Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2010
Tijdens het Algemeen Overleg van 16 december j.l. over Verkeersveiligheid (29 398, nr. 203) heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over twee onderwerpen: het verschil in het maximumbedrag aan letselschadevergoeding
tussen openbaarvervoersbedrijven en het verhalen van schade naar aanleiding van bijstandverlening aan een verkeersslachtoffer.
Met deze brief doe ik deze toezegging, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, gestand.
Het lid Roefs heeft gevraagd om uitleg te geven over het verschil in het maximumbedrag dat openbaarvervoersbedrijven uitkeren
bij letsel- of overlijdensschade voor enerzijds vervoer per spoor en anderzijds het vervoer over de weg.
De aansprakelijkheid van de vervoerder voor letsel- of overlijdensschade van reizigers in het geval van binnenlands personenvervoer
per spoor of per weg is beperkt. De aansprakelijkheidslimieten voor personenschade zijn laatstelijk bij Besluit van 24 november
2008 (Staatsblad 2008, 505) vastgesteld. Dit Besluit stelt verschillende bedragen vast voor vervoer over de weg en vervoer over spoor. Het limiteringsbedrag
is voor vervoer over de weg (busvervoer), over door de Locaalspoor- en Tramwegwet aangewezen locaalspoorwegen (bijvoorbeeld
de Randstadrail) en stadsspoorwegen (metro) of tramwegen (tram) vastgesteld op € 1.000.000,– per reiziger met een maximum
van € 15.000.000,– per gebeurtenis. Voor deze bedragen is aangesloten bij richtlijn nr. 2005/14/EG (vijfde Wet aansprakelijkheidsverzekering
motorrijtuigen (Wam)-richtlijn). Een lagere limiet per reiziger is op grond van de uitspraak van het Hof van Justitie (30 juni
2005, C 537/03), dat het materiële aansprakelijkheidsrecht de werking van de Wam-richtlijnen niet mag ondermijnen, niet goed
verdedigbaar.
Voor vervoer over spoor (trein) is in het genoemde besluit bepaald dat de aansprakelijkheidslimiet 175.000 rekeneenheden (thans
ongeveer € 197.500,–) is. De nieuwe limiet vloeit voort uit Verordening (EG) nr. 1371/2007, eerder bedroeg deze € 137.000,–. De verhoging van dit bedrag is overigens afgestemd met de vervoersbedrijven,
consumentenorganisaties en andere instanties die deelnemen aan het overlegorgaan Verkeer en Waterstaat. Bovendien sluiten
de aansprakelijkheidslimieten voor zowel het vervoer over de weg als vervoer per spoor aan bij internationale regelgeving.
Voor het vervoer per spoor geldt geen maximum aansprakelijkheidslimiet per gebeurtenis. Bij het vaststellen van de aansprakelijkheidslimiet
per persoon is daarom rekening gehouden met het uitgangspunt dat een openbaarvervoersbedrijf dat vervoer per spoor aanbiedt,
zich redelijkerwijs moet kunnen verzekeren tegen letselschade.
De tweede vraag van uw Kamer betrof een geval waarbij een getuige van een verkeersongeval zijn auto ter beschikking stelde
om een slachtoffer tijdelijk in op te vangen. Na aankomst van de hulpverlening bleek dat er mogelijk sprake was van nekletsel
bij het slachtoffer, waarna is besloten om het dak van de auto te verwijderen. Uw Kamer heeft de vraag aan de orde gebracht
hoe het mogelijk kan zijn dat de eigenaar van deze auto de schade niet vergoed heeft gekregen.
De schade is in het betreffende geval ontstaan door maatregelen van de hulpdiensten die zijn genomen om eventuele letselschade
van het slachtoffer te beperken. Dergelijke schade kan ingevolge artikel 6:96 lid 2 BW op de aansprakelijke partij verhaald
worden. De aansprakelijke partij is vervolgens ingevolge de artikelen 6:107 BW verplicht om ook de schade van derden die het
gevolg is van dergelijke schadebeperkende maatregelen, te vergoeden. Daarbij is niet van belang dat het verwijderen van het
dak van de auto, achteraf niet nodig bleek te zijn. Op het moment dat de brandweer hiertoe besloot moest er immers rekening
worden gehouden met eventueel nekletsel van het slachtoffer.
Het ligt daarom in de lijn der verwachting dat de schade in dit soort gevallen vergoed zal worden door de aansprakelijkheidsverzekeraar
van de veroorzaker van het ongeval. Wanneer de veroorzaker van het ongeval onverzekerd of onbekend is, kan men een beroep
doen op het Waarborgfonds. Uit de berichtgeving heb ik echter begrepen dat dit laatste in het betreffende geval niet aan de
orde is en de zaak inmiddels met de aansprakelijkheidsverzekeraar wordt afgehandeld1.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin