29 362 Modernisering van de overheid

L BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2024

Met deze brief bied ik u de derde serie van Standen van de Uitvoering op het VWS-domein aan.1 Het doel van de Standen van de Uitvoering is het verbeteren van de publieke dienstverlening via het structureel versterken van de aandacht voor de uitvoering. Eenzelfde brief wordt aangeboden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Het Ministerie van VWS heeft diverse organisaties in het «concern VWS» die verschillende soorten taken uitvoeren op afstand van het ministerie: als uitvoerder, toezichthouder, adviseur en/of kennisinstelling. Dit jaar brengen zes van deze organisaties een Stand van de Uitvoering uit: het CAK, aCBG, CCMO, CIBG, CIZ en DUS-I. Ik waardeer het dat zij wederom energie hebben gestoken in het zo toegankelijk mogelijk maken van de knelpunten die zij, of de burgers en organisaties waar zij voor werken, op dagelijkse basis ervaren. Volgend jaar wordt opnieuw aan alle organisaties de mogelijkheid geboden hun signalen op deze manier met de Kamer en het brede publiek te delen.

In deze brief reageer ik per organisatie. Aan het slot van de brief besteed ik aandacht aan twee vaker terugkomende knelpunten: gegevensuitwisseling en vroegtijdige betrokkenheid bij beleidsvorming (conform het Beleidskompas).

Wetten en regels maken de uitvoering soms complex, wat kan leiden tot schrijnende situaties en onbegrip bij burgers. Het CAK vraagt het parlement om aandacht te hebben voor deze situaties en te kijken naar concrete oplossingen in wet- en regelgeving voor de door het CAK benoemde knelpunten.

Gezamenlijk met het CAK is het Ministerie van VWS aan de slag met het oppakken van de door het CAK geadresseerde punten. Tot op heden is het effect voor de burger nog beperkt, maar op een aantal punten is al wel voortgang gemaakt. Zo wordt per 1 juli 2024 de opslag voor de bestuursrechtelijk premie, voor burgers die hun zorgverzekering niet (kunnen) betalen en hierdoor hun zorgverzekering via het CAK betalen, verlaagd van 20% naar 10%. Ook op nieuw geadresseerde punten is voortgang. De afschaffing van de «compensatie vervallen ouderentoeslag» is aangekondigd in de Voorjaarsnota 2024.2 Daarnaast wordt gezamenlijk met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het CAK onderzocht of het begrip «duurzaam gescheiden leven» in de AOW nader gedefinieerd kan worden, waardoor bij opname in een zorginstelling van een of beide partners de keuzemogelijkheid voor «ongewild duurzaam gescheiden leven», die op dit moment bestaat, komt te vervallen.

Het CAK roept de politiek daarnaast op terughoudend te zijn met het beleggen van nieuwe en gewijzigde taken bij het CAK. Dit zodat het CAK zijn verandercapaciteit zoveel mogelijk kan inzetten voor zijn veranderopgave en de implementatie van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning. Waar mogelijk, ben ik, als Minister van VWS, terughoudend met het beleggen van nieuwe en gewijzigde taken bij het CAK.

Het aCBG speelt een belangrijke rol bij het uitvoeren van wettelijke taken zoals het beoordelen van aanvragen voor registratie van medicijnen, het bewaken van bijwerkingen en risico’s en de coördinatie van het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten. Het is daarom van belang dat er gezamenlijk, door het Ministerie van VWS en het aCBG, gekeken wordt naar knelpunten in de uitvoering van deze wettelijke taken.

Recent is een belangrijke stap gezet met het vaststellen van het nieuwe Europese tarievenstelsel voor geneesmiddelenbeoordeling. Dit stelsel legt een gedegen financieel fundament onder het beoordelingswerk dat het aCBG uitvoert. Op dit moment wordt in Europa onderhandeld over de nieuwe Europese farmaceutische wetgeving. Om nu al mogelijke knelpunten bij de uiteindelijke implementatie te voorkomen, wordt op dit moment door het Ministerie van VWS en het aCBG nauw samengewerkt in de beoordeling van deze wetgeving.

De CCMO benoemt in haar Stand van de Uitvoering de grote invloed die zij ervaart op haar werkzaamheden als gevolg van een aantal Europese verordeningen. Ik herken dit signaal. Dit is ook naar voren gekomen uit de recente gecombineerde evaluatie van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) en de CCMO, alsmede uit de benchmarkstudie klinisch onderzoek die Nederland met andere Europese landen vergelijkt.

Deels speelt deze problematiek op Europees niveau: in alle Europese landen worden problemen ervaren met het informatiesysteem voor klinische trials en met de overgang naar de nieuwe regelgeving. Tegelijkertijd zijn er mede door het decentrale karakter van medisch-ethische toetsing in Nederland specifieke problemen die op nationaal niveau moeten worden aangepakt. Op korte termijn houdt dit in dat de CCMO meer taken op zich heeft moeten nemen. Daardoor zijn het personeelsbestand en de financiering gegroeid.

Zoals ook uit de aanbevelingen van de wetsevaluatie blijkt, is het op langere termijn noodzakelijk om te kijken hoe het Nederlandse medisch-ethische toetsingssysteem efficiënt en toekomstbestendig ingericht kan worden. Hiervoor werk ik samen met de CCMO, de METC’s en andere belanghebbenden om een visie en structureel houdbaar systeem vorm te geven. Dit zal ook aan bod komen in de kabinetsreactie op de wetsevaluatie, waar op dit moment aan wordt gewerkt.

Het CIBG identificeert in zijn Stand van de Uitvoering twee verbeterpunten, te weten het verbeteren van de integraliteit van de publieke dienstverlening, en het elkaar versterken in de ontwikkeling en uitvoering (van beleid en) van wet- en regelgeving.

Ik onderschrijf de geformuleerde punten en de maatregelen die het CIBG heeft benoemd. Dit heeft ertoe geleid dat het Ministerie van VWS nadere invulling geeft aan het coördinerend opdrachtgeverschap om het CIBG op termijn meer beleidsmatige integraliteit te bieden. Dit is een uitdaging die door het overheidsbrede programma Werk aan Uitvoering wordt ondersteund binnen het thema «Samenwerking verbeteren in de (ambtelijke sturings-)driehoek». Extra aandacht is er binnen dit thema voor het meervoudig opdrachtgeverschap.

Het CIZ licht in zijn Stand van de Uitvoering vier knelpunten uit die het ervaart in de uitvoering van zijn taken, te weten de complexiteit van zorgprofielen; de onmogelijkheid te indiceren met terugwerkende kracht bij een bestaande Wlz-indicatie; het handtekeningenbeleid in de Wlz; en gegevensverwerking.

Ik ben blijvend in gesprek met het CIZ over uitdagingen en knelpunten die zij tegenkomen als poortwachter van de toegang tot de langdurige zorg. In het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) richten landelijke partijen, waaronder het CIZ, zich onder meer op het bevorderen van vitaal ouder worden in een omgeving die aansluit op de behoefte van ouderen. Daarbij worden mensen gestimuleerd om op tijd na te denken over later en de manier waarop zij zaken willen regelen als zij zorg nodig hebben en een indicatie aanvragen bij het CIZ. Ik ondersteun de beweging die het CIZ inzet op digitalisering en vereenvoudiging van het indicatieproces, met oog voor de werkdruk van zorgverleners en de mogelijkheden voor administratieve lastenverlichting voor cliënten. Ik verken dan ook met het CIZ de benodigde wetswijzigingen om deze veranderingen te faciliteren.

Enkele uitdagingen, zoals de houdbaarheid van zorgprofielen, hebben betrekking op het grotere vraagstuk rondom de toekomst van de langdurige zorg en vragen om een politiek-bestuurlijke afweging. Gezien de demissionaire status van het kabinet kunnen dergelijke vraagstukken niet op korte termijn worden opgepakt.

DUS-I benoemt in zijn Stand van de Uitvoering vier type uitdagingen waarvoor de dienst gesteld staat en laat zien hoe deze uitdagingen doorwerken voor zijn klanten. De Stand is tevens voorzien van een actieagenda. Het Ministerie van VWS gaat samen met DUS-I aan de slag met deze uitdagingen. Ik onderschrijf het belang dat DUS-I al in een vroeg stadium betrokken wordt bij het ontwerpen van nieuwe regelingen, zodat zij kunnen adviseren over de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en aansluiting op de behoeften van instellingen en burgers. Het Subsidielab, dat DUS-I in het leven heeft geroepen om opdrachtgevende directies hierover te adviseren, levert hier een mooie bijdrage aan. Met de uitrol van het Beleidskompas (zie verderop) zal vroegtijdige betrokkenheid van DUS-I en andere uitvoerders structureel geborgd worden. Het Ministerie van VWS gaat met DUS-I in gesprek over de mogelijke noodzaak van prioriteren en de meerwaarde van het meer clusteren van regelingen binnen het subsidielandschap van het ministerie.

Voorts onderkennen we dat de huidige financiering van DUS-I meerjarige investeringen bemoeilijkt, zoals het tijdig investeren in IT of het voorzien in voldoende beschikbare capaciteit van medewerkers. Het Ministerie van VWS is daarom intensief in gesprek met DUS-I om tot passende oplossingen te komen.

