29 502 Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector

Nr. 146 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2017

Op 5 juli jl. heeft de vaste commissie voor Economische Zaken verzocht om een brief met oplossingsrichtingen voor het adresseren van de risico’s voor zowel postbedrijven als werknemers van de verplichting voor postbedrijven om met minimaal 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst te hebben. Na het afwegen van verschillende opties informeer ik u hierbij, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over mijn voorgenomen besluit ten aanzien van de zogenaamde 80%-norm.

Achtergrond

In artikel 8 van de Postwet 2009 is geregeld dat een postvervoerbedrijf met een minimumpercentage van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst dient te hebben. Het percentage en de datum waarop aan die verplichting moet zijn voldaan, worden bij algemene maatregel van bestuur bepaald. In het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 (hierna: tijdelijk besluit) is een minimumpercentage van 80% vastgelegd en een tijdspad om aan deze eis te voldoen. Als einddatum van dit tijdspad was oorspronkelijk 30 september 2013 opgenomen. Uitzondering op deze eis was mogelijk indien bij collectieve arbeidsovereenkomst (cao) afzonderlijke afspraken werden gemaakt.

In 2015 is een door de leden Gesthuizen (SP) en Vos (PvdA) ingediend amendement (Kamerstuk 34 024, nr. 22) aangenomen op artikel 8 van de Postwet 2009. Door dit amendement kwam de uitzondering te vervallen om bij cao te kunnen afwijken van de 80%-norm. Deze wijziging van de Postwet 2009 is op 1 januari 2017 in werking getreden. Om het tijdelijk besluit in lijn te brengen met deze nieuwe situatie diende de daarin opgenomen cao-uitzondering te vervallen en de datum van 30 september 2013 te worden gewijzigd.

In dat verband heeft mijn voorganger op 23 december 2016 een ontwerpbesluit tot wijziging van het tijdelijk besluit voorgehangen bij uw Kamer (Kamerstuk 29 502, nr. 134). Daarin was 1 april 2017 als nieuwe ingangsdatum van de 80%-norm opgenomen. Dit ontwerpbesluit voorzag in terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017. Tijdens de demissionaire periode van het vorige kabinet heeft uw Kamer het wijzigingsbesluit echter controversieel verklaard, waardoor het niet kon worden bekrachtigd.

In de zomer van 2017 heeft de ACM drie verzoeken van vakbonden ontvangen om te handhaven op de 80%-norm. De ACM is op basis van deze verzoeken een onderzoek gestart en daarbij tot de conclusie gekomen dat er onduidelijkheid is over de precieze interpretatie van het besluit in relatie tot de Postwet 2009. Deze onduidelijkheid had betrekking op de vraag of inhuur van personeel meetelt voor de 80%-norm uit het tijdelijk besluit. De brief van de ACM over deze interpretatievraag heb ik als bijlage bij deze brief gevoegd1.

De hierboven beschreven situatie heeft geleid tot politieke onduidelijkheid over zowel de ingangsdatum als de reikwijdte van de 80%-norm. Het is in het belang van bedrijven en werknemers om deze onduidelijkheid nu zo snel mogelijk weg te nemen. Dit wil ik doen middels het hieronder beschreven voorgenomen besluit.

Oplossingsrichtingen

Uw Kamer heeft gevraagd om een brief met oplossingsrichtingen voor het adresseren van de risico’s voor zowel postbedrijven als werknemers van de 80%-norm. Oplossingsrichtingen variëren van het handhaven van het huidige tijdelijk besluit, tot het intrekken van het tijdelijk besluit, een lagere norm in het tijdelijk besluit, een nieuw ingroeipad, een andere datum of het invoeren van uitzonderingsmogelijkheden.

Bij besluitvorming over de 80%-norm en het tijdelijk besluit dient echter te worden gerealiseerd dat er verschillende belangen in het geding zijn waar inherent spanning tussen bestaat, zoals de belangen van bedrijven die wel of niet voldoen aan de norm, de belangen van afnemers en uiteraard de belangen van de postbezorgers zelf. Deze verschillende belangen zijn afgewogen om tot een besluit te komen.

Bij de weging van de verschillende belangen vormt het regeerakkoord «vertrouwen in de toekomst» voor mij het uitgangspunt. Het kabinet kiest er met het regeerakkoord voor om de bescherming voor de groep werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt te verbeteren. Dit doet het onder andere door te bepalen dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden aan de onderkant van de arbeidsmarkt ongewenst is en daartoe ook concrete maatregelen voor te stellen. De bescherming van deze onderkant van de arbeidsmarkt is ook uitgangspunt van het tijdelijk besluit. Het tijdelijk besluit en de daarin opgenomen 80%-norm staat wat mij betreft dan ook niet ter discussie.

Gelet op de politieke onduidelijkheid die door het controversieel verklaren van het wijzigingsbesluit is ontstaan over de ingangsdatum, acht ik een korte aankondigingstermijn voordat het tijdelijk besluit inwerking treedt echter redelijk. Ik ben daarom voornemens om de ingangsdatum van de 80%-norm in het wijzigingsbesluit aan te passen naar 1 januari 2018 (dat was 1 april 2017). Dit betekent effectief dat postvervoerbedrijven vanaf 1 januari 2018 aan de 80%-norm moeten voldoen. Het ontwerp van het tijdelijk besluit, zoals bijgevoegd bij deze brief, is daarop aangepast2.

Te hanteren definitie ten aanzien van de 80%-norm

In haar onderzoek naar de naleving van de 80%-norm heeft de ACM geconstateerd dat er een interpretatievraag ligt of inhuur van personeel valt onder de reikwijdte van de 80%-norm. De ACM heeft erop gewezen dat er een spanning lijkt te zijn tussen de letterlijke tekst van het tijdelijk besluit en de wetsgeschiedenis.

Volgens de letterlijke tekst van het tijdelijk besluit moet een postvervoerbedrijf arbeidsovereenkomsten aangaan met ten minste 80% van de postbezorgers die voor hem postvervoer verzorgen. Deze letterlijke tekst sluit elke vorm van inhuur uit van de reikwijdte van de 80%-norm. Dit zou ook tot gevolg hebben dat inhuur door postbedrijven van mensen die onder een banenafspraak vallen, wordt gefrustreerd. Ik vind het echter belangrijk dat voor de doelgroep van de banenafspraak extra baanmogelijkheden gestimuleerd blijven worden, ook in de postmarkt. Veel postvervoerbedrijven zetten nu immers werknemers met een beperking in. Het vorige kabinet heeft met de banenafspraak in het Sociaal Akkoord van april 2013 daarover afspraken gemaakt. Daarom ben ik voornemens om expliciet te maken dat ook alle banen uit de doelgroep van de banenafspraak/quotumregeling die via inhuur op basis van een uitzendovereenkomst (artikel 690 BW) tot stand zijn gekomen mee mogen tellen voor de 80%-norm van het tijdelijk besluit.

Het betreft de werknemers die bedoeld worden in artikel 38b, eerste lid en artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekering (Wfsv). Tot de doelgroep van de banenafspraak horen de volgende groepen: mensen met een indicatie voor de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wajongers met arbeidsvermogen, mensen uit de doelgroep Participatiewet en mensen die op een zogenaamde Wiw/ID-baan3 werken. Deze groepen zijn opgenomen in het doelgroepregister banenafspraak. Er wordt dus aangesloten bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Dat betekent dat ook banen via inhuur, zoals door middel van detacheringen en uitzendwerk, mogen meetellen bij het postvervoerbedrijf bij wie het werk wordt verricht. Alleen de banen van de doelgroep banenafspraak die via inhuur tot stand zijn gekomen zullen dus meetellen voor de 80%-norm, andere banen die via inhuur op basis van een uitzendovereenkomst tot stand zijn gekomen, tellen niet mee.

Het voorgaande betekent dat ik na voorgestelde wijziging van de inwerkingtreding van de 80%-norm een nieuw wijzigingsbesluit zal voorstellen. In dit wijzigingsbesluit wordt geregeld dat postbezorgers uit de doelgroep banenafspraak/quotumregeling meetellen voor de 80%-norm. Dit wijzigingsbesluit zal zo spoedig mogelijk bij uw Kamer worden voorgehangen en daarna voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.

Tot slot

Indien de Kamer met mij in gesprek wil over de oplossingsrichting ten aanzien van het tijdelijk besluit, zou dit op zeer korte termijn plaats moeten vinden. Een snelle besluitvorming is noodzakelijk, zodat de wijziging van het tijdelijk besluit op tijd voor bekrachtiging aan de Koning kan worden voorgedragen en voor 1 januari 2018 in het Staatsblad kan worden gepubliceerd. Zo wordt zowel aan werknemers als aan bedrijven op korte termijn zekerheid geboden. Daarbij merk ik op dat zolang de voorgestelde wijziging niet wordt bekrachtigd, het huidige tijdelijk besluit nog steeds van kracht is. Hetgeen effectief betekent dat de 80%-norm vanaf 1 januari 2017 geldt.

Ten slotte merk ik op dat ik u op korte termijn een brief zal sturen met betrekking tot het vervolg op de analyse toekomst postmarkt, die mijn voorganger u in juli 2017 heeft aangeboden (Kamerstuk 29 502, nr. 140). Daarin zal ik ingaan op de zogenoemde postdialoog die ik aan het voorbereiden ben. Samen met betrokken bedrijven, consumenten, de Tweede Kamer en andere belanghebbenden zal gesproken worden over herziening van de regels voor de markt om de dienstverlening betaalbaar en betrouwbaar te houden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Het gaat om de zogenaamde Instroom-Doorstroombanen en om banen op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw). Vanaf januari 2004 is instroom in deze banen niet meer mogelijk, maar er zijn nog mensen die op deze banen werken.

Naar boven