29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 147 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2012

1. Inleiding

Met deze brief doe ik uw Kamer mijn reactie toekomen op de uitzending van het tv-programma «De Vijfde Dag» van 22 maart jl. over de heer Van Tamelen. Hiermee voldoe ik aan het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 29 maart 2012 met kenmerk 2012Z06297/2012D14017. De uitzending van 22 maart schetst een beeld van het leven van betrokkene tijdens de periode waarin hij onder toezicht van de reclassering staat in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de hem opgelegde tbs-maatregel. Tevens vertelt betrokkene in de uitzending over zijn delict en over de periode dat hij in tbs-klinieken verbleef.

2. Ontvluchting

Betrokkene werd in 1990 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging wegens medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en medeplegen van doodslag. In 1997 wist hij, samen met een mede-tbs-gestelde, te ontvluchten uit de Dr. S. van Mesdagkliniek. Hierover is uw Kamer geïnformeerd met de brieven van 23 oktober 1997 (Kamerstukken 1997/1998, 25 698, nr. 1) en 18 februari 1998 (Kamerstukken 1997/1998, 25 698, nr. 4).

In de uitzending van 22 maart jl. vertelt betrokkene over zijn ontvluchting uit de Dr. S. van Mesdagkliniek. Hij zegt hierbij hulp te hebben ontvangen van een medewerkster van die kliniek, die volgens hem een seksuele relatie zou hebben gehad met de genoemde mede-tbs-gestelde. In opdracht van toenmalig Minister van Justitie Sorgdrager is onderzoek gedaan naar de ontvluchting van de twee veroordeelden, zowel door de kliniek als door de Rijksrecherche. De uitkomsten van de onderzoeken zijn aan uw Kamer gemeld in de eerdergenoemde brief van 18 februari 1998 en gaven geen aanleiding tot strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van personeelsleden. De uitlatingen van betrokkene in de uitzending van 22 maart jl. geven mij geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de onderzoeken.

3. Drugsgebruik door ondertoezichtgestelden

In de uitzending gebruikt betrokkene zichtbaar softdrugs. Hij doet tevens verschillende uitlatingen over dit gebruik. Drugsgebruik door veroordeelde delinquenten gedurende de tenuitvoerlegging van hun straf keur ik ten zeerste af, zeker wanneer dit gebruik het recidiverisico verhoogt en eerder delicten of ongewenste gedragingen heeft veroorzaakt. Wanneer een veroordeelde onder toezicht terugkeert in de maatschappij, kan de rechter het gebruik van (hard)drugs verbieden door aan de terugkeer de voorwaarde van een drugsverbod te verbinden. Dit was ook in het onderhavige geval één van de voorwaarden bij de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel van betrokkene. In het vonnis staat: «dat (...) betrokkene geen alcohol en/of (hard)drugs gebruikt indien en voor zover de reclassering dit van hem verlangt. Betrokkene accepteert/neemt deel aan alcoholtesten/urinecontroles. De uitslag van de testen kan opgevraagd worden door de reclassering.» Ter zitting werd door alle betrokken partijen de verwachting uitgesproken dat een totaalverbod van softdrugs voor betrokkene niet haalbaar was. Het opnemen van een dergelijk totaalverbod in de voorwaarden zou het slagen van het toezicht en daarmee het slagen van de resocialisatie in de weg staan. Bovendien werd door een onafhankelijke psychiater en een psycholoog aangegeven dat gecontroleerd gebruik van softdrugs bij betrokkene niet recidiveverhogend zou werken en was dit gebruik niet delictgerelateerd. Daarom kreeg hij van de reclassering als toezichthouder, in overeenstemming met het vonnis en met instemming van het Openbaar Ministerie, toestemming om gecontroleerd softdrugs te gebruiken. Hij mocht een vooraf vastgestelde, gelimiteerde hoeveelheid per week gebruiken, die ook als zodanig te controleren was door de reclassering, zolang dit geen negatieve invloed zou hebben op andere leefgebieden. Gebruik van alcohol en harddrugs werd niet toegestaan. Betrokkene werd tijdens de loop van het toezicht driemaal per week gecontroleerd door middel van urinecontroles. Gedurende het toezicht werd betrokkene eenmaal positief getest op het gebruik van harddrugs. Na overleg met het Openbaar Ministerie heeft betrokkene hiervoor van de reclassering een officiële waarschuwing gekregen.

