29 453 Woningcorporaties

Nr. 223 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2012

Inleiding

Bij brief van 16 december 2011 heeft u mij verzocht om uw Kamer regelmatig te informeren over Woningstichting Geertruidenberg (WSG) en corporaties met soortgelijke problemen en u voorafgaand aan het Algemeen Overleg Corporaties (2 februari aanstaande) te informeren over de laatste stand van zaken ten aanzien van deze corporaties. Ik maak van de gelegenheid gebruik om u tevens te informeren over de (financiële) problemen die zijn ontstaan bij corporatie Laurentius. Tenslotte informeer ik u over de laatste ontwikkelingen bij corporatie Beter Wonen.

WSG

Eerder heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over de problemen die zijn ontstaan bij WSG en de maatregelen die zijn genomen (het geven van een aanwijzing en het aanstellen van een externe toezichthouder). Deze maand heb ik de eerste maandrapportage van dhr. G. Erents (de externe toezichthouder) ontvangen. WSG heeft aan het eerste deel van de aanwijzing voldaan door binnen de gestelde termijn een saneringsaanvraag in te dienen en is thans bezig om aan het tweede deel te voldoen (het indienen van een saneringsplan voor 1 juni 2012). Verder is van belang om te vermelden dat de twee nog zittende leden van de Raad van Commissarissen (RvC) per 1 januari 2012 hun functie hebben neergelegd. De recent benoemde voorzitter van de RvC start een procedure om nieuwe leden voor de RvC te werven. Het contract met de interim-bestuurder is verlengd tot 1 april 2012.

Laurentius

Woningcorporatie Laurentius (Breda en omgeving, circa 9 000 woningen) heeft eind 2011 voor twee projecten borging aangevraagd bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het WSW heeft deze projecten afgewezen voor borging. Omdat voor een van de twee projecten reeds verplichtingen waren aangegaan, moest Laurentius een betaling doen ultimo 2011. Doordat het WSW de liquiditeiten had geoormerkt kon deze betaling slechts geschieden onder de titel van borging van tijdelijke liquiditeitstekorten.

Indien sprake is van borging van tijdelijke liquiditeitstekorten, dient het WSW onverwijld met de achtervangers in contact te treden.

Op 19 januari 2012 heeft overleg plaatsgevonden met onder andere de bestuurder van Laurentius en twee leden van de RvC van deze corporatie, alsmede het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en het WSW. In dit gesprek is medegedeeld dat het CFV tot verscherpt toezicht zal overgaan.

Er is overeengekomen dat Laurentius:

  • Uiterlijk 1 maart bij het CFV en het WSW een doorgerekend en extern gevalideerd projectenoverzicht (inclusief deelnemingen) aanlevert waaruit aangegane verplichtingen blijken dan wel of projecten kunnen worden gestopt of kunnen worden afgestoten;

  • Uiterlijk 1 maart bij het CFV en het WSW een extern gevalideerde 10-jaars doorrekening van deze projecten aanlevert conform CFV- en WSW-uitgangspunten;

  • Uiterlijk 1 maart bij WSW een financieringsplan aanlevert met betrekking tot de twee initieel voor borging afgewezen projecten.

Begin maart 2012 zullen partijen opnieuw bijeenkomen. Tot dat moment zet Laurentius lopende projecten in voorbereiding (waar mogelijk) stil, zullen er geen nieuwe projecten worden aangevangen, zullen in dit kader geen nieuwe verplichtingen worden aangaan en zal er geen niet-geborgde financiering worden aangetrokken.

Beter Wonen

In aanvulling op de brief die mijn ambtsvoorganger u op 20 december 2011 (Kamerstuk 29 453, nr. 220) heeft doen toekomen over dit onderwerp, kan ik u mededelen dat een van de twee leden van de commissie intern toezicht bij Beter Wonen per 1 januari 2012 zijn functie heeft neergelegd. In de individuele oordeelsbrief van mijn ambtsvoorganger van 29 november 2011 staat: «Op het punt van governance constateer ik dat uw corporatie niet voldoet aan alle statutaire bepalingen op het punt van het bestuur en de raad van toezicht. Ik verwacht dat u op korte termijn stappen onderneemt om de situatie weer in overeenstemming te brengen met de statutaire bepalingen op genoemde punten, waarbij ik er vanuit ga dat u met name voortvarendheid betracht ten aanzien van het benoemen van een raad van toezicht door de algemene vergadering.» Het moge duidelijk zijn dat dit punt onverkort van toepassing blijft.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven