29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 150 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 augustus 2010

Hierbij informeren wij u over de militaire bijdrage die ons land aanbiedt voor deelneming aan de snelle reactiemacht van de EU, de EU Battlegroups, in de eerste helft van 2011. Hiermee geven wij gevolg aan de toezegging van de regering om de Staten-Generaal van de Nederlandse bijdrage aan de EU Battlegroups op de hoogte te stellen op het moment van toewijzing. De regering zegde dit toe in reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over ontwikkelingen op het gebied van crisisbeheersing (zie Kamerstuk 29 521, nr. 5).

Het concept van de EU Battlegroups is ontwikkeld in de periode 2005 tot 2007. Sinds 1 januari 2007 beschikt de EU over een volledig operationele capaciteit om zo nodig gelijktijdig twee EU Battlegroup-operaties te kunnen uitvoeren. De samenstelling van de twee gereedstaande EU Battlegroups wijzigt elk half jaar.

In de eerste helft van 2007 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan een Duits-Nederlands-Finse EU Battlegroup. In de eerste helft van 2010 vormde Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk een EU Battlegroup.

Een EU Battlegroup voorziet in een volledig inzetbaar pakket militaire capaciteiten – inclusief gevechtssteun, logistiek en transport – en is in staat gedurende 30 tot 120 dagen zelfstandig te opereren. Daarbij kan het gaan om evacuatieoperaties en humanitaire ondersteuning, alsmede om conflictpreventie en initial entry-operaties (de beginfase van crisisbeheersingsoperaties die gericht zijn op het zonodig gewapenderhand verkrijgen van toegang tot een gebied). De ambitie is een EU Battlegroup binnen vijftien dagen na de goedkeuring van het Crisis Management Concept door de Raad in het operatiegebied in te zetten.

Nederlandse aanbod

Nederland formeert samen met Duitsland, Oostenrijk, Finland en Litouwen een EU Battlegroup die in de eerste helft van 2011 kan worden ingezet voor EU-geleide crisisbeheersingsoperaties. Nederland heeft de leiding en zal tijdens de Battlegroup Coordination Conference van 14 oktober a.s. de volgende elementen aanbieden voor deelneming aan deze Battlegroup:

  • De Operation Commander en een tiental stafofficieren voor het operationele hoofdkwartier (Operation Headquarters);

  • een brigadestaf en eenheden voor het uitzendbaar hoofdkwartier (Force Headquarters);

  • de staf van een infanteriebataljon plus twee infanteriecompagnieën;

  • een ISTAR (Intelligence, Surveillance, Target Acquisition, and Reconnaissance)-eenheid;

  • een bijdrage van genie, CIMIC (Civil-military Cooperation) en Militaire Politie;

  • een bijdrage aan het logistieke bataljon.

De totale Nederlandse bijdrage aan deze Battlegroup bedraagt ongeveer 1200 militairen (van de in totaal ongeveer 2350 militairen).

De toewijzing van Nederlandse militairen aan de EU Battlegroups (en de NATO Response Force) is op zichzelf niet onderworpen aan het Toetsingskader. Een besluit tot inzet is immers nog niet aan de orde. Zoals gemeld in de brief van 26 april 2005 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 27) en onderstreept tijdens het Notaoverleg over de rol van de Tweede Kamer bij het uitzenden van militairen op 16 december 2009 (TK 30 162, nr. 17) is de regering bereid zo veel mogelijk de elementen van het Toetsingskader toe te lichten waarover bij de toewijzing van eenheden al duidelijkheid bestaat. Hierover kan het volgende worden gezegd.

