29 453
Woningcorporaties

27 926
Huurbeleid

nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2005

Naar aanleiding van de brief van de Vaste Commissie van VROM d.d. 13 oktober 20051 ga ik in deze brief in op de twee punten van de commissie. Het eerste punt is een verzoek om te voorkomen dat in de herziening van het Besluit beheer sociale huursector (BBSH) en het Belastingplan 2006 verschillende definities worden gehanteerd van de commerciële en niet-commerciële activiteiten van woningcorporaties. Het tweede punt betreft het overleg met Eurocommissaris Kroes over het werkterrein en positie van de woningcorporaties waarover uw Kamer met mij wil overleggen alvorens er sprake is van een definitieve standpuntbepaling.

Eerst zal ik ingaan op laatstgenoemde punt. In de brief «Staatssteun en de sociale huursector in relatie tot de Europese regelgeving» d.d. 13 september 20052, heb ik aangekondigd dat ik in oktober van dit jaar een brief inzake het vernieuwde arrangement tussen overheid en woningcorporaties aan uw Kamer zou doen toekomen. In eerdere brieven heb ik aangegeven dat Nederland zelf de definitie voor de volkshuisvesting bepaalt en dat ik een EU-proof volkshuisvestingsstelsel beoog. Dit is ook in het AO van 15 september jl. (kamerstuk 29 453, nr. 24) ter sprake gekomen. Zoals in het AO besproken is, heb ik inmiddels op 26 oktober jl. een consulterend overleg met Eurocommissaris Kroes gehad om de onderlinge visies af te tasten. Ik zal over hetgeen hierin aan de orde is geweest, gaarne met uw Kamer overleggen.

Voor mijn brief is ook het advies over de zeggenschap en versterking van de positie van huurders(-organisaties) van de Commissie Leemhuis3, van belang dat op 11 oktober jl. is uitgebracht. In de brief zal ik op dit advies ingaan. Tenslotte vergt de nadere uitwerking van de op onderdelen complexe materie zorgvuldigheid. Daarvoor is ook meer tijd nodig.

Ik ben voornemens om de brief half december aan uw Kamer te doen toekomen.

Ten aanzien van het eerstgenoemde punt is thans in het kader van het Belastingplan 2006 het voorstel aanhangig een beperking van de vrijstelling te concretiseren in de Wet Vennootschapsbelasting op basis van een onderscheid naar activiteiten. In de brief inzake het vernieuwde arrangement tussen overheid en woningcorporaties, zal ik vanuit het perspectief van het wonen ingaan op het onderscheid tussen activiteiten die wel en niet in concurrentie met de markt worden uitgeoefend. Met inachtneming van het vernieuwde arrangement en de Europese staatssteunregels, zal de staatssecretaris van Financiën na overleg met mij de vrijstelling zo nodig nader bepalen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Definitie activiteiten woningcorporaties en overleg met Eurocommissaris Kroes (05-VROM-B085).

XNoot
2

TK 2004–2005, 29 453, nr. 20.

XNoot
3

«Verbetering positie en zeggenschap huurders», 11 oktober 2005. Kamerstuk 27 926, nr. 78.

Naar boven