Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2013
In het debat op 4 september jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 106, debat over het rapport
van de Taskforce TBS) over het rapport van de Taskforce TBS en het bericht dat mogelijk
111 TBS-ers vrijkomen, heb ik het lid Oskam (CDA) toegezegd schriftelijk te zullen
reageren op de door hem ingediende motie (Kamerstuk 29 452, nr. 162), voorafgaand aan de stemmingen hierover op dinsdag 10 september a.s.
Ik ben genoodzaakt deze motie te ontraden. Niet alleen is het erin geschetste probleem
reeds opgelost, zoals heeft mogen blijken in het genoemde debat, ook omdat reeds ruimschoots
is voldaan aan het verzoek de Kamer over dit dossier te informeren.
In het arrest van 12 februari 2013 heeft de Hoge Raad de betekenis van de uitspraak
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de Nederlandse rechtspraktijk
nader geduid en de kaders geschetst waarbinnen ook de verlengingsrechter in tbs-zaken
de mogelijkheid heeft om te oordelen over de vraag of het een geweldsdelict betreft.
Sinds dat arrest heeft zich – op één uitzondering na – geen zaak meer voorgedaan waarin
de tbs-gestelde door de rechter op vrije voeten is gesteld ondanks een negatief advies
van OM en deskundigen. De enige uitzondering betreft een uitspraak op 13 februari
2013, één dag na publicatie van het arrest van de Hoge Raad. Er zijn geen indicaties
dat het arrest in kwestie in een of meer toekomstige zaken geen soelaas zal kunnen
bieden.
Voorts beschik ik, met de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Helder1 (PVV), de toezending van het rapport van de hiertoe ingestelde taskforce2 en het reeds genoemde dertigledendebat van 4 september jl., niet meer over additionele
informatie die ik de Kamer zou kunnen doen toekomen, zoals de motie verzoekt.
Gelet op deze aspecten kom ik tot de conclusie de motie te moeten ontraden.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven