Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2019
Hierbij reageer ik op het verzoek van het lid Van Brenk (50PLUS) naar aanleiding van
het nieuwbericht «Kamer: geblunder bij CBR oplossen» uit de Telegraaf. Ik beantwoord
daarna de vragen van de leden Schonis (D66) en Von Martels (CDA) naar aanleiding van
het bericht in de Telegraaf van 1 mei 2019 inzake de coulanceregeling Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)(Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2871).
Net als uw Kamer vind ik het ook erg vervelend dat mensen de dupe zijn van de wachttijden
bij het CBR. De afgelopen periode heb ik met uw Kamer meerdere malen van gedachten
gewisseld over de mogelijkheden en helaas ook onmogelijkheden van het bieden van coulance
aan mensen die buiten hun schuld met een verlopen rijbewijs zitten. Ik heb vanaf de
initiële vraag van uw Kamer uitgebreid gekeken naar wat er mogelijk is zonder daarbij
onverantwoorde risico's te lopen voor de verkeersveiligheid. Daarbij zijn ook de adviezen
van de Landsadvocaat meegenomen. Een coulanceregeling zoals door de Kamer gevraagd
waarbij de medische geschiktheid van de mensen nog niet is vastgesteld, vind ik niet
verantwoord vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid om de redenen zoals beschreven
in mijn brief van 1 mei j.l. aan uw Kamer (Kamerstuk 29 398, nr. 700). Wel worden de kosten van een spoedprocedure, alsmede de directe kosten die mensen
hebben moeten maken door toedoen van de wachttijden bij het CBR, vergoed door het
CBR.
Het is heel spijtig dat hiermee geen oplossing kan worden geboden voor de mensen die
uiteindelijk wel rijgeschikt worden bevonden en wachten op hun rijbewijs terwijl ze
op tijd zijn begonnen. Daar ben ik me van bewust. Daarom blijft het CBR inzetten op
oplossingsrichtingen om deze groep te helpen. Het CBR helpt mensen waarvan het rijbewijs
is verlopen of verloopt nu als eerste, waarbij rekening wordt gehouden met het moment
waarop iemand de aanvraag is gestart. Op die manier wil het CBR voorkomen dat mensen
de dupe worden van de lange wachttijden.
Ik realiseer mij dat de dag na het verlopen van het rijbewijs iemand niet ineens gevaarlijker
op de weg hoeft te zijn. Feit is wel dat 40% procent van de mensen die de keuring
doorloopt uiteindelijk een beperkte geschiktheid (38%) of ongeschiktheid (2%) krijgt
opgelegd.
We hebben met het CBR gekeken of we mensen met een goed keuringsverslag, dat wil zeggen
alleen maar «neetjes» en die geen medische historie bij het CBR hebben versneld kunnen
helpen. Dit gebeurt momenteel, deze worden namelijk automatisch door het systeem beoordeeld.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga