29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 169 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 19 maart 2019 over de concept evaluatie-opdracht Wet veiligheidsregio's (Kamerstuk 29 517, nr. 166).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2019 aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 18 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Burger

Algemeen

1.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de concept evaluatie-opdracht Wet veiligheidsregio's. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het concept voor de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s en hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de SP-fractie hebben de opzet voor de evaluatie Wet veiligheidsregio’s gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de concept evaluatie-opdracht Wet veiligheidsregio’s. Zij constateren dat de concept evaluatie-opdracht al vele punten behelst die mee worden genomen in de evaluatie. Wel willen deze leden nog enkele punten toelichten.

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Ik dank de leden van de fracties die vragen hebben gesteld en opmerkingen hebben gemaakt. Hun inleidende opmerkingen zijn hierboven gecursiveerd opgenomen. Ik ga in op de vragen en opmerkingen die – eveneens gecursiveerd – hieronder zijn opgenomen.

Ik volg daarbij de thematische indeling en de volgorde van het verslag, maar heb in een enkel geval vragen vanwege hun samenhang bijeen geplaatst en beantwoord. Het verslag van het schriftelijk overleg breng ik onder de aandacht van de voorzitter van de evaluatiecommissie, zodat de commissie bij de evaluatie met de diverse door uw Kamer aangedragen invalshoeken rekening kan houden.

2.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Kamer geïnformeerd wordt wie de leden van de commissie zullen zijn, hoe zij worden geselecteerd en onder welke voorwaarden zij kunnen opereren binnen de commissie. Gaat het hier om wetenschappers, (ex-)bestuurders of (ex-)veiligheidsactoren? Wie wordt de voorzitter?

De instelling van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s geschiedt op grond van de Kaderwet adviescolleges. In de Instellingsregeling Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s wordt de evaluatie-opdracht voor de evaluatiecommissie opgenomen. De benoeming van de voorzitter en de andere leden van de evaluatiecommissie geschiedt door middel van het «Besluit benoeming en vergoeding leden Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s». Zowel de Instellingsregeling als het Besluit worden besproken in de ministerraad, waarna deze in de Staatcourant worden gepubliceerd, waarmee zij openbaar worden. Alsdan zal ik uw Kamer informeren over de samenstelling van de evaluatiecommissie. De evaluatiecommissie zal bestaan uit een voorzitter en vijf andere leden die elkaar aanvullen in hun professionele achtergrond, kennis en ervaring. Zij zijn een autoriteit binnen hun vakgebied en vanuit hun professie niet direct verbonden aan organisaties die een formele verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Wetenschappelijke expertise zal in de commissie geborgd zijn. Als onafhankelijke commissie stelt de evaluatiecommissie haar werkwijze vast.

Toelichting taak evaluatiecommissie

3.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het aantal onderwerpen waar de evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s zich over moet buigen enorm uitgebreid is en vragen of dit aantal nog is terug te brengen. Voorts vragen zij hoe lang de evaluatiecommissie de tijd krijgt voor de evaluatie en hoeveel leden de evaluatiecommissie telt. Welke expertises hebben de leden van de evaluatiecommissie?

De evaluatie-opdracht omvat zes onderwerpen waaraan de evaluatiecommissie in ieder geval aandacht moet besteden. De onderwerpen zijn in de toelichting nader uitgewerkt. Ik acht het niet wenselijk dit aantal terug te brengen.

De bedoeling is dat de evaluatiecommissie in juli start en eind 2020 haar onderzoeksrapport aan mij zendt. De evaluatiecommissie zal bestaan uit een voorzitter en vijf andere leden. In de evaluatiecommissie zullen zowel wetenschappers, (ex-) bestuurders als inhoudsdeskundigen zitting hebben.

4.

De leden van de D66-fractie vragen middels welke methodologie deze evaluatie wordt uitgevoerd. Gaat men bijvoorbeeld te werk met behulp van gesprekken of komt er een enquête? De aan het woord zijnde leden vragen voorts in hoeverre eerdere bevindingen en evaluaties worden meegenomen in de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s, bijvoorbeeld het rapport van Andersson Elffers Felix (2013) en de eindrapportage van Hoekstra cs. (2013) over de Wet veiligheidsregio’s. Hoe wordt de reeds opgedane kennis benut door de evaluatiecommissie? Voornoemde leden merken op dat er geen aandacht lijkt te zijn voor de rol van defensie, waaronder de Koninklijke Marechaussee, en haar rol tijdens crises en calamiteiten. Denk bijvoorbeeld aan veterinaire crisis, (dreigende) overstromingen, evacuaties en dergelijke. Zij vragen waarom hiervoor gekozen is. Deelt u de mening dat het belangrijk is dit perspectief ook mee te nemen in de evaluatie?

De onafhankelijke evaluatiecommissie stelt haar werkwijze, inclusief methodologie, vast en bepaalt zelf welke informatie zij bij de evaluatie betrekt en hoe zij die informatie vergaart.

Defensie is onderdeel van het Rijk en overal waar in de opdracht en de toelichting «Rijk» is genoemd, wordt ook Defensie bedoeld. Ik zal dat in de opdracht/toelichting verduidelijken.

5.

De leden van de SP-fractie lezen in antwoord op schriftelijke vragen van de SP dat «de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke commissie. De commissie stelt haar werkwijze vast en bepaalt zelf welke informatie zij bij de evaluatie betrekt.» Hoe moeten deze leden dat opvatten? Zij nemen aan dat de evaluatiecommissie wel degelijk met een onderzoeksopdracht op pad gaat. Zo nee, waarom is hier niet voor gekozen?

De onafhankelijke evaluatiecommissie bepaalt welke methodologie zij hanteert, welke informatie zij bij de evaluatie betrekt en hoe zij die informatie vergaart. De concept evaluatieopdracht (onderzoeksopdracht) is opgenomen in de brief die ik op 19 maart jl. aan uw Kamer heb gezonden1.

A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing

6.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de kwetsbaarheid van de digitale infrastructuur niet specifiek genoemd is als onderwerp. Aansluitend daarop stellen zij de vraag hoe de verschillende systemen die zich bezighouden met crisisbeheersing, op elkaar aansluiten en hoe deze systemen verankerd zijn in de cybersecurity-aanpak van de nationale overheid.

De evaluatiecommissie heeft tot taak de doeltreffendheid en de effecten van de Wvr en onderliggende regelgeving in de praktijk te onderzoeken en daarbij ook te bezien of de huidige wet bruikbaar is in het licht van actuele en toekomstige dreigingen, maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de crisisbeheersing.

In de toelichting van de evaluatie-opdracht is opgenomen dat de ontwikkelingen waarop wordt gedoeld, betrekking hebben op onder andere technologie. Ik zal in de toelichting verduidelijken dat hiermee ook wordt gedoeld op de digitale infrastructuur en cybersecurity.

7.

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de democratische legitimiteit meegenomen zal worden in de evaluatie. Voornoemde leden vragen of de invulling en realisatie van de lokale democratische controle, met name de rol van de gemeenteraad als controlerend orgaan, uitdrukkelijk aan de orde komt. Kunt u aangeven of ook op verschillende plekken in het land raadsleden bevraagd zullen worden en of ook onderzocht wordt of in de structuur andere voorzieningen denkbaar zijn die ertoe leiden dat die democratische controle versterkt kan worden?

Sinds de Wet veiligheidsregio’s in werking is getreden hebben de leden van de SP-fractie vaak vragen aan het kabinet gesteld over misstanden in onder andere de brandweerzorg. Keer op keer verwijst u in de antwoorden dan naar de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s. Als raadsleden in gemeenten vragen naar dit soort misstanden krijgen zij van hun burgemeester hetzelfde antwoord. Voor de aan het woord zijnde leden is het daarom van essentieel belang dat in de evaluatie wordt meegenomen hoe de (lokale) democratie nog zeggenschap heeft over het veiligheidsbeleid of in kan grijpen wanneer het fout gaat. Daarbij gaat het niet alleen om de theoretische democratische waarborging, maar ook hoe dit in de praktijk uitpakt. Kunt u toezeggen dat deze vraagstukken expliciet worden meegenomen in de evaluatie?

In de toelichting op de evaluatie-opdracht is opgenomen dat de democratische legitimiteit en de rol van de gemeenteraden bij de evaluatie aandacht behoeven.

De onafhankelijke evaluatiecommissie bepaalt welke methodologie zij hanteert, welke informatie zij bij de evaluatie betrekt en hoe zij die informatie vergaart.

Zoals eerder aangegeven, breng ik dit verslag van het schriftelijk overleg onder de aandacht van de voorzitter van de evaluatiecommissie, zodat de commissie bij de evaluatie met de diverse door uw Kamer aangedragen invalshoeken rekening kan houden.

B. De wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden

8.

De leden van de VVD-fractie vragen of de analyse van de verhouding van actoren bij landsgrensoverschrijdende taken en dergelijke zich in eerste instantie kan beperken tot Duitsland en België.

Ja, met «landgrensoverschrijdend» wordt gedoeld op de grenzen met België en Duitsland.

9.

De leden van de SP-fractie uiten hun zorgen over de verschillende niveaus van veiligheidshandhaving waar de veiligheidsregio’s aan lijken te voldoen. Hoewel er uiteraard wettelijke normen zijn, wordt bijvoorbeeld in sommige regio’s steeds meer geëxperimenteerd met onze veiligheid. Te denken valt daarbij aan de variabele voertuigbezetting bij de brandweer of het afschaffen van sommige duikteams. Hoewel veiligheid soms maatwerk vereist (een kerncentrale in een gemeente vereist specifieke maatregelen), is er altijd een basisniveau waaraan voldaan moet worden. Gebeurt dit in de praktijk ook? Hoe ver liggen de veiligheidsniveaus uit elkaar? Is er sprake van rechtsongelijkheid? Voornoemde leden zouden het op prijs stellen als de evaluatiecommissie dit ook meeneemt in de evaluatie. Kunt u dit toezeggen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zien ook dat er in sommige veiligheidsregio’s fors bezuinigd is. Ook daar maken deze leden zich zorgen over. Kan de evaluatiecommissie meenemen wat de overwegingen zijn van de veiligheidsregio’s hiervoor te kiezen en wat het effect van dit soort bezuinigingen is? Steeds vaker lezen voornoemde leden dat het moeilijk is kazernes open te houden vanwege een groot tekort aan vrijwilligers. Kan de evaluatiecommissie meenemen hoe de veiligheidsregio’s met dit probleem omgaan en of deze maatregelen effectief zijn? Kan worden meegenomen wat de invloed is van eventuele bezuinigingen hierop? Kunt u toezeggen dat deze punten worden meegenomen? Zo nee, waarom niet?

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing» opgenomen dat onder andere de aspecten financiën, democratische legitimiteit en de rol van de gemeenteraden en toezicht aandacht behoeven. In de toelichting is tevens aangegeven dat hierbij ook gedacht kan worden aan aspecten die de kwaliteit betreffen, zoals eisen en normen die al dan niet in de Wet veiligheidsregio’s of andere regelgeving zijn opgenomen en het lerend en presterend vermogen.

Zoals eerder aangegeven, breng ik dit verslag van het schriftelijk overleg onder de aandacht van de voorzitter van de evaluatiecommissie, zodat de commissie bij de evaluatie met de diverse door Uw Kamer aangedragen invalshoeken rekening kan houden.

10.

De leden van de SP-fractie willen graag weten of het toezichtstelsel wordt meegenomen in de evaluatie. Nu is zelden sprake van onderzoek door een onafhankelijke instantie. Onderzoek wordt uitgevoerd door de betrokken organisaties zelf. Kunt u toezeggen dat de evaluatiecommissie ook dit bij de evaluatie betrekt? Zo nee, waarom niet?

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing» opgenomen dat het aspect «toezicht» een aspect is dat bij de evaluatie aandacht behoeft.

11.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de grensgebieden van de veiligheidsregio’s onduidelijkheid kan bestaan over de verantwoordelijkheid. In sommige grensgebieden van een veiligheidsregio valt de dichtstbijzijnde uitvalsbasis voor bijstand immers niet binnen de eigen veiligheidsregio. Voornoemde leden vragen daarom of in de evaluatie kan worden gekeken naar de responstijden in deze gebieden en in hoeverre hier afdoende samenwerking is tussen veiligheidsregio’s. Deze leden kunnen zich voorstellen dat hierin ook wordt ingegaan op de balans tussen enerzijds duidelijk afgebakende en beheersbare regio’s en anderzijds de belangen van burgers die in nood in een zo kort mogelijk tijdsbestek beroep moeten kunnen doen op hulpdiensten.

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht wordt onder C. Samenwerking tussen de bedoelde actoren» ook gedoeld op de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s.

Zoals eerder aangegeven, breng ik dit verslag van het schriftelijk overleg onder de aandacht van de voorzitter van de evaluatiecommissie, zodat de commissie bij de (vormgeving van de) evaluatie met de diverse door uw Kamer aangedragen invalshoeken rekening kan houden.

C. De samenwerking tussen bedoelde actoren

12.

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre in deze evaluatie aandacht wordt besteed hoe de financiering van en de controle op de verantwoording van de veiligheidsregio’s is geregeld. Wie bepaalt of zij effectief en efficiënt opereren en op welke wijze wordt dat beoordeeld? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden op welke manier wordt gekeken naar de democratische legitimiteit van de veiligheidsregio’s en de invloed die burgers hebben als het gaat om het lokale kwaliteitsniveau van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Neemt de evaluatie-opdracht de door de gemeenteraden uit te voeren democratische controle op de gemeenschappelijke regelingen in de diverse veiligheidsregio’s mede in beschouwing? Heeft de evaluatie-opdracht oog voor de bestuurlijke incongruentie tussen de 25 veiligheidsregio’s, de 10 regionale eenheden van de politie en de 12 provincies die wij in Nederland kennen? Kijkt de evaluatiecommissie naar de samenwerking dan wel de spanningen tussen regioburgemeesters en reguliere leden van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio’s?

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing» opgenomen dat onder andere de aspecten financiering, de omvang van de veiligheidsregio’s de reikwijdte/taakvelden/inrichting van de veiligheidsregio’s, toezicht, democratische legitimiteit en de rol van de gemeenteraden en financiën bij de evaluatie aandacht behoeven. De omvang van de veiligheidsregio betreft ook de schaalgrootte.

De regioburgemeesters van de politie hebben in die hoedanigheid geen taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de veiligheidsregio’s. De besturen van de veiligheidsregio’s bestaan uit de burgemeesters van de inliggende gemeenten, waarvan er één als voorzitter is benoemd, de voorzitter veiligheidsregio.

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «B «De wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden» opgenomen dat onder andere de samenwerking binnen de veiligheidsregio aandacht behoeft. Dit heeft ook betrekking op de bestuurlijke samenwerking.

13.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat in de concept-evaluatie de spanning tussen de lokale autonomie van gemeenten en de veiligheidsregio’s en het nemen van (gezamenlijke) verantwoordelijkheid voor bovenregionale vraagstukken wordt benoemd. Deze leden herkennen deze spanning ook en vinden het van belang dat ook de veiligheidsregio kan stoelen op afdoende democratische legitimiteit. Met name als over belangrijke veiligheidsonderwerpen wordt gesproken die de burgers direct treffen is, van belang dat burgers, of hun democratisch gekozen vertegenwoordigers, hier voldoende inspraak op kunnen uitoefenen. Is in de evaluatie ook ruimte hierop te toetsen en eventueel te bezien hoe de democratische legitimiteit beter kan worden geborgd, zo vragen deze leden.

In dit licht wijzen de leden van de ChristenUnie-fractie ook op het rapport «Democratische legitimiteit bij interbestuurlijke samenwerking» van Berenschot (bijlage Kamerstukken 35 000 B en 35 000 C, nr. 8). In dit rapport wordt gewezen op de bezwaren die bij de gemeenteraden kunnen leven, bijvoorbeeld wanneer zij verplicht worden budget vrij te maken voor een onderwerp waar zij aanvankelijk zelf geen prioriteit aan geven en op het feit dat vanwege de verplichte deelname van burgemeesters het ontslagrecht van gemeenteraden ten aanzien van het lid van het algemeen bestuur wordt uitgehold. Graag zien de aan het woord zijnde leden dat in de evaluatie ook wordt bezien in hoeverre deze bezwaren leven en mogelijk voorkomen kunnen worden. Zij krijgen dan ook graag een bevestiging dat als onderdeel van de evaluatie met diverse gemeenteraden zal worden gesproken. Tot slot zien voornoemde leden graag dat in de evaluatie ook aandacht is voor de beleving van burgemeesters, gemeenten (grote, middelgrote en kleine) en gemeenteraden die een regioburgemeester leveren en die dat juist niet doen. Kunt u zich voorstellen dat hier verschillen in bestaan, zo vragen deze leden.

De onafhankelijke evaluatiecommissie bepaalt welke methodologie zij hanteert, welke informatie zij bij de evaluatie betrekt en hoe zij die informatie vergaart.

Zoals eerder aangegeven, breng ik dit verslag van het schriftelijk overleg onder de aandacht van de voorzitter van de evaluatiecommissie, zodat de commissie bij de evaluatie met de diverse door uw Kamer aangedragen invalshoeken rekening kan houden.

In de toelichting op de evaluatie-opdracht is opgenomen dat de democratische legitimiteit en de rol van de gemeenteraden bij de evaluatie aandacht behoeven.

D. Brandweer, GHOR en bevolkingszorg

14.

De leden van de CDA-fractie vragen of de positie van de brandweer ten opzichte van de veiligheidsregio’s ook meegenomen zal worden in de evaluatie.

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing» opgenomen dat onder andere de inrichting van de veiligheidsregio’s aandacht behoeft. Dit heeft ook betrekking op de wijze waarop de brandweer binnen de veiligheidsregio is gepositioneerd.

15.

De leden van de D66-fractie vragen welke aandacht er binnen deze evaluatie zal zijn voor de positie van brandweervrijwilligers in de veiligheidsregio. Gelet op het belang van deze vrijwilligers voor de veiligheid van de burgers, waarbij tegelijkertijd een dalende trend te zien is in het aantal mensen dat zich aanmeldt als vrijwilliger, is het volgens de aan het woord zijnde leden belangrijk dat er aandacht is voor deze vrijwilligers en hun rol binnen het functioneren van de veiligheidsregio’s.

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «D. Brandweer, GHOR en bevolkingszorg» opgenomen dat aspecten die hierbij aan bod kunnen komen de effecten van de regionalisering van de brandweer, de positie van het personeel (beroeps en vrijwilligers) en de rol, taken en organisatie van de brandweer op het gebied van risicobeheersing en incidentbestrijding zijn. Ik zal in de toelichting aanscherpen dat deze aspecten aandacht behoeven.

16.

De vrijwilligers bij de brandweer vormen voor de leden van de SP-fractie een essentiële groep om onze brandweerzorg op peil te houden. Deze leden vinden het dan ook opmerkelijk dat de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) in eerste instantie niet is gevraagd mee te denken over de evaluatie. Kunt u toezeggen dat bij het vervolg van de evaluatie de VBV als organisatie op een volwaardige manier wordt betrokken?

De Vakvereniging voor Brandweervrijwilligers (VBV) is – evenals andere organisaties, waaronder het Veiligheidsberaad, de Kring van Commissarissen van de Koning, de Politie, ministeries en vakorganisaties – voorafgaand aan de opdrachtformulering in staat gesteld suggesties voor thema’s aan te dragen. Ook is na de formulering van de concept evaluatie-opdracht de VBV – evenals de andere organisaties – in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

Met betrekking tot het vervolg van de evaluatie geldt dat de onafhankelijke evaluatiecommissie bepaalt welke informatie zij bij de evaluatie betrekt en hoe zij die informatie vergaart, en dus ook wie zij bij de evaluatie op welke wijze betrekt.

E. Informatievoorziening

17.

De leden van de D66-fractie betogen dat de meldkamers een essentiële functie vormen in en tussen de veiligheidsregio’s. Wegens de Wijzigingswet meldkamers is het van groot belang deze functie mee te wegen in de evaluatie, zo vinden zij. Kunt u toelichten op welke wijze de relatie tussen het Besluit veiligheidsregio’s en de Wijzigingswet meldkamers wordt meegenomen in de evaluatie, met name met betrekking tot wijzigingen in de governance, het beheer en de aansturing?

De evaluatiecommissie heeft tot taak de doeltreffendheid en de effecten van de Wvr en onderliggende regelgeving in de praktijk te onderzoeken en daarbij ook te bezien of de huidige wet bruikbaar is in het licht van actuele en toekomstige dreigingen, maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de crisisbeheersing. Deze ontwikkelingen hebben ook betrekking op ontwikkelingen in het politiebestel en de crisisbeheersing, inclusief de meldkamers. Ik zal dit in de toelichting bij de evaluatie-opdracht verduidelijken.

F. Instituut Fysieke Veiligheid

18.

De leden van de CDA-fractie vragen of u duidelijk kunt maken of de rol van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) binnen het stelsel van de Wet veiligheidsregio’s ook meegenomen zal worden in de evaluatie. Wordt bij de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s ook meegenomen dat verschillende instituten zoals het IFV inmiddels veel kennis hebben opgebouwd die behouden dient te blijven? Wordt de kennisontwikkeling tevens meegenomen in de evaluatie?

In de toelichting bij de evaluatie-opdracht is onder «B. De wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden» opgenomen dat onder andere de dimensie «tussen het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en de veiligheidsregio’s» aandacht behoeft.

Ik zal in de toelichting onder «F. Instituut Fysieke Veiligheid» aanscherpen dat de taken van het IFV, waaronder die ten aanzien van kennisontwikkeling en -borging, aandacht behoeven.

19.

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre in de evaluatie gekeken wordt naar de kennishiaten die er op dit moment mogelijk nog zijn binnen het domein van crisisbeheersing door de veiligheidsregio’s, in samenwerking met het Instituut Fysieke Veiligheid.

De evaluatiecommissie heeft tot taak de doeltreffendheid en de effecten van de Wvr en onderliggende regelgeving in de praktijk te onderzoeken en daarbij ook te bezien of de huidige wet bruikbaar is in het licht van actuele en toekomstige dreigingen, maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de crisisbeheersing.

Specifiek onderzoek naar kennishiaten past niet binnen deze evaluatie-opdracht.


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, nr. 166.

Naar boven