29 453 Woningcorporaties

Nr. 220 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag 20 december 2011

Inleiding

Bij deze doe ik u een reactie toekomen naar aanleiding van het verzoek om binnen een week een actualisatie van de stand van zaken van de situatie omtrent Beter Wonen in Noord-Holland naar de Kamer te sturen.

Beter Wonen

Mijn ambtsvoorganger heeft u op 31 maart 2010 schriftelijk geïnformeerd over de situatie bij Beter Wonen. In deze brief is met name ingegaan op de schorsing van het bestuur, het terugtreden van de Raad van Toezicht (RvT) en de gang van zaken rond een forensisch onderzoek. In de brief is aangegeven dat er zal worden toegezien op het herstel van het intern toezicht, de beantwoording van vragen die zijn gerezen op het punt van integriteit en verbetering van de governance bij Beter Wonen.

Op 17 mei 2010 heeft mijn ambtsvoorganger u schriftelijk nader geïnformeerd naar aanleiding van een brief die door een voormalig lid van de RvT naar de Tweede Kamer was gestuurd. De inhoud van de brief sluit aan bij hetgeen in de brief van 31 maart 2010 is gesteld.

En tenslotte heeft mijn ambtsvoorganger u op uw verzoek op 29 augustus 2011 afschriften toegezonden van twee brieven aan dhr. R. die betrekking hebben op de situatie bij Beter Wonen. In de brieven aan dhr. R. wordt toegelicht waarom het niet in de rede ligt om – conform zijn verzoek – een extern toezichthouder bij Beter Wonen aan te stellen.

Een forensisch onderzoek bij Beter Wonen heeft in 2010 geen feiten opgeleverd waaruit zou blijken dat er bij Beter Wonen in het verleden sprake is geweest van frauduleus handelen. De integriteit van de huidige bestuurders staat niet ter discussie.

Op 10 december 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het voltallige bestuur en een tweetal leden van de commissie RvT van Beter Wonen met vertegenwoordigers van mijn ministerie en het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV). In het overleg heeft het bestuur bedenkingen geuit ten aanzien van de kwaliteit van het onderzoek en de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. Overigens deelt het bestuur de uiteindelijke bevindingen van de onderzoekers inzake het vermeende frauduleus handelen.

Tijdens voornoemd gesprek heeft de corporatie aangegeven bezig te zijn met de volgende acties:

  • Aanpassing van de statuten. Hierbij is aangegeven dat de corporatie in beginsel bereid is de naleving van de Governancecode Woningcorporaties op te nemen in de statuten.

  • Het opstellen van procedurebeschrijvingen voor alle werkprocessen.

  • Het voorbereiden van de aanstelling van nieuwe leden voor de Raad van Toezicht.

Nadat de RvT begin 2010 is afgetreden, heeft de Algemene Ledenvergadering (ALV) van Beter Wonen formeel nog geen nieuwe RvT benoemd. Er is toen wel een commissie RvT benoemd.

Het was de bedoeling dat de leden van deze commissie tijdens de ALV van 23 juni 2011 formeel als leden van de RvT benoemd zouden worden, maar ter vergadering werd duidelijk dat betreffende personen daar niet meer voor in aanmerking wilden komen. Twee van de drie leden van de commissie RvT wilden nog wel in die vorm actief blijven en dat zijn ze nog steeds.

Door de ALV is op 23 juni 2011 tot een «commissie van goede diensten» besloten, waarvoor dhr. Tommel (de voormalig staatssecretaris die betreffende ALV voorzat) onafhankelijke, gezaghebbende en deskundige leden zou gaan werven. Deze commissie kreeg een ruime opdracht met betrekking tot de reorganisatie van Beter Wonen en werd geacht te komen met een bindend voorstel dat de ALV in zijn geheel kon overnemen of afwijzen.

Op 29 november 2011 heeft op mijn departement een ambtelijk overleg plaatsgevonden met twee bestuurders van Beter Wonen (het derde bestuurslid is recentelijk opgestapt) en een van de resterende twee leden van de commissie RvT. In het gesprek werd duidelijk dat het bestuur – op advies van de huurdersbelangenvereniging – geen opdracht zal verlenen aan de beoogde commissie van goede diensten. Het bestuur zal daarover verantwoording afleggen in de ALV die naar verwachting in februari 2012 plaats zal vinden. Tevens zullen aan die ALV verschillende varianten van organisatiestructuren worden voorgelegd, waaruit de ALV mag kiezen. Het bestuur heeft in eerdergenoemd gesprek aangegeven te zullen adviseren om alles bij het oude te laten. Ik heb daar verder geen oordeel over, omdat dit primair een verenigingsaangelegenheid is en het aan de ALV is beslissingen te nemen over de toekomst op dit punt.

Een aanpassing van de statuten ligt nog niet in het verschiet. Aan de procedurebeschrijvingen wordt nog gewerkt.

In de individuele oordeelsbrief van mijn ambtsvoorganger van 29 november 2011 staat:

«Op het punt van governance constateer ik dat uw corporatie niet voldoet aan alle statutaire bepalingen op het punt van het bestuur en de raad van toezicht. Ik verwacht dat u op korte termijn stappen onderneemt om de situatie weer in overeenstemming te brengen met de statutaire bepalingen op genoemde punten, waarbij ik er vanuit ga dat u met name voortvarendheid betracht ten aanzien van het benoemen van een raad van toezicht door de algemene vergadering. Mijn beoordeling van de situatie van de governance bij Beter Wonen zal voor een belangrijk deel bepaald worden door de wijze waarop gevolg zal worden gegeven aan de wens van de algemene vergadering om een commissie van goede diensten een bindend voorstel aan de algemene vergadering te laten doen dat in zijn geheel zal worden overgenomen of afgewezen.»

Tenslotte speelt er nog de afwikkeling van het conflict tussen het bestuur van Beter Wonen en de voormalige RvT. Van beide kanten is er sprake van vorderingen en de zaak is aan de rechter voorgelegd. Op 13 juni 2011 heeft de rechter een tussenvonnis gedaan. Van belang is dat de oude RvT verplichtingen is aangegaan, hoewel de RvT statutair (en ook anderszins) geen bevoegdheid had om zelfstandig verplichtingen aan te gaan. De rechter heeft als uitgangspunt genomen dat Beter Wonen redelijke kosten, door de RvT gemaakt in het kader van een redelijke taakuitoefening, in beginstel dient te vergoeden. Naar het oordeel van de rechter zijn de kosten die de voormalige RvT heeft gemaakt na de ALV van 18 december 2009 niet redelijk en deze kosten hoeven derhalve door Beter Wonen niet te worden vergoed.

Het leeuwendeel van de door de voormalige RvT gemaakte kosten (inhuur juridisch en algemeen advies) is gemaakt na 18 december 2009. De voormalige leden van de RvT dienen nu persoonlijk voor de kosten op te draaien. Het gaat om een niet onaanzienlijk bedrag. Zowel van de zijde van VTW, Aedes als mijn ministerie is een beroep op het bestuur en de commissie RvT gedaan om te bezien of partijen in overleg mogelijk tot een andere uitkomst kunnen komen.

De situatie bij Beter Wonen blijft mijn aandacht houden, waarbij ik opmerk dat uit het door het CFV in dit jaar uitgebrachte financieel oordeel over de vermogenspositie blijkt dat, uitgaande van voortgezette verhuur van het bezit, de solvabiliteit ultimo 2010 voldoende is. Dit betekent dat de corporatie aan haar verplichtingen kan voldoen. Ook heeft de corporatie dit jaar een A1-oordeel van het CFV gekregen. Dat betekent dat de voorgenomen activiteiten passen bij de vermogenspositie van de corporatie en dat de continuïteit voldoende is gewaarborgd. Voor wat betreft de volkshuisvestelijke prestaties kan gesteld worden dat de corporatie voldoet aan de lokale opgave.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. E. Spies

Naar boven