeding, al dan niet gedeeltelijk, waarschijnlijk? Wanneer zal er meer duidelijkheid zijn over de restitutie van additionele uitgaven door de VN?
Antwoord
Op dit moment worden gesprekken gevoerd met de VN over logistieke planning van de Nederlandse bijdrage. Op basis daarvan worden afspraken gemaakt over wie welke kosten voor zijn rekening neemt en welk deel van de door Nederland gemaakte kosten en geleverde diensten de VN zal vergoeden. Hierover ontstaat mogelijk in de loop van december duidelijkheid als hierover afspraken zijn gemaakt met de VN.
Vraag 374
Kunt u een totaal overzicht geven in tabelvorm van de benodigde financiële middelen uitgesplitst naar de afzonderlijke onderdelen van de missie, zowel ten behoeve van het personeel en materieel en andere (meer-)kosten van de missie?
Antwoord
Bovenstaand overzicht is exclusief de civiele politie en civiele deskundigen. De bijdragen voor deze posten worden ruw geschat op elk maximaal EUR 2 miljoen, dus maximaal EUR 4 miljoen in totaal.
Vraag 375 en 376
Vraag 375
Op welke wijze zijn de kosten als gevolg van slijtage opgenomen in het beschikbare budget?
Vraag 376
Is er een reservering gemaakt voor de mogelijke meerkosten als gevolg van extra slijtage? En zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 375 en 376
In de totale raming zijn bedragen opgenomen om de kosten voor slijtage te kunnen financieren. Deze kosten maken deel uit van de bedragen zoals deze zijn gecommuniceerd in de Art 100 Brief. De slijtagekosten zijn opgenomen in het slijtagetarief van de Apaches en in het onderhoud van overig materieel tijdens de missie in 2014 en 2015. In de begroting voor 2016 en 2017 zijn de kosten voor de herstelwerkzaamheden (reset) van het teruggevoerde materieel uit de missie opgenomen.
Vraag 377
Ten laste van welke begroting zullen de (eventuele) meerkosten van slijtage van materieel komen?
Antwoord
De meerkosten worden uit het BIV gefinancierd.
Vraag 378
Hoe groot wordt de kans ingeschat dat de VN niet in staat zullen zijn om tijdig volledige logistieke ondersteuning te leveren? Welke oorzaken liggen hier mogelijk aan ten grondslag?
Antwoord
De VN heeft aangegeven niet tijdig in alle ondersteuning te kunnen voorzien en vraagt landen die eenheden leveren tijdelijk (deels) zelfvoorzienend te zijn. Dit komt omdat MINUSMA nog in opbouw is. «Zelfvoorzienend zijn» betekent dat landen zelf (tijdelijk) verantwoordelijk zijn voor het leveren van een bepaalde dienst. Dat houdt in dat het land hiervoor zelf extra personeel/materieel moet inbrengen of contracten lokaal moet afsluiten.
Vraag 379
Welke missies worden mogelijk verlengd als gevolg van het naar voren halen van de restitutie via een kasschuif binnen de HGIS?
Antwoord
De Kamer zal via de gebruikelijke kanalen worden geïnformeerd over de mogelijke verlenging van missies, inclusief de financiering uit het BIV.
Vraag 380
De militaire bijdrage aan MINUSMA wordt betaald uit het BIV. In de voorjaarsnota zal het budget dat Defensie nodig heeft voor militaire uitgaven verplaatsen van de begroting van BH&OS (BIV) naar de begroting van Defensie. Wat is hiervan het gevolg voor het 3D beleid?
Antwoord
De overboeking van de middelen van het BIV naar de Defensiebegroting heeft geen gevolgen voor het 3D-beleid. Met de overboeking beschikt Defensie over de middelen om een deel van het 3D-beleid uit te voeren. Door de gezamenlijke voorbereiding van en besluitvorming over activiteiten op het gebied van vrede en veiligheid die voorafgaat aan deze overboeking, vanuit één budget, wordt de samenhang tussen de verschillende 3D-activiteiten versterkt.
Vraag 381
De missie beslaat 1/3 van het totale BIV-budget. Waarvoor is het overige deel van het budget beschikbaar?
Antwoord
Het BIV is in totaal € 250 miljoen; de bijdrage aan MINUSMA uit het BIV is in 2014 maximaal € 74 miljoen. In de HGIS-nota is onderstaand overzicht opgenomen met ramingen voor de mogelijke bestedingen van de middelen in het BIV. MINUSMA valt, op de civiele inzet van 4 miljoen euro per jaar na die ten laste komt van de begrotingen van BZ en V&J, onder crisisbeheersingsoperaties.
Vraag 382
Wat is de verhouding tussen de middelen voor Diplomatie, Defensie, Development binnen de 3D-benadering?
Antwoord
MINUSMA kent een geïntegreerde opzet die de missie in staat stelt om de juiste combinatie van militaire en civiele instrumenten in te zetten. De benodigde inzet, onder andere op het terrein van defensie, politie, ontwikkelingssamenwerking en politieke dialoog, verschilt per situatie en kan daarom niet in een vaste verhouding worden uitgedrukt. De Nederlandse personele en materiele bijdrage aan MINUSMA ziet op een aantal specifieke onderdelen van de VN-missie (inlichtingencapaciteit, politie en civiele deskundigheid op het terrein van bijvoorbeeld gender) en is op zichzelf dus niet geïntegreerd, maar past wel binnen de geïntegreerde opzet van MINUSMA. Wel wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht met het bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsprogramma (zie ook het antwoord op vraag 76 en 98).
Vraag 396
Klopt het dat de ontwikkelings- en trainingsactiviteiten niet uit het BIV betaald worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Uit het BIV kunnen ontwikkelingsrelevante trainingsactiviteiten worden gefinancierd. De personele inzet voor trainingsactiviteiten ten behoeve van MINUSMA, bijvoorbeeld binnen de politiecomponent, komt dus ten laste van het BIV. Specifieke ontwikkelingsuitgaven ten behoeve van het Nederlandse bilaterale OS-programma in Mali worden gefinancierd uit de daarvoor bestemde budgetten voor ontwikkelingssamenwerking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-215.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.