29 502 Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector

Nr. 61 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2011

In de kabinetsreactie op het rapport-Vreeman over het toewerken naar een evenwichtige postmarkt heeft het kabinet aangekondigd het gebruik van de overeenkomsten van opdracht aan de onderkant van de arbeidsmarkt nader te willen bestuderen. Met deze brief informeer ik de Kamer conform het verzoek in de motie-Hamer/Braakhuis1 over de aanpak van dit onderzoek.

Zoals ik in de diverse debatten met de Kamer heb aangegeven wil ik onderzoeken welk gebruik van de overeenkomst van opdracht op dit moment plaatsvindt op de arbeidsmarkt, hoe zich dat verhoudt tot wat er in het BW tot stand is gekomen en wat we daarvan vinden. Dit betreft een fundamentele vraag die zich niet beperkt tot de postsector; het vereist dan ook een zorgvuldige en brede benadering.

In de eerste plaats is het dan ook van belang de juridische betekenis van de overeenkomst van opdracht helder te krijgen. Daarbij gaat het onder meer om de vraag waarvoor de overeenkomst van opdracht oorspronkelijk is bedoeld, wat de betekenis daarvan is ten opzichte van andere overeenkomsten voor het verrichten van arbeid en hoe de jurisprudentie hierover zich heeft ontwikkeld. Dit onderdeel zal het Ministerie van SZW in eigen beheer uitvoeren. Ook zullen gesprekken worden gevoerd met diverse betrokken partijen om zicht te krijgen op de heersende opvattingen over waardering en gebruik van de overeenkomst van opdracht.

Daarnaast is het noodzakelijk onderzoek te doen naar het feitelijk gebruik van de overeenkomst van opdracht in de praktijk. Ik zal dit onderzoek laten uitvoeren door een extern bureau. De offerteprocedure hiervoor is inmiddels in gang gezet. Dit onderzoek moet onder meer inzicht bieden in de vraag waar en voor welk type arbeid de overeenkomst van opdracht wordt ingezet, hoe de populatie die werkt onder een overeenkomst van opdracht kan worden gekarakteriseerd en welk type afspraken doorgaans in de overeenkomst van opdracht worden opgenomen.

Naar aanleiding van de resultaten van deze onderzoeken zal het kabinet bezien welke beleidsmatige conclusies hieruit moeten worden getrokken. Zoals reeds toegezegd zal ik de Kamer hierover voor het eind van het jaar informeren.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Tweede Kamer, 2010–2011, 29 502, nr 56.

Naar boven