Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2014
Tijdens het Algemeen Overleg over TBS van 10 september jl. (Kamerstuk 29 452, nr. 181) en het VAO van 30 september jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 7, item 23) heb ik toegezegd om met de Minister van VWS in overleg te treden over en na te gaan
bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hoe zij onafhankelijk onderzoek naar
zorggerelateerde calamiteiten1 in tbs-instellingen waarborgen. Mede namens de Minister van VWS, informeer ik u hierbij
over de uitkomsten van dit overleg.
Zoals ik ook in het betreffende Algemeen Overleg heb aangegeven, ben ik van oordeel
dat het maximaal waarborgen van onafhankelijk onderzoek naar tbs-instellingen primair
dient plaats te vinden door het onafhankelijk oordeel te respecteren van de betreffende
inspecties, namelijk de Inspectie voor Veiligheid en Justitie (IVenJ) en de Inspectie
voor de Gezondheidszorg (IGZ). Daarbij past terughoudendheid ten aanzien van het stellen
van eisen aan inspecties over de wijze waarop zij hun onderzoek vormgeven.
Ik heb bij de IGZ nagevraagd welke werkwijze zij hanteert indien zich bij een tbs-instelling
een (mogelijke) calamiteit voordoet en welke eisen zij daarbij stelt. De eisen die
de IGZ stelt aan calamiteitenonderzoek zijn geformaliseerd en onder meer vastgelegd
in de Leidraad Meldingen IGZ 2013. Daarnaast vloeien uit de Kwaliteitswet zorginstellingen
(KWZi) een aantal taken voort voor de directie van de zorginstelling voor wat betreft
het onderzoeken van incidenten.
De werkwijze van de IGZ houdt in dat de zorginstelling de afweging maakt om een incident
als calamiteit te melden bij de IGZ, zoals verplicht is in de KWZi. De IGZ bepaalt
uiteindelijk na ontvangst van de melding van de zorginstelling of daadwerkelijk sprake
is van een calamiteit conform de wettelijke definitie. De IGZ stelt vervolgens vast
of er aanleiding is per direct zelf een onderzoek in te stellen.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij ieder overlijden van een patiënt/cliënt tijdens
of direct na de toepassing van een dwangmaatregel zoals fixatie. In de meeste andere
gevallen krijgen zorgaanbieders en tbs-instellingen in beginsel de gelegenheid om,
onder voorwaarden van de IGZ, zelf onderzoek te doen. Deze werkwijze dient ook om
het lerend vermogen bij de betrokken instelling te vergroten en om de zorgkwaliteit
te doen toenemen. De IGZ heeft een vast format waaraan een calamiteitenrapportage
moet voldoen. Eén van de eisen die de IGZ stelt aan elk onderzoek van een zorgaanbieder
is dat het onderzoeksteam alleen bestaat uit mensen die niet bij de behandeling van
de patiënt en ook niet bij de calamiteit betrokken zijn geweest. De IGZ kan daarnaast
extra eisen stellen waaraan het onderzoek moet voldoen, afhankelijk van de concrete
casus en de context. Een extra eis die de IGZ bijvoorbeeld kan stellen is dat, wanneer
de casus daarom vraagt, de zorgaanbieder bij het onderzoek onafhankelijke deskundigen
betrekt die niet aan de instelling zijn verbonden of dat het onderzoeksteam onder
leiding van een externe, onafhankelijke voorzitter komt te staan. Bij de beoordeling
neemt de IGZ ook de eerdere ervaringen met de betreffende zorginstelling mee en betrekt
zij informatie die zij vanuit het zogenoemde risicogestuurde toezicht over de instelling
heeft.
Wanneer de IGZ een instelling vraagt zelf onderzoek te doen, dan wordt het rapport,
voorzien van een reactie van de directie en een verbeterplan ingediend bij de IGZ.
Na ontvangst van de rapportage, beoordeelt de IGZ of de kwaliteit van het onderzoek
voldoende is geweest of dat er aanleiding is om zelf nader onderzoek te doen of handhavend
op te treden. Daarmee is altijd sprake van een onafhankelijke toetsing van de kwaliteit
en onafhankelijkheid van het onderzoek voordat de calamiteitenmelding wordt afgerond.
Met de IGZ hecht ik veel waarde aan de procedure zoals die hierboven uiteen is gezet.
Door deze procedure te volgen wordt de kwaliteit van het onderzoek naar calamiteiten
maximaal gewaarborgd, en wordt bevorderd dat het onderzoek bijdraagt aan het voorkomen
van gelijksoortige calamiteiten in de toekomst.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven