29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 329 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2023

Met deze brief bied ik u de tweede serie van Standen van de Uitvoering op het VWS-domein aan. Het doel van deze Standen van de Uitvoering is het structureel versterken van de aandacht voor de uitvoering. In juni 2022 heb ik u de eerste serie aangeboden.1 Een zelfde brief wordt aangeboden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Ik ben trots op de zeven organisaties die de investering hebben gedaan om een Stand van de Uitvoering op te stellen. Daarmee bieden deze organisaties het kabinet en het parlement verdiepend inzicht in de uitvoering van hun taken en in de dilemma’s en knelpunten die zij ervaren; een belangrijk onderdeel van de feedbackloop tussen beleid en uitvoering. Ik neem de signalen en ervaringen serieus. Daarom zal het Ministerie van VWS in gesprek gaan met elke organisatie afzonderlijk over hun Stand van de Uitvoering. De ervaren knelpunten en signalen vragen om oplossingen, maar deze liggen niet altijd eenvoudig voor handen. Daarom vind ik het noodzakelijk om gezamenlijk met de uitvoering de problematiek te doorgronden en te zoeken naar oplossingsrichtingen. Deze gesprekken worden de komende periode gevoerd.

Sommige oplossingsrichtingen vragen om een politiek-bestuurlijke afweging. Andere knelpunten zijn een gegeven, zoals de krapte op de arbeidsmarkt en (daarmee) de hoge werkdruk. Deze is voelbaar in het hele zorgveld en de bredere samenleving. Ook het groeiende taken- en opdrachtenpakket en de soms hoge tijdsdruk die daarbij komt kijken, past in een bredere ontwikkeling waarin de verwachtingen van de samenleving hoog liggen en overheidsdiensten zich hard moeten inspannen om aan die verwachtingen te kunnen voldoen. Deze dilemma’s zullen worden geadresseerd in de gesprekken.

Het Ministerie van VWS heeft een twintigtal organisaties in het «concern VWS» die verschillende soorten taken uitvoeren op afstand van het ministerie: als uitvoerder, toezichthouder, adviseur of kennisinstelling. Dit jaar brengen zeven organisaties een Stand van de Uitvoering uit (ten opzichte van vier vorig jaar): het CAK, aCBG, CCMO, CIBG, CIZ, DUS-I en RIVM.2 Deze organisaties hebben allemaal – direct of indirect – contact met burgers of instellingen. Volgend jaar wordt opnieuw bekeken of en waar uitbreiding wenselijk is, rekening houdend met organisaties die al op andere manieren hun signalen met de Kamer delen, zoals de IGJ en de NZa.

  • Het CAK is verantwoordelijk voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning, verblijf in een zorginstelling of een persoonsgebonden budget. Ook verricht het CAK betalingen aan zorgaanbieders op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Daarnaast voert het CAK regelingen uit voor mensen die anders buiten het Nederlandse zorgstelsel vallen, zoals regelingen voor onverzekerden en burgers met een premieachterstand.

  • Het agentschap van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG) ondersteunt het zelfstandig bestuursorgaan College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Het CBG reguleert de kwaliteit, werking en veiligheid van een medicijn, en stimuleert het juiste gebruik door de juiste patiënt. Het aCBG zorgt voor de voorbereiding en uitvoering van besluiten van het CBG.

  • De Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) waarborgt de bescherming van studiedeelnemers die zijn betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek. Dit doet de CCMO samen met 14 medisch-ethische toetsingscommissies (METC) door toetsing van voorstellen voor onderzoek.

  • Het CIBG biedt burgers, (zorg)professionals en (overheids)organisaties transparante en betrouwbare data over zorg en welzijn. Het CIBG geeft inzicht in wie is wie, wie kan wat en wie mag wat bij taken, onder andere via registers en knooppunten zoals het Donor- en BIG-register.

  • Het CIZ stelt indicaties voor de Wlz en toetst het besluit tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). Ook brengt het CIZ, in opdracht van het Ministerie van SZW, een advies uit aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de zorgbehoefte van kinderen, wanneer ouders een aanvraag indienen voor dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (DKIZ).

  • De Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) is een expertisecentrum op het gebied van subsidies en is verantwoordelijk voor de uitvoering van ruim honderd subsidieregelingen van mijn ministerie en het Ministerie van OCW.

  • Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zet zich in voor een gezonde bevolking en een duurzame, veilige en gezonde leefomgeving. Het voert preventieprogramma’s uit; het monitort gezondheid, ziekten en de kwaliteit van de leefomgeving en het milieu; draagt bij aan het voorkomen, bestrijden en beheersen van incidenten en crises en doet daartoe wetenschappelijk onderzoek; en het verzamelt, duidt en deelt de beschikbare wetenschappelijke kennis.

Rode draden

Uit de Standen van de Uitvoering heb ik vijf rode draden geïdentificeerd: (1) gegevensuitwisseling, (2) knellende situaties voor burgers, (3) een groeiend takenpakket, (4) de wens tot vroegtijdige betrokkenheid bij beleidsvorming en (5) personele krapte en werkdruk. Deze knelpunten komen deels overeen met de (Rijksbreed opgehaalde) knelpunten uit de Staat van de Uitvoering, die afgelopen januari aan uw Kamer is aangeboden.3

Gegevensuitwisseling

Een rode draad in de Standen is het ervaren van knelpunten in het uitwisselen van (persoons)gegevens. Het CAK, CIZ, DUS-I en het RIVM geven aan een wettelijke grondslag te missen om bepaalde persoonsgegevens te mogen (her)gebruiken en/of verwerken, met als doel de dienstverlening te verbeteren. Ook bij het tegengaan van fraude en misbruik en oneigenlijk gebruik worden soms mogelijkheden tot gegevensuitwisseling gemist, benoemen het CIZ en DUS-I.

Knellende situaties voor burgers

Het zorgstelsel leidt in de praktijk soms tot moeilijkheden voor burgers, benoemen het CAK en het CIZ. Bij het behandelen van een individuele zorgvraag zijn vaak veel verschillende zorgverleners en instanties betrokken, waarbij het voor de burger niet altijd duidelijk is wie welke informatie heeft en welke regels van toepassing zijn. Het CIZ en het CAK geven in hun Standen verschillende voorbeelden van waar het kan schuren in o.a. de Wlz, de Zorgverzekeringswet (Zvw) en in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).

Groeiend takenpakket

Meerdere organisaties geven aan dat hun opdrachten- en takenpakket de afgelopen jaren is gegroeid. Of het nu gaat om het uitvoeren van subsidieregelingen (DUS-I), het toetsen van onderzoeksvoorstellen (CCMO), het beoordelen van medicijnen (aCBG) of het stellen van indicaties voor de Wlz (CIZ); de hoeveelheid werk wordt groter, vaak onder hoge tijdsdruk.

Wens tot vroegtijdige betrokkenheid bij beleidsvorming

Uitvoeringsorganisaties hebben door hun dienstverlening inzicht in hoe wet- en regelgeving uit kan pakken voor burgers en zorgprofessionals. Onder meer het CIBG, CCMO en DUS-I geven aan dat hun kennis en ervaring in de praktijk vaker vroegtijdig gebruikt kan worden bij de ontwikkeling of wijziging van beleid. De uitvoeringstoets is hiertoe een belangrijk middel dat consequenter kan worden ingezet, zo benoemen bijvoorbeeld het RIVM en het CIBG.

Personele krapte en werkdruk

aCBG, DUS-I, CCMO en het CIZ benoemen in hun Stand de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Het is voor organisaties moeilijk om personeel met specifieke inhoudelijke expertise aan te trekken en te behouden. De krapte zorgt voor extra werkdruk en uitval bij reeds zittende medewerkers en heeft daarom op meerdere manieren impact op organisaties.

Tot slot

Met deze brief heb ik u de tweede Stand van de Uitvoering op het VWS-domein aangeboden, bestaand uit rapportages van zeven organisaties die sterk verschillen, maar toch ook veel gelijksoortige ervaringen hebben. Ik nodig u uit de afzonderlijke Standen te lezen om te zien hoe deze uitdagingen er voor elke organisatie afzonderlijk uitzien en welke oplossingen zij zien. De organisaties hebben mij laten weten van harte bereid te zijn om een nadere toelichting te geven op deze rapportages.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

Kamerstuk 29 362, nr. 307.

X Noot
2

Zie bijlage

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstuk 29 362, nr. 321.

Naar boven