Elementen van het Toetsingskader

Gronden voor deelneming

De EU Veiligheidsstrategie stelt dat de Unie, om haar doelstellingen op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid te bereiken, bereid moet zijn waar nodig over te gaan tot vroegtijdige, snelle en soms ook robuuste interventie. Met dit doel zijn de EU Battlegroups in het leven geroepen. De operaties waarvoor een EU Battlegroup kan worden ingezet, richten zich op het gehele spectrum van crisisbeheersingstaken, zoals omschreven in de EU Veiligheidsstrategie en artikel 43 van het EU-Verdrag zoals gewijzigd door het Verdrag van Lissabon. Dit kan bijvoorbeeld op verzoek van de Verenigde Naties. Een EU Battlegroup kan daarom in de lagere en hogere delen van het geweldsspectrum worden ingezet voor specifieke operaties, rekening houdend met zijn beperkte omvang.

Politieke aspecten/mandaat

Omdat de EU Battlegroups bestemd zijn voor crisissituaties en niet op voorhand vaststaat in welke omstandigheden zij zullen worden ingezet, kan geen uitspraak worden gedaan over het mandaat waarop een eventuele inzet berust. Wel is duidelijk dat een besluit tot inzet van een EU Battlegroup door de Raad wordt genomen. Hierdoor heeft Nederland invloed op het besluitvormingsproces en de wijze van inzet. De regering streeft er nadrukkelijk naar de Kamer een kennisgeving te sturen zodra de mogelijke inzet van een EU Battlegroup waaraan Nederland deelneemt in beeld komt. Ook zal de Kamer zo volledig mogelijk geïnformeerd worden gedurende het proces van internationaal overleg en besluitvorming.

Voorafgaande aan de beslissende zitting over de inzet van de EU Battlegroups, zal de regering haar besluit aan de Kamer meedelen in de vorm van een artikel 100-brief.

Deelnemende landen

De Duitse bijdrage aan de EU Battlegroup bedraagt ongeveer 900 militairen en bestaat voornamelijk uit een logistiek bataljon en een medische taakgroep. De Oostenrijkse bijdrage bestaat in hoofdzaak uit een infanteriecompagnie (ongeveer 150 militairen), de Finse bijdrage bestaat uit een Special Forces-eenheid van ongeveer 75 militairen en de Litouwse bijdrage is een waterzuiveringeenheid van ongeveer 25 militairen.

Invloed

Via het politieke en veiligheidscomité (PSC) en de Raad van Ministers heeft Nederland invloed op de besluitvorming betreffende de inzet van de EU Battlegroups. De EU voorziet versnelde besluitvorming bij uitzending van een EU Battlegroup. De EU Militaire Staf bereidt inzetopties voor en het EU Militair Comité verschaft militair advies. Het PSC vormt een politiek oordeel, geeft richtlijnen voor verdere stappen in de planning en bereidt besluiten van de Raad voor. In de uitvoeringsfase heeft het PSC politieke controle over de missie en geeft het strategische sturing. Het EU Militair Comité ziet toe op de juiste uitvoering van de militaire operatie, die geschiedt onder verantwoordelijkheid van de operationele commandant.

Militaire aspecten

Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Finland en Litouwen geven er de voorkeur aan dat de EU Battlegroup bij inzet vanuit het Duitse operationele hoofdkwartier te Potsdam militair wordt aangestuurd.

Eenheden die zijn toegewezen aan deze EU Battlegroup bereiden zich in nationaal en internationaal verband voor op mogelijke inzet. Deze voorbereiding geschiedt voorafgaand aan de stand-by periode en wordt voltooid met certificering van de EU Battlegroup door de betrokken landen. Hierdoor wordt verzekerd dat deze EU Battlegroup als geheel geschikt is voor de benoemde operaties.

Nederland is voorstander van goede samenwerking tussen de twee EU Battlegroups die gereed zijn voor inzet, zodat lasten beter kunnen worden verdeeld en efficiënter kan worden opgetreden. In dat kader bestaan constructieve contacten, onder andere op het gebied van planning en informatie-uitwisseling, tussen de EU Battlegroups die in de eerste helft van 2011 geleid worden door Nederland en Zweden. Aan de EU Battlegroup onder leiding van Zweden leveren verder Finland, Noorwegen, Estland en Ierland een bijdrage.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven