nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 augustus 2004
Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het verslag inzake het bovenvermelde
voorstel aan. (kamerstuk 29 507, nr. 9).
Bij brief van 12 mei 2004 deelde ik u mede dat ik u in augustus 2004
een concept Besluit financiële dienstverlening (Bfd) zou kunnen doen
toekomen, waarin een deel van de wettelijke bepalingen van het wetsvoorstel
Wet financiële dienstverlening (Wfd) wordt uitgewerkt. Aan deze toezegging,
inclusief het door u gevraagde Actal-advies over het Bfd, kan ik op dit moment
geen gevolg geven om redenen die hieronder nader worden toegelicht.
Ik hecht er zeer aan dat de wetgevingstrajecten die binnen het ministerie
van Financiën worden uitgewerkt met grote zorgvuldigheid worden omkleed.
Dit geldt niet in de laatste plaats voor de Wfd. Het betreft een wetsvoorstel
dat veel impact zal hebben op een brede bedrijfstak. Voor bepaalde delen van
de bedrijfstak zullen de gedragsregels geheel nieuw zijn. In het proces dat
de Wfd tot nu toe heeft doorlopen zijn verschillende waarborgen ingebouwd
voor een zorgvuldig wetgevingsproces.
In 2001 is gestart met een martktbrede consultatie van de Nota «Bemiddeling
in financiële diensten» (FIN 01-399). Vervolgens is de SER in 2002
gevraagd om te adviseren over de mate waarin de nadere invulling van de wettelijke
zorgplichten door middel van zelfregulering zou kunnen plaatsvinden. In maart
2003 heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op ons verzoek en conform
het advies van de SER, het Platform financiële dienstverlening opgericht
met als doel de marktpartijen een prominente rol te geven bij het ontwikkelen
van voorstellen voor de uitwerking van het geschetste wettelijke kader. In
dit Platform en de daaronder ressorterende werkgroepen is een groot deel van
de markt betrokken bij de activiteiten van het Platform. Parallel hieraan
is de sector uitgebreid over de Wfd geconsulteerd, in het kader waarvan door
het ministerie van Financiën verschillende bijeenkomsten zijn georganiseerd,
en zijn geconsulteerde partijen vervolgens geïnformeerd over de verwerking
van de resultaten.
Het ontwikkelen en formuleren van zorgvuldige en afgewogen wetgeving,
neemt de nodige tijd in beslag. Dit geldt ook voor de totstandkoming van het
Bfd, in welk verband ik de volgende twee ontwikkelingen in het bijzonder wil
belichten.
Afgelopen juli heb ik het advies van de AFM ontvangen over de invulling
van de lagere regelgeving uit hoofde van de Wfd. Bij het formuleren van haar
advies heeft de AFM zich op haar beurt laten adviseren door het Platform financiële
dienstverlening. Daartoe heeft het Platform het afgelopen anderhalf jaar onder
hoge tijdsdruk veel denkwerk verricht en energie gestopt in de totstandkoming
van haar advies, welke periode eind juni werd afgesloten na een intensieve
consultatie van de markt over het advies. In haar advies heeft het Platform
financiële dienstverlening met name aanbevelingen gedaan ten aanzien
van de uitwerking van verplichtingen uit de Wfd in het Bfd. De AFM heeft het
advies van het Platform financiële dienstverlening grotendeels overgenomen.
De adviezen van de AFM en het Platform financiële dienstverlening
vind ik zeer waardevol en in het kader van de totstandkoming van het Besluit
financiële dienstverlening zullen de aanbevelingen een belangrijke rol
spelen in de afwegingen die ten grondslag liggen aan de concrete uitwerking
van de wettelijke bepalingen. Wel geven de adviezen op enkele punten aanleiding
tot nader overleg met de markt alvorens tot een verwerking daarvan in het
Bfd kan worden overgegaan.
Nadat het wetsvoorstel Wfd bij uw Kamer is ingediend, is in het kader
van het Platform financiële dienstverlening door marktpartijen met de
AFM een «pilot» uitgevoerd, onder meer om na te gaan tot welke
inspanningen de voorgestelde wettelijke bepalingen noodzaken. Na afloop van
deze pilot – in juni – zijn door de marktpartijen en door de AFM
nieuwe berekeningen gemaakt van de administratieve lasten en van de overige
bedrijfseffecten die samenhangen met de uitwerking van de Wfd. Deze berekeningen
bleken aanzienlijk hoger te zijn dan de berekening die in de memorie van toelichting
staat vermeld. Deze verschillen waren voor het ministerie van Financiën
aanleiding om nader overleg met de marktpartijen te voeren teneinde na te
gaan welke mogelijke verklaringen voor deze verschillen aanwezig waren. Dit
intensieve overleg heeft ertoe geleid dat er meer inzicht in de verschillen
is ontstaan en dat er in het kader van de uitwerking van de Wfd enkele voorstellen
zullen worden geïmplementeerd waarmee de administratieve lasten kunnen
worden beperkt.
Bovenstaande ontwikkelingen hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen
dat inmiddels een goed beeld bestaat van de nog te verrichten werkzaamheden
in kader van de totstandkoming van het Bfd en het daarbij horende tijdschema.
In het licht van het voorgaande zal een concept-Bfd niet eerder dan begin
december 2004 aan u kunnen worden voorgelegd. Op hetzelfde moment zal de consultatie
van de sector over dit concept starten.
Bij eerdergenoemde brief van 12 mei 2004 bent u op hoofdlijnen al
geïnformeerd over de inhoud van het Bfd. Ook in de nota naar aanleiding
van het verslag inzake de Wfd wordt op verschillende plaatsen nader ingegaan
op de inhoudelijke uitwerking van de Wfd in het Bfd. Ik hoop zeer dat u daarmee
over voldoende informatie over het Bfd beschikt om de behandeling van de Wfd
voort te zetten. Het gegeven dat u na de ontvangst van mijn brief van 12 mei
2004 heeft besloten de behandeling van de Wfd voort te zetten door het uitbrengen
van een uitgebreid verslag inzake de Wfd heeft mij in dat licht zeer verheugd
en stemt mij voor de toekomst positief. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken
dat een spoedige voortzetting van de behandeling van de Wfd zeer gewenst is
om het regelgevend kader rond de financiële dienstverlening zo spoedig
mogelijk te kunnen moderniseren. Dit is van belang onder meer
vanwege een aantal knelpunten in het toezicht op het gedrag van financiële
dienstverleners, zoals in antwoord op vragen van leden van uw Kamer over consumentenkrediet(reclames)
en tijdens de discussie met u over aandelenleaseproducten helder is geworden.
De Minister van Financiën,
G. Zalm