29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 206 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2013

Inleiding

Hierbij informeren wij u over de militaire eenheden die Nederland in 2013 en 2014 gereed stelt als bijdragen aan de snelle reactiecapaciteiten van de EU en de Navo. Deze brief vormt een aanvulling op de mededelingen over dit onderwerp in geannoteerde agenda’s voor ministeriële bijeenkomsten en in antwoorden op schriftelijke vragen. Met deze brief geven wij gevolg aan de afspraak de Kamer vroegtijdig te informeren over de toewijzing van eenheden aan internationale snelle reactiecapaciteiten, zodat bij een besluit tot inzet een snelle nationale besluitvormingsprocedure kan worden doorlopen.

Achtergrond

De EU Battlegroup en de NATO Response Force (NRF) geven uitdrukking aan de ambitie van de EU- en Navo-landen permanent militaire eenheden gereed te hebben voor snelle, gezamenlijke inzet. Nederland hecht eraan, als betrouwbare partner en bondgenoot, met een zekere regelmaat hoogwaardige bijdragen te leveren aan de snelle reactiecapaciteiten van de EU en de Navo. De regelmaat, aard en omvang van de Nederlandse bijdragen worden bepaald op basis van de beschikbaarheid van operationele eenheden en de internationale behoeften. De (voorbereiding op de) inzet als snelle reactiecapaciteit is een van de taken van de krijgsmacht. Nederland kan een deel van zijn gereedgestelde eenheden toewijzen aan zowel de EU Battlegroup als de NRF (single set of forces). Bij de toewijzing van eenheden wordt dan ook het voorbehoud geplaatst dat Nederland de bijdragen niet kan garanderen wanneer er gelijktijdig op beide reactiecapaciteiten een beroep wordt gedaan.

EU Battlegroup

In 2013 neemt Nederland samen met Zweden, Litouwen en Letland deel aan de door het Verenigd Koninkrijk geleide EU Battlegroup in de tweede helft van het jaar. De Nederlandse bijdrage bestaat uit elf Viking-voertuigen met chauffeurs en onderhoudspersoneel. Het betreft ongeveer 30 militairen. Ter voorbereiding op mogelijke inzet organiseert het Verenigd Koninkrijk een serie oefeningen. Het Nederlandse detachement zal meedoen aan een oefening begin mei in Zuid-Engeland.

In de tweede helft van 2014 neemt Nederland deel aan een door België geleide EU Battlegroup. De kern van deze Battlegroup wordt gevormd door de Benelux-landen, aangevuld met een bijdrage van Duitsland en Spanje. De Nederlandse bijdrage bestaat uit twee infanteriecompagnieën met CV-90 en Bushmaster-voertuigen. De compagnieën beschikken over geïntegreerde steunelementen (genie en vuursteun) en logistieke steun waaronder een Role 1 medische faciliteit. De Nederlandse bijdrage bestaat verder uit twee Chinook-transporthelikopters en een chirurgisch team via het Instituut Samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen (IDR). Tot slot levert Nederland een aantal stafofficieren voor het Belgische Force Headquarters. België organiseert in de eerste helft van 2014 oefeningen in België en Duitsland waaraan de Nederlandse eenheden deelnemen.

NATO Response Force

In 2013 levert Nederland vanaf 25 maart voor een periode van drie maanden en vanaf 12 augustus voor een periode van vier maanden een mijnenjager voor de Immediate Response Force (IRF) van de NRF. De mijnenjager wordt in Navo-verband voorbereid op inzet. Nederland heeft tevens gedurende het gehele jaar diverse capaciteiten aangemeld voor de Reaction Forces Pool (RFP). Het betreft acht F-16’s, een brigadehoofdkwartier, een gemechaniseerd infanteriebataljon, een geniecompagnie, een artilleriebatterij, een medische Role 2 eenheid en een ISTAR- en een logistiek element. Omdat voor de RFP langere reactietijden gelden, is het niet nodig de eenheden te laten deelnemen aan specifieke internationale oefeningen.

In 2014 levert Nederland een amfibisch transportschip en acht F-16’s voor de IRF. Daarnaast wordt vanaf maart en vanaf augustus twee keer voor een periode van drie maanden een mijnenjager beschikbaar gesteld. Ook zal Nederland de eerste helft van het jaar een fregat bijdragen. Het fregat zal deelnemen aan een grote Navo-oefening in de Baltische regio. Voor de RFP heeft Nederland voor de tweede helft van het jaar een onderzeeboot aangemeld.