4. Beslissing omtrent verlof

In de uitzending wordt ook stilgestaan bij de beslissing van toenmalig Minister van Justitie Hirsch Ballin inzake het verlof van betrokkene in 2010. Ten aanzien van de procedure rondom de verloftoetsing van tbs-gestelden wil ik opmerken dat deze met waarborgen is omkleed. Het als uitvloeisel van de commissie-Visser ingestelde onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT) toetst alle verlofaanvragen van tbs-gestelden. Het AVT heeft een adviserende bevoegdheid, zij het dat de Minister van Veiligheid en Justitie niet kan afwijken van een negatief advies. Op grond van het AVT-advies neemt de Minister een besluit. Bij een positief advies kan de verlofaanvraag gemotiveerd worden afgewezen. Zo wordt de kwaliteit van de verlofbeslissingen zoveel mogelijk professioneel geborgd, met behoud van de ministeriële verantwoordelijkheid.

In de onderhavige casus heeft de toenmalige Minister van Justitie afgeweken van het positieve advies inzake het verlenen van onbegeleid verlof aan betrokkene, omdat hij dit te risicovol achtte. Wel werd begeleid verlof toegestaan. Hoewel het niet vaak gebeurt, is afwijking van een positief advies van het AVT zoals gezegd mogelijk. De redenen daartoe kunnen juridisch, politiek of maatschappelijk van aard zijn. De Minister heeft bij een beslissing over het verlof immers, anders dan het AVT, niet alleen te maken met het resocialisatiebelang van de betrokken tbs-gestelde en het risico voor de samenleving, maar ook met belangen van de slachtoffers en/of nabestaanden, politieke gevoeligheden en juridische (on)mogelijkheden. Om die reden sta ik volledig achter de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het AVT en de Minister. Wel acht ik het van belang dat een afwijkende beslissing van de Minister duidelijk en zorgvuldig wordt gemotiveerd.

5. Beëindiging tbs-maatregel

Op 24 maart 2011 werd de tbs-maatregel van betrokkene contrair voorwaardelijk beëindigd. Bij voorkeur doorloopt een tbs-gestelde voorafgaand aan de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel alle stappen in het resocialisatietraject. Zo vindt de terugkeer van de tbs-gestelde in de maatschappij zo veilig en verantwoord mogelijk plaats. In onderhavige zaak is het resocialisatietraject niet geheel doorlopen als gevolg van de contraire voorwaardelijke beëindiging door de rechter. Na een periode van begeleid verlof kreeg betrokkene door de voorwaardelijke beëindiging meteen aanzienlijk meer vrijheden dan hij gewend was. De fasen van onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof werden hierbij overgeslagen. Deze beëindiging achtte ik onwenselijk, ook al werd betrokkene in elk geval nog een periode van een jaar begeleid door de reclassering op het meest intensieve toezichtniveau. Om te zorgen dat de tbs-maatregel nooit zonder enige vorm van voorbereiding op de terugkeer in de samenleving wordt beëindigd heb ik een wetswijziging ingediend, dat momenteel ter behandeling bij de Eerste Kamer ligt1. Een dergelijke abrupte terugkeer in de maatschappij vergroot immers het recidiverisico.

De voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging kan op grond van de huidige wetgeving ten hoogste een periode van negen jaar bedragen. In het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht stel ik voor dat deze maximale duur wordt geschrapt, waardoor langdurig en eventueel levenslang toezicht mogelijk wordt. Dit conceptwetsvoorstel ligt ter consultatie bij de adviesinstanties. Dit conceptwetsvoorstel voorziet tevens in een nieuwe toezichtsmaatregel voor voormalige tbs-gestelden die een ernstige gewelds- of zedendelict hebben gepleegd, en wier terbeschikkingstelling is geëindigd en voor ex-gedetineerden die een zedendelict hebben gepleegd. Deze maatregel biedt de rechter de mogelijkheid om gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden te stellen, zoals een verbod op consumptie van drugs en alcohol, en hierop langdurig of, indien noodzakelijk, levenslang toezicht te laten houden door de reclassering. De rechter weegt bij de oplegging en de tenuitvoerlegging van de maatregel de ernst van het strafbaar feit, de omstandigheden van het geval, de persoon van de dader en de belangen van het slachtoffer of de samenleving.

6. Slot

De uitzending toont dat de tbs-maatregel van betrokkene op 22 februari 2012 door de rechter volledig werd beëindigd. Deze beslissing was wederom contrair. De rechter wees de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de tbs-maatregel af. Het Openbaar Ministerie is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. Gedurende de periode tot aan het hoger beroep blijft de tbs-maatregel, en daarmee het toezicht op betrokkene door de reclassering, van kracht.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 32 337.

Naar boven