29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 195 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2015

Met deze brief stuur ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uw Kamer op verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie een reactie op het bericht «Gevaarlijke tbs’er had niet vrij hoeven komen». In deze reactie beantwoord ik eveneens de schriftelijke vragen van het lid Van Oosten (VVD) over «een ex-tbs’er die in Leeuwarden een vrouw doodde» (ingezonden 22 oktober 2015).

De gebeurtenis in Leeuwarden, waarbij ernstige strafbare feiten zijn gepleegd tegen willekeurige vrouwen waarbij ook een vrouw om het leven is gekomen, heeft mij diep geschokt. Het is nauwelijks voor te stellen wat de slachtoffers en nabestaanden hebben moeten meemaken. Ik wil daarom deze brief beginnen met mijn medeleven uit te spreken naar de slachtoffers en de nabestaanden van deze vreselijke gebeurtenissen. Ik leef intens met hen mee.

Onafhankelijk onderzoek

Hoewel de verdachte in deze zaak geen strafrechtelijke titel had en er geen BOPZ-machtiging meer op hem van toepassing was, heeft de burgemeester van Leeuwarden de Inspectie Veiligheid en Justitie gevraagd een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar dit voorval. Ik sta daar volledig achter. Het onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie betrekt alle relevante feiten en omstandigheden in deze casus, met inbegrip van de tbs-geschiedenis en de zorgverlening aan betrokkene. Omdat betrokkene recentelijk nog was opgenomen in het kader van een rechterlijke machtiging in de GGZ, doen de Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg gezamenlijk onderzoek. Zodra het onderzoek gereed is zal ik uw Kamer op de hoogte brengen van de bevindingen.

In reactie op de schriftelijke vragen van het lid Van Oosten ga ik in deze brief in algemene zin in op de mogelijkheden die de maatschappij ten dienste staan om mensen die een gevaar vormen voor de samenleving gedwongen op te nemen en/of te behandelen, met als doel de maatschappij te beschermen. Ik ga daarbij in op de Gemeentewet, de Wet bopz, de (gemaximeerde) tbs-maatregel, de verlenging van de tbs-maatregel en de EHRM uitspraak inzake Van der Velden. Vanwege het lopende strafrechtelijke onderzoek en het lopende onafhankelijke onderzoek kan ik niet ingaan op de voorliggende casuïstiek. Deze brief krijgt daardoor een enigszins algemeen en technisch karakter.

Gemeentewet

Een burgemeester kan in voorkomende gevallen bevoegdheden aanwenden, wanneer hij van oordeel is dat de openbare orde wordt verstoord, of een ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan, bepaalde bevelen geven die hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde. Voorbeelden van zodanige bevelen zijn het opleggen van een gebiedsverbod of een contactverbod, beide vrijheidsbeperkende voorwaarden (art. 172, 3e lid, Gemeentewet).

Bopz

Bij personen die vanwege een psychische stoornis een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving kan, op verzoek van de officier van justitie of – in spoedsituaties – via een inbewaringstelling door de burgemeester, bij de rechter een rechterlijke machtiging (RM) op basis van de Wet bijzondere opname psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) worden aangevraagd. Waar dat aan de orde is, kan ook een rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz worden verkregen ten behoeve van personen die aansluitend aan het aflopen van de tbs-maatregel een gedwongen opname gewenst is. De rechter zal dan toetsen of aan de criteria van de wet Bopz is voldaan.

Wanneer de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waar de patiënt verblijft van oordeel is dat het uit de geestesstoornis voortvloeiende gevaar zover is verminderd dat (tijdelijke) terugkeer in de maatschappij verantwoord is, kan hij de patiënt verlof verlenen. Ook kan hij voorwaardelijk ontslag verlenen, hetgeen inhoudt dat de patiënt onder bepaalde voorwaarden naar huis mag (bijvoorbeeld als hij zich houdt aan bepaalde afspraken of zich laat behandelen/begeleiden door bepaalde behandelaren). De geneesheer-directeur dient een patiënt ontslag te verlenen indien naar zijn oordeel niet meer aan de eerdergenoemde voorwaarden voor de gedwongen opname wordt voldaan. In dat geval wordt gesproken van een tussentijdse beëindiging van de rechterlijke machtiging.

De tbs-maatregel

In gevallen waarin een strafbaar feit is gepleegd door een verdachte ingevolge zijn geestesstoornis, kunnen er door de rechter verschillende vormen van sancties en maatregelen worden opgelegd, waaronder de tbs-maatregel. De tbs-maatregel is een behandelmaatregel die tot doel heeft de samenleving te beschermen door het recidiverisico van een tbs-gestelde tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen door behandeling en een stapsgewijze resocialisatie. In het tbs-stelsel staat als gevolg daarvan de maatschappelijke veiligheid voorop.

Verlenging en duur tbs-maatregel

De rechter toetst periodiek, met tussenpozen van één of twee jaar op basis van het actuele recidiverisico of de tbs-maatregel moet worden verlengd. Als het recidiverisico nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, zal de rechter de tbs-maatregel verlengen. Ten behoeve van een verlengingszitting wordt een recent, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd van het forensisch psychiatrisch centrum (fpc) overlegd. Recente, relevante informatie omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene wordt opgenomen in dit advies. Mede op basis hiervan beoordeelt de rechter, op vordering van het openbaar ministerie (hierna: het OM), of de tbs dient te worden gecontinueerd. Of en hoe vaak een tbs-maatregel verlengd kan worden, is – los van het recidiverisico – afhankelijk van het type tbs dat door de rechter is opgelegd.

Type tbs-maatregel

Er zijn twee typen tbs. De tbs met voorwaarden en de tbs met verpleging van overheidswege. Voor de tbs met voorwaarden geldt een maximale wettelijke termijn van negen jaar, terwijl van de tbs met verpleging van overheidswege twee varianten bestaan: de gemaximeerde tbs, die op grond van de wet ten hoogste vier jaar duurt en de ongemaximeerde tbs.

Welke variant kan worden opgelegd, wordt bepaald door het door betrokkene gepleegde delict. De ongemaximeerde tbs-maatregel met verpleging van overheidswege kan alleen worden opgelegd wegens een zogeheten «geweldsdelict», een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (artikel 38e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht).

Een gemaximeerde tbs-maatregel staat de rechter altijd vrij, maar wordt doorgaans opgelegd indien geen sprake is van een volledig ten uitvoer gebracht geweldsdelict. De duur van de gemaximeerde tbs-maatregel is, gelet op het proportionaliteitsvereiste, maximaal vier jaar. Het opleggen van een gemaximeerde tbs-maatregel komt in de praktijk niet vaak voor. Uit cijfers van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) blijkt dat aan de overgrote meerderheid van de tbs-gestelden een ongemaximeerde tbs is opgelegd. In 2014 zijn bijvoorbeeld 84 mensen veroordeeld tot een ongemaximeerde tbs, en aan 10 personen is een gemaximeerde tbs opgelegd, in 2013 was deze verhouding 80 maal ongemaximeerde tbs versus 4 maal gemaximeerde tbs.

EHRM

In de uitspraak in de zaak Van der Velden heeft het EHRM geoordeeld dat in die zaak de tbs-verlenging niet conform de eisen was die de Nederlandse wet (artikel 38e, eerste lid, Sr, bezien in samenhang met artikel 359, leden 7 en 8 van het Wetboek van Strafvordering) daaraan stelt. Over deze uitspraak en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse rechtspraktijk is uw Kamer door de toenmalig Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie uitvoerig geïnformeerd, zowel mondeling als schriftelijk1 Onder verwijzing naar die discussie breng ik graag in herinnering dat de Hoge Raad in een arrest van 12 februari 2013 de betekenis van deze uitspraak van het EHRM voor de Nederlandse rechtspraktijk nader heeft geduid. Op grond van die uitleg is het risico dat de rechter een verzoek om verlenging van een tbs-maatregel zou moeten afwijzen wegens hetzelfde gebrek als in de zaak Van der Velden wezenlijk kleiner gebleken dan waar aanvankelijk rekening mee werd gehouden.

In de periode die gelegen is tussen de uitspraak van het EHRM op 31 juli 2012 en het arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2013, een periode waarin nog onduidelijkheid bestond over de exacte reikwijdte van de uitspraak van het EHRM, heeft de rechter in elf gevallen de tbs-maatregel beëindigd ondanks een negatief advies van het OM en deskundigen. De zaak van de verdachte uit Leeuwarden is daar één van.

Relevante wetsvoorstellen

Mede in antwoord op de schriftelijke vragen verwijs ik nog naar de volgende wetsvoorstellen die relevant zijn voor de bescherming van de maatschappij tegen personen die een gevaar vormen.

Het wetsvoorstel Langdurig Toezicht, dat op dit moment in de Eerste Kamer aanhangig is, zal in de toekomst meer mogelijkheden bieden om langer toezicht te kunnen houden op voormalig tbs-gestelden. In dit wetsvoorstel wordt een zelfstandige toezichtsmaatregel geïntroduceerd waaraan de rechter gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden kan verbinden. Die maatregel zou aansluitend aan de tbs-maatregel ten uitvoer kunnen worden gelegd en telkens verlengd kunnen worden, totdat het recidiverisico afdoende is teruggebracht.

De Wet bopz zal worden vervangen door de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die momenteel in uw Kamer aanhangig is. De Wvggz is wet die zorg op maat biedt waarbij zorg een combinatie is van behandeling en beveiliging. Op grond van dit wetsvoorstel kan iemand tijdelijk worden overgeplaatst naar een FPC indien dit vanuit veiligheidsoptiek gewenst is. Dit is ook voor een langere periode mogelijk. De vraag of met de extra wettelijke mogelijkheden in de Wvggz ook het steekincident en de moord hadden kunnen voorkomen is op basis van de thans beschikbare informatie niet te beantwoorden.

Op dit moment zijn er diverse mogelijkheden om de samenleving te beschermen tegen personen die een gevaar vormen. Of de beschikbare mogelijkheden in dit vreselijke geval op de juiste manier zijn ingezet en/of er aanvullende maatregelen nodig zijn kan ik op dit moment niet beoordelen. Ik wacht hiervoor op de resultaten van het onafhankelijke onderzoek. Zodra deze bekend zijn, zal ik deze u met een reactie aan uw Kamer doen toekomen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 29 452, nr. 156, Kamerstuk 29 452, nr. 163 en zie ook: Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 1473

Naar boven