Toetsingskader

De toewijzing van Nederlandse eenheden aan de EU Battlegroups en de NRF is op zichzelf niet onderworpen aan het Toetsingskader. Een besluit tot inzet van deze militairen is immers nog niet aan de orde. Als de inzet van EU Battlegroups of NRF wel aan de orde is en Nederlandse eenheden zijn of kunnen daarbij worden betrokken, ligt dit anders. In deze gevallen zal de regering, ongeacht de exacte juridische grondslag voor de uitzending, de Kamer in beginsel voorafgaand aan de inzet informeren over het desbetreffende regeringbesluit op basis van de daarover bestaande afspraken met uw Kamer.

Zoals gemeld in de brief van 26 april 2005 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 27) en onderstreept tijdens het notaoverleg op 16 december 2009 over de rol van de Tweede Kamer bij de uitzending van militairen (Kamerstuk 30 162, nr. 17), is de regering bereid bij de toewijzing van eenheden de elementen van het Toetsingskader toe te lichten waarover al duidelijkheid bestaat. Hierover kan het volgende worden gezegd.

De operaties waarvoor een EU Battlegroup kan worden ingezet, richten zich op het gehele spectrum van crisisbeheersingstaken, zoals omschreven in de EU Veiligheidsstrategie en artikel 43 van het EU-Verdrag zoals gewijzigd door het Verdrag van Lissabon. De inzet kan variëren van humanitaire hulpverlening tot interventies waarbij het gebruik van geweld nodig is. Via het Policy and Security Committee (PSC) en de Raad van Ministers heeft Nederland invloed op de besluitvorming over de inzet van de EU Battlegroups. Bij de uitzending van een EU Battlegroup voorziet de EU versnelde besluitvorming. De EU Militaire Staf bereidt inzetopties voor en het EU Militair Comité levert militair advies. Het PSC vormt een politiek oordeel, geeft richtlijnen voor verdere stappen in de planning en bereidt besluiten van de Raad voor. In de uitvoeringsfase heeft het PSC politieke controle over de missie en geeft het strategische sturing. Het EU Militair Comité ziet toe op de juiste uitvoering van de militaire operatie, die geschiedt onder verantwoordelijkheid van de operationele commandant.

De NRF is opgericht om in de initiële fase van een crisissituatie te worden ingezet. De NRF kan daarbij zowel worden ingezet voor de handhaving of de bevordering van de internationale rechtsorde als voor de verdediging van het bondgenootschappelijke grondgebied. Via de Noordatlantische Raad (NAR) heeft Nederland invloed op de besluitvorming over de inzet van de NRF. De NAR velt een politiek oordeel over een escalerende crisis en geeft, via het Militair Comité, de Supreme Allied Commander in Europe (SACEUR) de opdracht inzetopties uit te werken. Op basis van een advies van het Militair Comité neemt de NAR vervolgens een besluit. Vervolgens schrijft SACEUR een operatieplan, waarin de door de NAR gekozen optie verder wordt uitgewerkt. Na het advies van het Militair Comité keurt de NAR het operatieplan goed en geeft hij SACEUR opdracht om met de ontplooiing te beginnen.

Omdat de EU Battlegroups en de NRF bestemd zijn voor crisissituaties en niet op voorhand vaststaat in welke omstandigheden zij zullen worden ingezet, kunnen geen uitspraken worden gedaan over het mandaat waarop een eventuele inzet berust of over de militair-operationele haalbaarheid daarvan.

De vulling en samenstelling van een rotatie worden steeds voorafgaand aan een stand-by periode vastgelegd. Daarmee is de beschikbaarheid van eenheden gegarandeerd. In de tweede helft van 2013 neemt Nederland samen met Letland, Litouwen en Zweden deel aan de door het Verenigd Koninkrijk geleide EU Battlegroup. In de tweede helft van 2014 neemt Nederland samen met Duitsland, Luxemburg en Spanje deel aan de door België geleide EU Battlegroup. Aan de snelle reactiecapaciteiten van de Navo dragen bijna alle lidstaten kleinere of grotere bijdragen. Over de geschiktheid van de toegewezen eenheden kan worden gesteld dat zij zich zowel in nationaal als in internationaal verband voorbereiden op inzet. De nationale voorbereiding begint ongeveer een jaar voorafgaande aan de stand-by periode met de nationale gereedstelling en de training op eenheidsniveau. In de zes maanden voorafgaand aan de stand-by periode wordt de multinationale integratietraining gehouden en volgt de certificering. De deelneming aan deze oefeningen wordt gefinancierd uit het gereedstellingsbudget.

Bij inzet van de snelle reactiecapaciteiten dragen de deelnemende landen de kosten van de inzet. In Nederland is dit onderdeel van de nationale besluitvormingsprocedure. Momenteel wordt in EU-verband onderzocht hoe de kosten van gereedstelling en inzet van de EU Battlegroups zo laag mogelijk kunnen worden gehouden.

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven