29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

34 104 Langdurige zorg

Nr. 122 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 4 juli 2023 een petitie in ontvangst genomen namens de Noord Nederlandse Coöperatie van Zorgorganisaties (NNCZ) getiteld «Geef de ouderenzorg zuurstof – draai de kortingen terug». De commissie heeft mij gevraagd om een reactie op de petitie. Bij de stemmingen van 12 september 2023 heeft het lid Dijk (SP) mij gevraagd om per brief uiteen te zetten hoe ik van plan ben om te gaan met de Kaderbrieven Wlz (Kamerstuk 34 104, nrs. 360, 363 en 390) en het IBO ouderenzorg (Kamerstuk 29 389, nr. 118) die door uw Kamer controversieel verklaard zijn. Op dat verzoek ga ik in deze brief in.

De petitie «Geef de ouderenzorg zuurstof – draai de kortingen terug»

Ook ik heb deze petitie in ontvangst genomen, zowel op 4 juli als op 5 september waar ik evenals enkele leden van uw Kamer aanwezig was op de manifestatie in Den Haag en gesprekken heb gevoerd met bezorgde zorgmedewerkers. Daarnaast ontving ik voor het zomerreces brieven van in regio’s samenwerkende VVT-zorgaanbieders. In de petitie en de brieven ging het om twee onderwerpen. Als eerste wordt aangegeven dat de transitie van de ouderenzorg, zoals bedoeld in het «Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen»-programma (WOZO) als noodzakelijk wordt gezien en dat de zorgaanbieders deze transitie ondersteunen en willen vormgeven. Veel aanbieders zijn daar ook al mee aan de slag. Als tweede wordt aangegeven dat door de cumulatie van maatregelen en uitzonderlijke omstandigheden de financiële druk met name in 2024 als (te) groot wordt ervaren.

De afgelopen periode heb ik gesproken met onder andere vertegenwoordigers vanuit meerdere regio’s en afzonderlijke zorgaanbieders. Ook vanuit het perspectief van de cliënten(raden) heeft een gesprek plaatsgevonden. De gesprekken gaven inzicht in de financiële situatie in 2024 met een doorkijk naar latere jaren. Zorgaanbieders geven aan dat zij voor 2024 een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden verwachten, waaronder een hoog ziekteverzuim, hoge inzet van tijdelijk personeel niet in loondienst (PNIL) en inflatie. Er zijn verschillen per zorgaanbieder en per regio en voornoemde omstandigheden zijn niet uniek voor de ouderenzorg, maar spelen breder in de zorg.

Daarnaast gaat het onder meer om het besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om de NHC te verlagen en de maatregelen uit het coalitieakkoord ten aanzien van de doorontwikkeling van het kwaliteitskader en meerjarig contracteren die ook in 2024 hun beslag krijgen in het tarief. Het betreft dus een cumulatie van voorziene en onvoorziene factoren, die niet alleen door overheidsbeleid zijn veroorzaakt. Dit doet echter niets af aan de zorgen die in de sector leven en die ik ook begrijp.

Uit gesprekken die ik heb gevoerd blijkt eens te meer dat zorgaanbieders en zorgkantoren zich samen met mij verantwoordelijk voelen voor de toegankelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid van de ouderenzorg nu en in de toekomst en voor de transitie die daarvoor nodig is. Zorgaanbieders zien hierin voor zichzelf een belangrijke rol door te sturen op een efficiënte bedrijfsvoering, laag ziekteverzuim en minder inhuur van PNIL. Zorgkantoren moeten reële prijzen hanteren en hebben vanuit hun verantwoordelijkheid besloten om de richttariefpercentages voor 2024 te verhogen. Deze richttariefpercentages zijn het vertrekpunt van de individuele inkoopgesprekken die zorgaanbieders en zorgkantoren regionaal met elkaar maken. Voor de ouderenzorg wordt het richttariefpercentage voor 2024 verhoogd van 95,5% naar 96,4%. De aanleiding hiervoor is de actualisatie van de richttarieven op basis van de beschikbaar gekomen jaarrekeningen over 2022.

Controversieel verklaren (meerjarige) kaderbrieven

Recent heeft de Tweede Kamer in de procedurevergadering aangegeven de afschriften van de (meerjarige) Kaderbrieven Wlz en het IBO ouderenzorg controversieel te verklaren. Het lid Dijk heeft bij de stemmingen op 12 september gevraagd om een brief over de wijze waarop ik met dit besluit van de Kamer om zal gaan. Ik ga graag in op dit verzoek.

Op basis van de Wmg ben ik verplicht om na Prinsjesdag een budgettair kader Wlz voor 2024 definitief vast te stellen. De demissionaire status van het kabinet en de controversieel verklaring leiden ertoe dat ik het budgettair kader Wlz enkel voor 2024 vaststel. Het vaststellen van het budgettair kader voor 2025 en verder is aan een volgend kabinet. Ik acht het aangewezen om discussies over de invulling van mijn verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg voor kwetsbare mensen en met mogelijke gevolgen voor de begroting, nu Prinsjesdag aanstaande is, bij de behandeling van de begroting van VWS met uw Kamer te voeren. Wat betreft het IBO-ouderenzorg, laat ik verdere besluitvorming aan het volgende kabinet.

Tot slot

Met deze brief geef ik tevens invulling aan de motie van de leden Sahla en Den Haan1 die de regering verzoekt om onderzoek te doen naar het effect van het voornemen om de NHC te verlagen en hierover nog voor 2024 te rapporteren aan de Tweede Kamer. Gezien de samenloop zoals hiervoor geschetst, gaat het voor de zorgaanbieders niet zozeer om de geïsoleerde effecten van de NHC verlaging maar om het totaalbeeld. De NZa onderzoekt komend jaar de systematiek van de NHC berekening in samenspraak met zorgaanbieders.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 31 765, nr. 782.

Naar boven