Overkoepelende knelpunten

Gegevensdeling

In hun Standen van de Uitvoering besteden het CAK, het CIBG, het CIZ en DUS-I aandacht aan gegevensdeling. Dit is in lijn met de Standen van vorig jaar. Het Ministerie van VWS werkt in rijksbreed en interdepartementaal verband aan het oppakken en oplossen van knelpunten in gegevensdeling. Daarbij gaat het naast de casuïstiek ook over het ontwikkelen van methoden en technieken om gegevensdelingsvraagstukken voortvarend op te kunnen pakken. Voorbeelden van initiatieven zijn:

  • Jaarlijks initieert het Ministerie van VWS het wetstraject Verzamelwet gegevensverwerking VWS (hierna: verzamelwet). Deze verzamelwet bevat samenhangende, apolitieke onderwerpen op het beleidsterrein van het Ministerie van VWS en ziet op het creëren van een juridische grondslag voor het verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens. Ook voor de nu gerapporteerde knelpunten zien we deze verzamelwet als een instrument om op een effectieve manier kleine wetswijzigingen door te voeren, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de publieke dienstverlening;

  • Het Ministerie van VWS werkt samen met het programma Interbestuurlijke Datastrategie (IBDS) van het Ministerie van BZK voor de aanpak en ondersteuning bij casuïstiek, met als doel om daar overheidsbreed van te leren.

De status van de verschillende verzamelwetten is als volgt:

Wetstraject

Status

Verzamelwet gegevensverwerking VWS I

Op 6 oktober 2023 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Op 16 april 2024 is besloten het wetsvoorstel te agenderen voor een plenair debat.

Verzamelwet gegevensverwerking VWS II

Het wetsvoorstel ligt bij de Raad van State (RvS). De RvS verwacht eind mei 2024 met een advies te komen.

Verzamelwet gegevensverwerking VWS III

Momenteel worden de reacties op de internetconsultatie verwerkt. Daarnaast worden de reacties op de adviesaanvragen verwerkt.

Verzamelwet gegevensverwerking VWS IV

Een VWS-brede uitvraag voor wetsonderwerpen loopt.

Gegevensdelingsproblematiek is vaak complex. De analyse en het vaststellen van de beste oplossingsrichting vragen een grote tijdsinvestering van zowel beleid als uitvoering. Veelal kunnen knelpunten weggenomen worden door aanpassing in wet- en regelgeving. Dit komt doordat het grootste gedeelte van de bekende gegevensdelingsproblematiek voortkomt uit het ontbreken van voldoende heldere grondslagen. Met het jaarlijkse traject van de verzamelwet kan het Ministerie van VWS versnellen in het wegnemen van de knelpunten, maar daarmee kent het realiseren van een juridische grondslag alsnog een doorlooptijd van twee tot drie jaar. Daarbij wegen het Ministerie van VWS en de betrokken concernorganisaties gezamenlijk prioriteiten af. Er is immers niet altijd de capaciteit om alle vraagstukken met evenveel urgentie op te pakken.

Tot slot dienen bij de start van wetgeving en beleidsvorming effecten op de informatievoorziening inzichtelijk te worden gemaakt middels stappen in het Beleidskompas (zie hierna). Het doel daarvan is waar mogelijk al vooraf gegevensuitwisseling goed in te richten bij nieuwe regelingen.

Vroegtijdige betrokkenheid bij beleidsvorming en het Beleidskompas

Het CIBG en DUS-I vragen in hun Stand aandacht voor vroegtijdige betrokkenheid bij beleidsvorming. Het Beleidskompas is sinds 2023 de centrale werkwijze voor het maken van beleid bij de rijksoverheid. Het Beleidskompas bevat alle elementen die belangrijk zijn bij een goede beleidsvoorbereiding, waaronder het borgen van het structureel vroegtijdig betrekken van uitvoerings- en toezichtorganisaties. Bij de implementatie van het Beleidskompas bij het Ministerie van VWS zijn de concernorganisaties mede daarom nadrukkelijk vanaf het begin betrokken, zodat zij kunnen aangeven hoe die betrokkenheid voor hen het best vorm kan krijgen. Ook het doenvermogen van burgers, waar het CAK, het CIZ en DUS-I aandacht voor vragen in hun Stand, is een kwaliteitseis in het Beleidskompas.

Tot slot

Ik ben de zes organisaties die de investering hebben gedaan om een Stand van de Uitvoering op te stellen, zeer erkentelijk. Daarmee bieden zij het kabinet en het parlement verdiepend inzicht in de uitvoering van hun taken en in de dilemma’s en knelpunten die zij ervaren. De ervaren knelpunten en signalen vragen om oplossingen, maar deze liggen niet altijd eenvoudig voor handen. Ik heb in deze brief benoemd waar we ons op richten en welke voortgang er geboekt is. Daarnaast zal elke Stand afzonderlijk worden besproken om dieper in te kunnen gaan op problematiek en oplossingsrichtingen.

Vanuit de beschikbare middelen voor Werk aan Uitvoering zijn tijdens de voorjaarsbesluitvorming aanvullende plannen goedgekeurd voor het CAK en het CIZ. Ik verwacht dat deze middelen bestaande knelpunten verder zullen helpen oplossen.

De organisaties hebben mij laten weten van harte bereid te zijn om een nadere toelichting te geven op deze rapportages.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Voor eerdere brieven zie Kamerstukken 2021/2022, 29 362, nr. 307 en Kamerstukken 2022/2023, 29 362, nr. 329.

X Noot
2

Kamerstukken 2023/2024, 36 550 XVI, nr. 2.

Naar boven